ECLI:NL:RBMNE:2022:2765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
21/5108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering met ingang van 17 juli 2020 te beëindigen. Eiseres was aanvankelijk 24,88% arbeidsongeschikt, maar na bezwaar werd dit herzien naar 45,30% arbeidsongeschiktheid. Eiseres is van mening dat haar arbeidsongeschiktheid hoger is dan door het Uwv vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2022 behandeld tijdens een digitale zitting. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die aantoont dat haar klachten door het Uwv zijn onderschat. De rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en ziet geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan op 10 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),(verweerder),
(gemachtigde: J. Swart).

Inleiding

Met het besluit van 17 juni 2021 heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 17 juli 2020 geen uitkering krijgt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres is 24,88 % arbeidsongeschikt is en dat is minder dan 35% arbeidsongeschikt.
Met het besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herzien. Aan eiseres is meegedeeld dat zij vanaf 17 juli 2020 recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij 45,30% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend
De zaak is op 22 april 2022 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via MS Teams. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Geschil en beoordelingskader

1. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Zij vindt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op 45,30%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 17 juli 2020 (de datum in geding).
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan een eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Eiseres meent dat een verdergaande urenbeperking voor haar moet worden aangenomen vanwege haar vermoeidheidsklachten. Eiseres vindt ook dat zij beperkt is ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht.
4. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat over de gezondheidstoestand van eiseres op 17 juli 2020. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en overweegt daartoe het volgende.
Vermoeidheidsklachten en urenbeperking
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 10 september 2021 de vermoeidheidsklachten van eiseres onderkend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt bij haar onderzoeksbevindingen dat eiseres een vermoeide indruk maakt en dat zij in de loop van het gesprek zichtbaar meer vermoeid raakt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de primaire arts terecht rekening gehouden met een beperkte urenbelasting vanwege de combinatie van de na-effecten van de infecties en de klachten van eiseres die somatisch als SOLK zijn geduid en door de psycholoog als somatisch-symptoomstoornis zijn geduid. Eiseres rust gedurende de dag meerdere malen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in haar rapport aan dat zij een verruiming van het aantal uren naar zeven uur per dag door de primaire verzekeringsarts niet adequaat acht. Een urenbeperking van zes uur per dag en dertig uur per week acht zij wel adequaat. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de beperking voor werken in de nacht en regelmatige werktijden vanwege de slaapproblematiek terecht aangenomen door de primaire verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dient eiseres regelmatige werktijden te hebben vanwege de slaapproblematiek.
6. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd op grond waarvan aannemelijk is dat haar klachten door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderschat. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen voor het verrichten van betaald werk vast de stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres voert verder aan dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de urenbeperking onbegrijpelijk is omdat de verzekeringsarts in haar medische beoordeling ten onrechte ervan uit is gegaan dat eiseres ten tijde van de datum in geding werkzaam was en een studie volgde. De rechtbank stelt echter vast dat dit niet uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt. In haar rapport van 10 september 2021 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op pagina 3 dat eiseres bezig is met een stress/burn-out coach opleiding. Op pagina 4 is vermeld dat eiseres sinds januari 2021 heeft gewerkt op een sportschool, maar dat zij dit niet kon volhouden. Op pagina 7 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de omstandigheid dat eiseres haar huidige werk als ZZP-er niet kan volhouden, ook te wijten kan zijn aan het momenteel minder passend zijn van deze bezigheden als gevolg van de klachten en beperkingen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor ogen heeft gehad dat het hier gaat om werkzaamheden en studieactiviteiten van eiseres ten tijde van de medische beoordeling en niet ten tijde van de datum in geding op 17 juli 2020. Tijdens de zitting hebben eiseres en de gemachtigde van eiseres dit ook onderkend waardoor deze grond niet langer is gehandhaafd.
Vasthouden en verdelen van de aandacht
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in haar rapport van 10 september 2021 dat zij zich een indruk heeft gevormd van de psyche van eiseres. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiseres zich goed verwoorden en zijn de aandacht en de concentratie goed. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiseres zich allerlei feiten goed herinneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat er voor de beperkingen van eiseres in de cognitieve belastbaarheid, met name de geheugenproblematiek, beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van
10 september 2021 zijn aangenomen in de factoren die stress kunnen veroorzaken. Ook zijn er beperkingen in de FML aangenomen ten aanzien van de prikkelverwerking.
Zij heeft toegelicht dat een directe beperking voor vasthouden en verdelen van de aandacht alsmede herinneren niet aan de orde is gelet op de omschrijvingen daarvan in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Uit de toelichting in het CBBS op deze items volgt dat een afwijking in het vasthouden en verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren voorkomt bij mensen met een ernstige stoornis. Hierbij kan worden gedacht aan een manische episode, een psychose of een ernstige depressie. In de toelichting is omschreven dat als een persoon tijdens een gesprek adequaat begrijpt en reageert, het niet aannemelijk is dat die persoon een stoornis heeft in het vasthouden en verdelen van de aandacht.
De rechtbank kan de opvatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen, mede gelet op de toelichting in het CBBS ten aanzien van de items 1.1 en 1.2. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een beperking voor items 1.1 en 1.2 moet worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Tijdens de zitting heeft eiseres nog verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 september 2013. [1] Volgens eiseres volgt uit deze uitspraak dat de toelichting in het CBBS over ernstige stoornissen de mogelijkheid voor de verzekeringsarts onverlet laat om een beperking aan te nemen bij de beoordelingspunten, ook als geen sprake is van een ernstige stoornis. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het CBBS een handleiding is voor verzekeringsartsen bij het beoordelen en vaststellen van beperkingen en het invullen van de FML. De handleiding geeft aanwijzingen aan de verzekeringsartsen hoe om te gaan met het CBBS als ondersteunend systeem en bevat bepaalde uitgangspunten en handvatten. [2] Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat er bij eiseres geen aanwijzingen zijn die duiden op een beperking in het vasthouden en verdelen van de aandacht. Verweerder heeft hierbij onder meer gewezen op de zelfverzorging van eiseres en de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De verwijzing van eiseres naar de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB maakt het oordeel van de rechtbank niet anders omdat door eiseres geen medische stukken zijn overgelegd op grond waarvan aannemelijk is dat haar klachten door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderschat.
10. Voor zover eiseres heeft beoogd aan te voeren dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 22 oktober 2022 niet is ingegaan op haar bezwaargronden, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 22 oktober 2021 verwijst naar haar eerdere rapport van 10 september 2021, waarin zij naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd is ingegaan op de bezwaargronden van eiseres. Eiseres heeft haar stelling niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek benoeming deskundige
11. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet echter geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiseres met de door haar aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Daarom is er bij de rechtbank geen twijfel over de juistheid van de medische beoordeling. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door haar gemachtigde en heeft haar beroep onderbouwd met argumenten. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres dan ook af.
Arbeidskundige beoordeling
12. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de enkele opmerking van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 november 2021, die zou inhouden dat het aanvullende bezwaarschrift geen aanleiding geeft af te wijken van het arbeidskundige rapport van 21 september 2021, een onvoldoende motivering is. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op de tweede pagina van zijn rapport gemotiveerd is ingegaan op de bezwaargronden van eiseres. Aanvullend verwijst de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar zijn rapport van 21 september 2021 en bijlage C bij dit rapport. De rechtbank oordeelt dat hierin voldoende is gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:CRVB:2013:1647, r.o. 4.1.2.
2.ECLI:NL:CRVB:2013:1647, r.o. 4.1.2.