2.2Warmtevoorziening voor [wooncomplex 1] en [wooncomplex 2] bevat een warmtenet
2.2.1De rechtbank stelt voorop dat het idee dat alleen stadsverwarming een warmtenet is inmiddels door alle ontwikkelingen is achterhaald. Zo zijn er steeds meer warmtevoorzieningen waarbij er een lagere temperatuur dan bij stadsverwarming wordt geleverd. De temperatuur moet daarna nog met installaties – zoals een warmtepomp – worden verhoogd. Een voorbeeld van een dergelijke voorziening is een WKO-installatie. Volgens de wetgever is de Warmtewet ook van toepassing op deze warmtevoorzieningen.Dat betekent dus dat de wetgever ervan uitgaat dat (onderdelen van) een warmtevoorziening in de vorm van een WKO-installatie in beginsel onder de reikwijdte van een warmtenet kunnen vallen.
2.2.2Zoals in de vorige paragraaf is toegelicht, is de warmtevoorziening van [wooncomplex 1] en [wooncomplex 2] een WKO-installatie. Als de rechtbank vervolgens kijkt naar deze warmtevoorziening en die naast de definitie van een warmtenet in de Warmtewet legt, dan stelt de rechtbank vast dat in ieder geval twee onderdelen van de warmtevoorziening onder de reikwijdte van het begrip ‘warmtenet’ vallen. Het gaat dan om het lokaal bronnet en de leidingen die over het dak van [wooncomplex 1] lopen. De rechtbank licht hieronder – onder andere aan de hand van de argumenten van de Woningstichting en de Minister – toe hoe zij tot deze conclusie komt.
2.2.3De Woningstichting stelt zich op het standpunt dat het lokaal bronnet onderdeel uitmaakt van het warmtenet, omdat het dienstbaar is aan het transport van warmte.
2.2.4Volgens de Minister is dat niet zo. Het bronnet is niet dienstbaar aan het transport van warmte, maar zorgt voor de voeding van de warmtepomp. Daarnaast ligt het bronnet naast het gebouw [wooncomplex 1] . Dat maakt het bronnet volgens de Minister gebouwgebonden en daarom geen warmtenet. Op zitting lijkt de Minister daaraan te hebben toegevoegd dat het bronnet onderdeel uitmaakt van de productie-installatie die zich in de technische ruimte op het dak van [wooncomplex 1] bevindt omdat het bronnet voor de voeding van de warmtepomp zorgt. Ook daarom is het bronnet volgens verweerder gebouwgebonden en dus geen warmtenet.
2.2.5De rechtbank stelt voorop dat – zoals eerder ook is opgemerkt – de door de Minister gebruikte term ‘gebouwgebonden’ niet in de definitie van een warmtenet in de Warmtewet voorkomt. Voor zover het bronnet dus al gebouwgebonden zou zijn, wil dat dus niet zeggen dat het daardoor geen warmtenet meer is. Dat betekent ook dat de door de Minister genoemde omstandigheid dat het bronnet naast het gebouw [wooncomplex 1] ligt, niet uitsluit dat het om een warmtenet in de zin van de Warmtewet kan gaan.
2.2.6Als de rechtbank vervolgens naar de definitie van een warmtenet kijkt, dan stelt zij vast dat het in de eerste plaats moet gaan om het geheel van tot elkaar behorende, met elkaar verbonden leidingen, bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen dienstbaar aan het transport van warmte. Onder warmte wordt in de Warmtewet verstaan: “thermische energie die ten behoeve van ruimteverwarming of verwarming van tapwater wordt geleverd door middel van transport van water”. De rechtbank stelt vast dat het bronnet een stelsel van leidingen is dat dienstbaar is aan het transport van warmte. De leidingen van het bronnet transporteren immers (energie in het) water met – kort gezegd – als doel verwarming. Dat het water dat door het bronnet gaat nog verder wordt verwarmd door een warmtepomp doet hier niet aan af. Niet de temperatuur van het water bepaalt of sprake is van transport van warmte, maar het doel van het transport.Anders dan de Minister stelt, vindt de rechtbank het bronnet dus wél dienstbaar aan het transport van warmte.
