In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsuitkering van eiser door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. Eiser ontving een bijstandsuitkering, maar werd op 18 juni 2020 uit zijn woning gezet na een vonnis van de rechtbank. Naar aanleiding van deze ontruiming beëindigde verweerder de bijstandsuitkering per dezelfde datum, omdat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden waar hij verbleef. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 22 april 2021 verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, maar in het bestreden besluit van 11 mei 2021 bleef de beëindiging van de bijstandsuitkering in stand.
Tijdens de zitting op 6 december 2021 heeft eiser verklaard dat hij zich op 17 juni 2020 had gemeld bij een daklozenopvang in Hilversum en daar een daklozenuitkering had aangevraagd. De rechtbank overweegt dat het recht op bijstand enkel bestaat in de gemeente waar de bijstandbehoevende zijn woonplaats heeft. Aangezien eiser na de ontruiming geen woonplaats meer had in de gemeente Gooise Meren, was de beëindiging van de bijstandsuitkering terecht. De rechtbank oordeelt dat verweerder de beëindiging van de bijstandsuitkering op juiste gronden heeft gehandhaafd en dat er geen aanknopingspunten zijn voor onzorgvuldigheid in de besluitvorming. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.