ECLI:NL:RBMNE:2022:3092

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
30 juli 2022
Zaaknummer
1630158721
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na winkeloverval met mes

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2022, stond de verdachte terecht voor een winkeloverval die plaatsvond op 5 november 2021 in Driebergen-Rijsenburg. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van afpersing door middel van bedreiging met geweld. Tijdens de zitting op 17 juni 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank, met de kanttekening dat de verdachte niet gedwongen was tot afgifte van de goederen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte door het tonen van een mes de [slachtoffer] in een positie heeft gebracht waarin deze moest gedogen dat de goederen werden weggenomen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was. Dit oordeel was gebaseerd op rapporten van deskundigen die concludeerden dat de verdachte lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een autisme spectrum stoornis en schizofrenie, die zijn gedragsregulatie ernstig beïnvloedden.

De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank heeft geen straf of maatregel opgelegd, maar heeft wel de in beslag genomen goederen, waaronder een mes en hennep, verbeurd verklaard en het geldbedrag van 430 euro teruggegeven aan de rechthebbende, te weten de [bedrijf]. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b, 36d en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/301587-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2022 en 17 juni 2022. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F. Visser, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 november 2021 te Driebergen-Rijsenburg door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen om € 435,- en levensmiddelen, toebehorende aan de [bedrijf] , af te geven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij als kanttekening is geplaatst dat [slachtoffer] niet is gedwongen tot afgifte van de voedingsmiddelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen, van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Dat geldt, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ook voor het dwingen tot afgifte van de voedingsmiddelen. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Afgifte is in het algemeen een daad van diegene op wie dwang wordt uitgeoefend, maar dat behoeft dit niet noodzakelijkerwijs een fysieke handeling te zijn. Ook het gedogen dat iets wordt weggenomen, kan onder bepaalde omstandigheden als afgifte worden aangemerkt. [1] Uit het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden van de [bedrijf] volgt dat verdachte de voedingsmiddelen op de toonbank heeft gelegd, waarna [slachtoffer] de goederen heeft opgepakt, gescand en weer heeft teruggelegd. Vervolgens richt de verdachte een mes op [slachtoffer] , pakt hij de voedingsmiddelen weer op en stopt deze in de door hem meegebrachte zak. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op deze wijze het mes te tonen [slachtoffer] in een positie heeft gebracht waarin zij heeft moeten gedogen dat de goederen werden weggenomen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van de voedingsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 november 2021 te Driebergen-Rijsenburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten in totaal 435 euro) en meerdere voedingsmiddelen, toebehorende aan de [bedrijf] , door
- in de [bedrijf] naar de kassa te lopen, waar die [slachtoffer] achter stond, en meerdere voedingsmiddelen af te geven en, nadat die [slachtoffer] die voedingsmiddelen had gescand, die voedingsmiddelen in zijn, verdachtes, vuilniszak te stoppen en
- die [slachtoffer] een (groot) mes tonen en dat mes op die [slachtoffer] te richten en
- met dat mes op de kassa te tikken en daarbij te zeggen dat die [slachtoffer] de kassa open moest maken en dat hij, verdachte, die [slachtoffer] niet wilde steken en dat die [slachtoffer] niet op een knopje moest drukken, en
- toen die [slachtoffer] niet begreep wat verdachte bedoelde, tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde en dat die [slachtoffer] de kassa open moest maken, en
- toen die [slachtoffer] de kassa had opengemaakt en meerdere malen biljetten (in totaal 435 euro) uit de kassa had gehaald en op de toonbank had gelegd, die biljetten te pakken en in zijn, verdachtes, vuilniszak te stoppen, en
- daarna richting de uitgang van de [bedrijf] weg te lopen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en heeft daarom gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een Pro Justitia rapportage van 4 april 2022, opgemaakt door mw. dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater;
- een Pro Justitia rapportage 31 maart 2022, opgemaakt door mw. drs. L. Heukelom, GZ-psycholoog, met assistentie van mw. drs. A.I. Staff, psycholoog;
- een reclasseringsrapportage van 25 mei 2022, opgemaakt door mw. F.A.M. Diemer, reclasseringswerker.
Het rapport, opgemaakt door psychiater mw. dr. I.F.F.M. Elzakkers, houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een autisme stoornis, schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, in volledige remissie in een gereguleerde omgeving, een ongespecificeerde voedings-of eetstoornis en ouder-kind relatieproblematiek. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren deze stoornissen ook aanwezig, was verdachte onder invloed van een psychose met grootheidsgedachten en gedesorganiseerd denken en gedrag en was verdachte onder invloed van cannabis, waardoor zijn remmingen verminderden en zijn psychose vermoedelijk verergerde en de mogelijkheid om afwegingen te maken nog verder verminderde. Bij verdachte is ook sprake van ASS. Ziektebesef en inzicht ontbreken bij verdachte. De psychiater adviseert de rechtbank om het ten laste gelegde bij een bewezenverklaring in het geheel niet toe te rekenen aan verdachte. Verdachte is op 21 februari 2022 middels een zorgmachtiging geplaatst op [instelling 1] , [afdeling 1] , in [plaats] . De psychiater adviseert om deze reeds afgegeven zorgmachtiging via de WVGGZ gedurende een langere tijd te continueren om het recidivegevaar te kunnen beperken.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog mw. drs. L. Heukelom, komt tot dezelfde conclusies. Hieraan wordt toegevoegd dat verdachte ten gevolge van de psychotische stoornis de winkel niet vanuit een bewuste keuze, maar vanuit een impulsieve reactie heeft overvallen. De problematiek van verdachte is dermate fors en interfereert met zijn functioneren, dat hij niet in staat wordt geacht tot het adequaat reguleren van zijn gedrag en het overzien van de consequenties. Ook de psycholoog adviseert de rechtbank om het tenlastegelegde bij een bewezenverklaring niet aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog stelt zich op het standpunt dat behandeling noodzakelijk wordt geacht en dit het best vormgegeven kan worden binnen de huidige zorgmachtiging. Ook de psycholoog adviseert om de zorgmachtiging voort te zetten.
Tot slot stelt ook de reclassering zich op het standpunt dat het reeds gestarte behandeltraject in het kader van een zorgmachtiging passend is en een forensisch kader niet op zijn plaats en toereikend zal zijn.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en is van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.GEEN OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte niet te veroordelen tot het opleggen van enige maatregel. Verdachte verblijft in een zorginstelling op grond van een zorgmachtiging en lijkt daar op zijn plek te zijn. Een aanvullend forensisch kader vanuit het strafrecht wordt door de officier van justitie niet noodzakelijk geacht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf worden opgelegd. De rechtbank zal ook geen maatregel aan verdachte opleggen. De rechtbank merkt op dat ten aanzien van verdachte een civielrechtelijke zorgmachtiging is verleend. Door de deskundigen wordt het passend geacht om verdachte op grond van die machtiging te behandelen en zodoende het recidiverisico verder te beperken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank verder gebleken dat verdachte op dit moment op de [afdeling 2] van de [instelling 2] verblijft en dat daar de komende tijd nader wordt ingezet op diagnostiek en het bieden van een passende behandeling. De behandelaar van verdachte heeft bovendien medegedeeld dat een verlenging van de zorgmachtiging aangevraagd zal worden om verdachte binnen het behandelingskader te houden. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de huidige zorgmachtiging voldoende mogelijkheden biedt om het recidiverisico te beperken. De rechtbank ziet daarom geen nut in het opleggen van een maatregel.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- 430 EUR
- 1 STK Mes
- 2 ZAK Hennep Redstone
- 2 zakjes hennep Cannactiva
9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het geldbedrag te retourneren aan de rechthebbende, te weten de [bedrijf] . Het mes en de hennep dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Beslissing van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Mes, verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten 2 ZAK Hennep Redstone en 2 zakjes hennep Cannactiva, gelet op artikel 13a van de Opiumwet, onttrekken aan het verkeer.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten 430 EUR, aan de rechthebbende, te weten de [bedrijf] .

