ECLI:NL:RBMNE:2022:2594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
21/3817
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in politie- en persoonsgegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft eiseres, een persoon uit Utrecht, beroep ingesteld tegen besluiten van de korpschef van politie inzake haar verzoek om inzage in haar politie- en persoonsgegevens. Eiseres had op 6 mei 2021 verzocht om afschriften van haar gegevens, waarop de korpschef op 30 juli 2021 positief heeft beslist, maar met uitzondering van bepaalde gegevens. Eiseres heeft vervolgens op 27 augustus 2021 inzage gekregen, maar was niet tevreden met de verstrekte informatie en heeft op 10 september 2021 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 19 mei 2022 behandeld, waarbij eiseres afwezig was, maar vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef op 16 november 2021 een aanvullend besluit heeft genomen, maar dat eiseres ook na dit besluit geen volledige inzage heeft gekregen in haar gegevens. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gehoord, waaronder dat er mogelijk meer gegevens over haar zijn verwerkt dan zij heeft kunnen inzien. Eiseres heeft ook gewezen op specifieke registraties die niet zijn genoemd in de besluiten van de korpschef.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek van de korpschef niet volledig is geweest en dat er mogelijk meer gegevens over eiseres aanwezig zijn in de systemen van de politie. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de besluiten van de korpschef vernietigd en de korpschef opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat de korpschef het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: F. van der Linde),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. L.J. Hamstra en N. Toornvliet).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder beslist op het verzoek van eiseres van 6 mei 2021 om afschriften te ontvangen van politie- en persoonsgegevens die over haar zijn geregistreerd. Verweerder heeft eisers aanvraag toegewezen onder toepassing van artikel 27 van de Wet politiegegevens (Wpg).
Eiseres heeft vervolgens op 27 augustus 2021 gebruik gemaakt van haar recht op inzage van haar gegevens.
Eiseres heeft op 10 september 2021 rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Op 4 november 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 16 november 2021 heeft verweerder een aanvullend besluit (bestreden besluit II) genomen waarbij het besluit van 30 juli 2021 gedeeltelijk wordt ingetrokken en aangevuld.
Eiseres heeft vervolgens op 3 december 2021 gebruik gemaakt van haar recht op inzage van haar gegevens naar aanleiding van bestreden besluit II.
Op 4 december 2021 heeft eiseres medegedeeld dat zij haar beroep handhaaft.
Op 10 december 2021 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder. Eiseres was - met kennisgeving - afwezig.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 6 mei 2021 heeft eiseres aan verweerder verzocht om afschriften van haar persoons- en politiegegevens die over haar worden verwerkt op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Wpg. Ook heeft zij aan verweerder meerdere vragen gesteld met betrekking tot haar gegevens. Verweerder heeft het verzoek toegewezen, in die zin dat aan eiseres een overzicht uit het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) verstrekt en dat de vragen van eiseres zijn beantwoord. Vervolgens heeft eiseres op 27 augustus 2021 inzage gekregen in haar persoons- en politiegegevens, met uitzondering van de gegevens waarop de weigeringsgronden van artikel 27 Wpg van toepassing zijn. Op 16 november 2021 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen waarbij enkele weigeringsgronden van het besluit van 30 juli 2021 worden gewijzigd en verder het aantal documenten waarin inzage wordt gegeven is uitgebreid. Naar aanleiding van bestreden besluit II heeft eiseres wederom inzage gekregen in haar persoons- en politiegegevens, ook met uitzondering van de gegevens waarop de weigeringsgronden van artikel 27 Wpg van toepassing zijn. Van de stukken die zij heeft ingezien, heeft eiseres geen afschriften ontvangen van verweerder.
De omvang van het beroep van eiseres
2. Eiseres is het niet eens met het besluit en heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I voor zover het betrekking heeft op de Wpg. Het beroep dat eiseres heeft ingesteld, heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Over dit beroep gaat deze uitspraak.
3. Ter zitting heeft eiseres geconcretiseerd dat haar beroep, naast de toetsing van de weigeringsgronden, met name ziet op de vraag of verweerder voldoende ruim heeft gezocht en of er projectcodes gekoppeld blijven aan eiseres nadat een dossier is ingezonden aan het Openbaar Ministerie (OM). Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder meer gegevens over haar verwerkt dan waarin zij inzage heeft gehad. Daarbij benadrukt eiseres het belang van het recht op inzage omdat er - volgens eiseres - veel gegevens niet kloppen en het dan nodig is om een rectificatieverzoek in te dienen.
