ECLI:NL:RBMNE:2022:2760
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van de WW-uitkering en opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de WW-uitkering van eiseres, die sinds 6 september 2019 een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het UWV heeft naar aanleiding van een anonieme melding een handhavingsonderzoek ingesteld, waaruit bleek dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres had niet gemeld dat zij van 1 november 2020 tot en met 31 mei 2021 post voor het bedrijf van haar neef ophaalde, zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen. Op 10 november 2021 heeft het UWV twee besluiten genomen: de herziening van de WW-uitkering over de genoemde periode en de oplegging van een boete van € 40,-. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 7 juni 2022 behandeld. Eiseres betwistte niet dat zij de post voor haar neef ophaalde, maar stelde dat zij dit niet had hoeven melden. De rechtbank oordeelde dat het ophalen van de post als werkzaamheden moet worden aangemerkt die eiseres had moeten melden, ongeacht of zij hiervoor betaald werd. De rechtbank concludeerde dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden, wat het UWV verplichtte om de WW-uitkering te herzien en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de opgelegde boete van € 40,- evenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiseres het bedrag van € 806,20 en de boete aan het UWV moest betalen, zonder recht op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.