ECLI:NL:RBMNE:2022:268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3378
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik na psychiaterdiagnose

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Biemond, heeft in beroep aangevoerd dat de diagnose drugsmisbruik ten onrechte is gesteld door de psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 29 maart 2019 door de politie is aangehouden en dat er bij hem een speekseltest is afgenomen die een indicatie gaf voor cannabis en amfetamine. Bij bloedonderzoek zijn vervolgens amfetamine en THC aangetroffen. Eiser heeft niet tijdig de kosten van een verplicht onderzoek naar zijn drugsgebruik betaald, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

De psychiater heeft vastgesteld dat eiser niet is gestopt met het drugsgebruik en heeft de diagnose drugsmisbruik gesteld. Eiser heeft in beroep betoogd dat de overwegingen van verweerder over de prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs onbegrijpelijk zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn argumenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapportage van de psychiater geen gebreken vertoont en dat de conclusies voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan de zorgvuldigheid van het rapport te twijfelen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de diagnose drugsmisbruik in de zin van de wet correct is en dat verweerder op basis van deze diagnose het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Biemond),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Launspach).

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft.
In het besluit van 28 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 29 maart 2019 is eiser door de politie Eenheid Midden-Nederland als bestuurder van een motorrijtuig staande gehouden. Er is toen een speekseltest bij eiser afgenomen, die een indicatie gaf voor cannabis en amfetamine. Bij het bloedonderzoek dat vervolgens is uitgevoerd, is Amfetamine (210 microgram per liter bloed) en THC (1,2 microgram per liter bloed) aangetroffen. Bij besluit van 6 september 2019 heeft verweerder eiser verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik. In dat besluit is ook de geldigheid van eisers rijbewijs geschorst. Omdat eiser de kosten van het onderzoek niet op tijd heeft betaald, heeft verweerder bij besluit van 9 december 2019 het rijbewijs van eiser met ingang van 16 december 2019 ongeldig verklaard. Eiser heeft daarna de kosten van het onderzoek betaald en is onderzocht door psychiater [A] .
Besluitvorming
2. De psychiater is tot de psychiatrische diagnose drugsmisbuik gekomen. Verder heeft hij vastgesteld dat eiser niet is gestopt met het drugsgebruik. Omdat sprake is van drugsmisbruik is eiser volgens verweerder niet geschikt om te rijden. Daarom heeft verweerder besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft.
Beroepsgronden
3. Eiser voert in beroep aan dat de diagnose drugsmisbruik ten onrechte is gesteld. Hij vindt de overweging van verweerder over de prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs onbegrijpelijk en misplaatst. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte ervan uit gaat dat eiser drugs gebruikte en dat nog steeds doet, omdat het gebruik onveranderd is. Eiser heeft juist verklaard dat hij geen drugs gebruikt en
datis onveranderd. Tot slot voert eiser aan dat de insteek van verweerder uitsluitend is dat het rijbewijs ongeldig wordt verklaard. Er is door verweerder niet serieus gekeken naar de argumenten van eiser.
Oordeel rechtbank
4. Uit de wet volgt dat verweerder een rijbewijs ongeldig verklaart als uit het onderzoek blijkt dat de betrokkene niet voldoet aan de eisen voor het besturen van een voertuig. [1] De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de rapportage van de psychiater gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet voldoende concludent is. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) mag verweerder dan de rapportage aan zijn besluit ten grondslag leggen. [2] Verweerder heeft geen ruimte om de individuele belangen van eiser mee te wegen.
5. De psychiater heeft gemotiveerd waarom hij een sterke aanwijzing ziet voor een verhoogde tolerantie, indicatief voor een voorgaande periode van overmatig gebruik van amfetamine(achtigen). Eiser is namelijk aangehouden met amfetamine in het bloed in een concentratie van meer dan vier keer de in het verkeer toegestane waarde. Het is dan de verwachting dat bij iemand zonder tolerantie voor amfetamine duidelijke toxische effecten optreden. Deze effecten zouden zo sterk zijn dat eiser ze had moeten bemerken, maar hij stelt dat hij geen effect heeft bemerkt. Verder heeft de psychiater gemotiveerd waarom er sterke aanwijzingen zijn voor onderrapportage: een dergelijke tolerantie is bij het opgegeven gebruik onwaarschijnlijk en de gevonden concentratie vertoont een opvallende discrepantie met het gebruikspatroon dat eiser claimt. Verder weegt de psychiater mee dat er een duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs is in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs. Bezien in het licht daarvan, maakt de combinatie van sterke aanwijzingen voor verhoogde tolerantie en voor onderrapportage dat sprake is van drugsmisbuik.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De enkele ontkenning van eiser dat dat sprake is van drugsmisbruik is zonder contra-expertise of een onderbouwing waaruit blijkt dat de rapportage niet klopt onvoldoende.
7. De rechtbank volgt eiser verder niet in het standpunt dat de overweging van de psychiater over de prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs onbegrijpelijk is. Uit de overweging blijkt voldoende duidelijk dat de psychiater meeweegt dat een groep mensen die zijn aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs meer mensen bevat met een stoornis in het gebruik van drugs dan een groep mensen die niet zijn aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs. De rechtbank ziet evenmin aanwijzingen dat de verklaringen van eiser over het gebruiken van drugs verkeerd zijn geïnterpreteerd. Eiser heeft immers verklaard dat zijn drugsgebruik sinds de laatste aanhouding onveranderd is gebleven en partijen zijn het erover eens dat eiser tijdens de laatste aanhouding onder invloed was van drugs. Dat dit het geval is blijkt ook uit het rapport van de Forensisch Toxicoloog van 3 mei 2019.
8. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de psychiater heeft vastgesteld dat sprake is van drugsmisbruik in de zin van de wet (ook wel genoemd: drugsmisbruik in ruime zin). Op grond van deze vaststelling heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. De diagnose ‘drugsmisbruik in de zin der wet’ moet worden onderscheiden van de diagnose dat sprake is van drugsafhankelijkheid in psychiatrische zin. Die laatste diagnose heeft de psychiater niet gesteld.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 134 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27. Sub b, Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en paragraaf 8.8. Regeling eisen geschiktheid.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:678