2.2.7De rechtbank stelt vervolgens vast dat in de tweede plaats uit de definitie van een warmtenet volgt dat leidingen in een inpandig leidingstelsel, een binneninstallatie of een gebouw of werk van een producent die strekken tot de toe- of afvoer van warmte ten behoeve van dat inpandig leidingstelsel, die binneninstallatie of dat gebouw of werk van een producent, geen warmtenet zijn. De vraag is dus of het bronnet zich in een inpandig leidingstelsel, binneninstallatie of gebouw of werk van een producent bevindt en strekt tot de toe- en afvoer van warmte voor dat inpandig leidingstelsel, die binneninstallatie of dat gebouw of werk van een producent. De rechtbank stelt vast dat het bronnet zich niet bevindt in een inpandig leidingstelsel of een binneninstallatie. Het gaat in dit kader dus alleen om de vraag of het bronnet zich bevindt in een gebouw of werk van een producent én strekt tot de toe- en afvoer van warmte voor dat gebouw of werk. Die laatste zinssnede is relevant, omdat leidingen die zich in het gebouw of werk van een producent bevinden die niet dienen tot de toe- en afvoer van warmte voor dat specifieke gebouw of werk, wél onderdeel uitmaken van een warmtenet.
2.2.8De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat het bronnet zich in een werk van een producent bevindt. Bij een WKO-installatie zoals die van de Woningstichting is het namelijk de vraag wat precies moet worden beschouwd als onderdeel van een werk van een producent. Zijn dat bijvoorbeeld de WKO-bronnen, is dat de technische ruimte met warmtewisselaar en warmtepomp of is dat het geheel van bronnen, leidingen en installaties die voor de productie van warmte zorgen? Uit de Warmtewet en de parlementaire geschiedenis daarvan kan dit niet worden opgemaakt. Hoewel dus niet geheel duidelijk is of het bronnet onderdeel uitmaakt van een werk van een producent, kan de rechtbank wel vaststellen dat het bronnet in ieder geval niet strekt tot de toe- of afvoer van warmte ten behoeve van een werk van een producent. Het bronnet is immers, zoals hiervoor gezegd, dienstbaar aan het transport van warmte die uiteindelijk bij de eindgebruikers (in [wooncomplex 1] en [wooncomplex 2] ) terecht komt. Niet is gesteld of gebleken dat het bronnet dient voor de toe- en afvoer van warmte voor het werk van een producent.
2.2.9Dat betekent dat het bronnet een leidingstelsel is dat dienstbaar is aan het transport van warmte en dat geen onderdeel uitmaakt van een onder de in de definitie uitgezonderde categorieën. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het bronnet valt binnen de reikwijdte van het begrip warmtenet in de zin van de Warmtewet.
b. Leidingen over het dak
2.2.10De Woningstichting stelt zich op het standpunt dat ook de leidingen die over het dak van [wooncomplex 1] lopen vanuit de technische ruimte naar de punten waar de leidingen de gebouwen ingaan, te beschouwen zijn als warmtenet. Er is namelijk een opstalrecht gevestigd op (onder meer) deze leidingen ten behoeve van de warmteleverancier waardoor de leidingen juridisch gezien in eigendom van de warmteleverancier zijn en niet van de gebouweigenaar. Daardoor maken ze volgens de Woningstichting geen onderdeel uit van [wooncomplex 1] of van een inpandig leidingstelsel in [wooncomplex 1] . De Woningstichting vindt daarnaast dat het feit dat er bij [wooncomplex 2] als back-upvoorziening cv-ketels aanwezig zijn, niet maakt dat er geen sprake meer is van een warmtenet. De cv-ketels dienen alleen als back-up in het geval van storingen en als piekvoorziening. Dat is niet ongebruikelijk bij warmtenetten, omdat de warmteleverancier op grond van de Warmtewet verplicht is betrouwbare warmte te leveren.