4. Met toestemming van eiseres heeft de rechtbank de door verweerder onder artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) overgelegde stukken beoordeeld.
Heeft verweerder terecht inzage in bepaalde documenten (deels) geweigerd?
5. Eiseres heeft op 3 december 2021 inzage gekregen in registratie 13OO#136 (bijlage). Inzage van registratie 13OO#136 is geweigerd. Volgens eiseres heeft registratie 13OO#136 als basis registratie PL1300-2020122755. Deze registratie wordt ten onrechte niet genoemd in bestreden besluit I of in bestreden besluit II. Volgens eiseres is het aannemelijk dat in voorgenoemde registraties haar persoonsgegevens zijn opgenomen en heeft zij onterecht geen inzage gekregen. Verder wijst eiseres op de dossiers die zijn ingezonden naar het OM. Het gaat om registratie 2021068239, 2020188985 en 2020190079. Ook deze registraties heeft eiseres niet kunnen inzien.
6. De rechtbank overweegt over de genoemde registratie PL1300-2020122755 dat eiseres hierin niet voorkomt. Inzage van deze registratie is haar daarom terecht geweigerd. Ook als deze registratie de bron of aanleiding zou zijn voor 13OO#136, blijft de constatering van verweerder dat hierin geen gegevens van eiseres zijn verwerkt juist.
7. Verweerder heeft geen inzage verleend aan eiseres in registratie 13OO#136 op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b van de Wpg. Het betreft volgens verweerder een duiding van vergaarde informatie voor operationele doeleinden. Inzage hierin geeft inzicht in de werkwijze van de politie, namelijk de wijze waarop bepaalde informatie wordt veredeld. Bekendmaking hiervan kan de opsporing in de toekomst belemmeren omdat betrokkenen hun gedrag hierop kunnen afstemmen. Het is daarom noodzakelijk dat de inhoud van registratie 13OO#136 geheel geheim blijft.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hier aan artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b van de Wpg een juiste toepassing gegeven. Verweerder moet een verzoek om kennisneming van politiegegevens gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wpg afwijzen als dit ter bescherming van de in dat artikellid genoemde belangen noodzakelijk is. Artikel 27 van de Wpg biedt geen ruimte voor een afweging van de belangen van eiseres bij kennisneming van de politiegegevens. Ook heeft verweerder terecht ervan afgezien kopieën te verstrekken. Er is geen aanleiding gevonden om van de vaste rechtspraak op dat punt af te wijken.
Ook in de stelling dat de inzage onzorgvuldig is geweest omdat eiseres meer gegevens dan haar eigen gegevens heeft kunnen zien, ziet de rechtbank geen aanleiding om het besluit te vernietigen, alleen al omdat het kennelijk om gegevens van de gemachtigde ging, die ook bij de inzage aanwezig was.
9. Voor zover verweerder meent dat inzage in aan het OM overgedragen dossiers reeds om die reden al geweigerd kan worden, is dit niet juist. [1] Voor zover gegevens bij verweerder achterblijven en deze gegevens in de zin van artikel 25 van de Wpg betreffen, dient hierin inzage te worden verschaft. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat er projectcodes bij de naam van eiseres achterblijven bij verweerder nadat een dossier wordt ingezonden naar het OM. Dit vanwege het gebruik van een ander (digitaal) format bij het OM. Volgens eiseres worden projectcodes niet alleen gekoppeld aan een persoon maar ook aan gebeurtenissen. Op het moment dat eiseres dan aanwezig is bij een dergelijke gebeurtenis, wordt zij gelinkt met dezelfde projectcode. Indien het dossier met betrekking tot de gebeurtenis door verweerder wordt ingezonden naar het OM en eiseres haar strafdossier ontvangt van het OM, is zij niet op de hoogte dat er een projectcode aan haar naam is gehangen. Zodoende kan zij dan ook geen rectificatieverzoek indienen.
