In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. [Eiser] had op 30 juni 2021 een verzoekschrift ingediend tot betaling van het resterende deel van de transitievergoeding en had [gedaagde] op 16 juli 2021 gedagvaard. De procedure omvatte een gezamenlijke mondelinge behandeling van de vorderingen van [eiser] en de verweerschriften van [gedaagde]. De kern van het geschil betrof de aanpassing van de arbeidsduur van [eiser] van 40 uur naar 32 uur per week, die hij had verzocht vanwege gezondheidsklachten. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van dwaling, omdat beide partijen niet op de hoogte waren van de ernstige gezondheidsproblemen van [eiser] op het moment van de aanpassing. De kantonrechter vernietigde de aanpassing van de arbeidsduur en oordeelde dat [eiser] recht had op het loon dat hoort bij een werkweek van 40 uur over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 september 2020. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag, alsook de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en het volgen van de juiste procedures bij aanpassingen in arbeidscontracten.