2.2.11De Minister vindt dat de leidingen op het dak onderdeel uitmaken van het gebouw van [wooncomplex 1] en daarmee van het inpandig leidingstelsel. Het opstalrecht doet daar volgens de Minister niet aan af, omdat dit slechts een juridische scheiding in eigendom betekent en het de feitelijke situatie niet verandert. De leidingen over het dak vormen daarom voor [wooncomplex 1] geen warmtenet. Volgens de Minister zouden de leidingen wel als een warmtenet kwalificeren als zij niet op het dak, maar in de grond zouden zijn geplaatst. De Minister stelt daarnaast dat de leidingen – voor zover die warmte leveren aan [wooncomplex 2] – in principe wél onder de reikwijdte van het begrip warmtenet vallen, omdat de leidingen niet op het gebouw van [wooncomplex 2] liggen. Toch vindt de Minister het geen warmtenet, omdat bij [wooncomplex 2] cv-ketels aanwezig zijn.
2.2.12De rechtbank is van oordeel dat ook de leidingen die over het dak van [wooncomplex 1] lopen vanuit de technische ruimte tot (in ieder geval) de punten waar de leidingen de gebouwen ingaan, vallen onder de definitie van het begrip warmtenet. Het zijn leidingen die dienstbaar zijn aan het transport van warmte. Daarnaast maken de leidingen geen onderdeel uit van een inpandig leidingstelsel van het gebouw [wooncomplex 1] . Onder inpandig leidingstelsel wordt in de Warmtewet verstaan:
“inpandig leidingstelsel: één of meer van een gebouw deel uitmakende leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van warmte tussen een centrale aansluiting van een gebouw op een warmtenet of een productie-installatie en de individuele aansluiting van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel c, van de Wet waardering onroerende zaken;”
2.2.13Uit de memorie van toelichting bij deze definitie volgt dat met deze definitie is bedoeld dat de leidingen, installaties en hulpmiddelen die zich bevinden in een onroerende zaak van een gebouweigenaar en die worden gebruikt om warmte die wordt geleverd door een warmteleverancier door te leveren aan individuele verbruikers, geen onderdeel uitmaken van het warmtenet van de warmteleverancier. De definitie is opgenomen om de gebouweigenaar die eigenaar is van het inpandig leidingstelsel aan te kunnen merken als
partij in de Warmtewet.De ‘gebouweigenaar’ is volgens de Warmtewet:
“gebouweigenaar: de eigenaar van een gebouw of, in het geval van gedeeld eigendom, de eigenaars verenigd in een vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm;”
2.2.14In dit geval is er een opstalrecht gevestigd op de leidingen op het dak ten behoeve van de warmteleverancier waardoor de leidingen in eigendom toebehoren aan de warmteleverancier. De leidingen zijn dus niet in eigendom van de gebouweigenaar, hier zijnde de Woningstichting. Dat de leidingen feitelijk over het dak lopen, maakt dat niet anders. Uit de Warmtewet en de toelichting daarop kan ook niet worden afgeleid dat bij het al dan niet aanmerken van leidingen als inpandig leidingstelsel de feitelijke situatie boven de juridische situatie gaat. Sterker nog: uit de toelichting lijkt te volgen dat de definitie juist is opgenomen om de eigendomsverhoudingen helder te krijgen. Dat betekent dat de leidingen op het dak geen deel uitmaken van een inpandig leidingstelsel. Ook is niet gebleken dat de leidingen onderdeel zijn van een binneninstallatie of gebouw of werk van een producent.
2.2.15De rechtbank ziet daarnaast niet in hoe de aanwezigheid van back-up cv-ketels in [wooncomplex 2] ertoe zou kunnen leiden dat er niet langer sprake is van een warmtenet. Hiervoor is geen basis te vinden in de Warmtewet. Daar komt bij dat – zoals de Woningstichting heeft toegelicht – er bij een warmtenet vaak back-up cv-ketels aanwezig zijn, omdat de warmteleverancier verplicht is te zorgen voor een betrouwbare levering van warmte.
2.2.16De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat ook de leidingen op het dak onder de reikwijdte van het begrip warmtenet in de Warmtewet vallen. Dat geldt zowel voor zover de leidingen in de verwarming van [wooncomplex 1] als [wooncomplex 2] voorzien.