ECLI:NL:RBMNE:2022:3014
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard; indexeringspercentage en goede procesorde
In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2021 een aanslag ontvangen op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarbij de waarde van zijn woning in [plaats] voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 260.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar is op 4 november 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 mei 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van mening verschillen over de WOZ-waarde van de woning. Eiser stelt dat de waarde lager moet zijn, namelijk € 225.000,-, terwijl verweerder de vastgestelde waarde handhaaft. De rechtbank oordeelt dat verweerder met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij de argumenten van eiser meegewogen, maar deze brachten de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder dat het indexeringspercentage niet inzichtelijk is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat deze gronden in strijd zijn met de goede procesorde, omdat eiser deze niet tijdig heeft herhaald. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de waarde van de woning op een juiste manier heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.