ECLI:NL:RBMNE:2022:3016
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard, indexeringspercentage in strijd met goede procesorde
In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2021 een aanslag ontvangen op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarbij de waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [plaats] voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 633.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 25 oktober 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 mei 2022 via een Teams-beeldverbinding, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, een tussenwoning uit 1904 met een gebruiksoppervlakte van 140 m2, door verweerder is gewaardeerd op basis van de vergelijkingsmethode. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 573.000,- voor. De rechtbank oordeelde dat verweerder met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser meegewogen, maar kwam tot de conclusie dat de referentiewoningen die door verweerder zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn.
Eiser voerde aan dat het indexeringspercentage in bezwaar niet inzichtelijk was gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat het aanvoeren van deze procedurele gronden in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat de door verweerder gehanteerde percentages onvoldoende gemotiveerd waren betwist. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.