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 36b, 36d en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingten aanzien van dat feit;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Mes;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2 ZAK Hennep Redstone;
  • 2 zakjes hennep Cannactiva;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [bedrijf] , van het voorwerp:
430 EUR;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is mondeling uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten in totaal 435 euro) en/of een of meerdere voedingsmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, door
- in de [bedrijf] naar de kassa te lopen, waar die [slachtoffer] achter stond, en/of een of meerdere voedingsmiddelen af te geven en/of, nadat die [slachtoffer] die voedingsmiddelen had gescand, die voedingsmiddelen in zijn, verdachtes, vuilniszak te stoppen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een (groot) mes tonen en/of dat mes op die [slachtoffer] te richten en/of
- (vervolgens) met dat mes op de kassa te tikken en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer] de kassa open moest maken en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer] niet wilde steken en/of dat die [slachtoffer] niet op een knopje moest drukken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens), toen die [slachtoffer] niet begreep wat verdachte bedoelde, tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld wilde en/of dat die [slachtoffer] de kassa open moest maken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens), toen die [slachtoffer] de kassa had opengemaakt en/of meerdere malen biljetten (in totaal 435 euro) uit de kassa had gehaald en/of op de toonbank had gelegd, die biljetten te pakken en/of in zijn, verdachtes, vuilniszak te stoppen en/of
- (daarna) richting de uitgang van de [bedrijf] weg te rennen/lopen.
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Vgl. HR 20 december 1988, NJ 1989, 683, meer recentelijk herhaald in HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5232.