ECLI:NL:RBMNE:2022:3013
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing van het indexeringspercentage
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, waarin de WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 339.000,-. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 305.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 mei 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij verweerder een taxatiematrix heeft overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde.
De rechtbank oordeelt dat verweerder met de overgelegde taxatiematrix en de toelichting ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder dat het indexeringspercentage niet inzichtelijk is gemaakt en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de onderhoudstoestand van de woning. De rechtbank heeft deze argumenten beoordeeld en geconcludeerd dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de waarde van de woning voldoende heeft onderbouwd en dat de gekozen referentiewoningen geschikt zijn voor de vergelijking.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.