10. Verweerder stelt dat de gevraagde gegevens zijn overgedragen aan het OM in het kader van het strafrechtelijk onderzoek en dat er in het geval van eiseres geen projectcode is achtergebleven. Verweerder wijst hiervoor naar het BVH-overzicht waarop staat dat eiseres geen doelgroeptreffers heeft. Verweerder heeft toegelicht dat een gebeurtenis een projectcode kan krijgen, maar dat niet noodzakelijk is dat deze projectcode dan automatisch aan de personen wordt gekoppeld die bij de gebeurtenis aanwezig waren. De projectcodes komen bij de doelgroeptreffers naar voren maar dat is bij eiseres dus niet het geval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende toegelicht dat er - na overdracht aan het OM - geen projectcodes van eiseres zijn achtergebleven in de geraadpleegde systemen van verweerder. Er zijn geen concrete omstandigheden op grond waarvan van het tegendeel moet worden uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het aannemelijk dat er meer gegevens van eiseres bij verweerder aanwezig zijn?
11. Eiseres voert aan dat het overzicht van de aanwezige persoons- en politiegegevens (en daarom ook op het inzageoverzicht) bij verweerder niet volledig is. Zij stelt dat in eerste instantie alleen in BHV wordt gezocht en na aandringen (beroep) pas in Summ-IT, nadat een andere afdeling daarvoor toestemming heeft gegeven. Zij stelt dat ten onrechte niet op informatie als bedoeld in artikel 10 Wpg wordt gezocht. Ook als een weigeringsgrond op deze gegevens van toepassing zou zijn, dienen zij in ieder geval geïnventariseerd te worden. Zij wijst bijvoorbeeld naar de demonstratie tegen Shell in Den Haag op 19 mei 2020 waar zij bij was en naar informatie die telefonisch over haar wordt ingewonnen. Volgens eiseres is zij bij de demonstratie staande gehouden en haar gegevens zijn uitvoerig opgenomen. Ter zitting is door eiseres toegelicht dat er op 19 mei 2020 drie demonstraties tegen Shell op drie verschillende locaties in Den Haag (hoofdkantoor Shell, gemeentehuis en op het Plein) plaatsvonden. Daarbij waren meerdere pelotons ME aanwezig, was de landelijke eenheid ingezet en werden reeds bij aankomst op het centraal station van Den Haag demonstranten gevraagd naar hun identiteitsgegevens door de politie. Verder licht eiseres op de zitting toe dat andere personen door Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) over haar (telefonisch) worden bevraagd. Hierdoor zouden er ook meer gegevens over haar verwerkt moeten worden dan dusver door verweerder zijn opgesomd. Voorgaande maakt dat het aan eiseres verstrekte overzicht niet volledig is en zij dus ook geen inzage heeft gehad in al haar gegevens.
12. Verweerder stelt dat de registraties met betrekking tot de demonstratie tegen Shell in Den Haag op 19 mei 2020 niet voorkomen in het overzicht van eiseres omdat de gegevens van eiseres kennelijk niet opgenomen zijn in het politiesysteem. Ook zet verweerder uiteen dat de gegevens van eiseres naar voren komen wanneer de persoonskaart van eiseres is gekoppeld aan de registratie van de gebeurtenis. Wanneer deze koppeling niet is gemaakt door de verbalisant, komen de gegevens van eiseres niet naar voren op het BVH-overzicht. Hierdoor heeft verweerder (voor de zekerheid) ook gezocht met meerdere zoektermen naar registraties over de demonstratie in Den Haag op 19 mei 2020. Daarbij licht verweerder toe dat er verder enkel globale gegevens zijn gevonden over de demonstratie(s) die in Den Haag plaatsvonden. De verklaring van verweerder hiervoor is dat er zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan.
13. De rechtbank stelt vast dat er die dag landelijk is gedemonstreerd tegen het desbetreffende bedrijf. Over de demonstraties in vier andere steden zijn door verweerder documenten overgelegd. De rechtbank stelt ook vast dat hierin de gegevens van eiseres niet voorkomen. Het is dan ook terecht dat eiseres deze documenten niet heeft ingezien. Over de demonstratie in Den Haag zijn er geen documenten of registraties overlegd. Enkel in één registratie wordt Den Haag kort genoemd samen met een demonstratie in Amsterdam.
14. Door de toelichting van eiseres over de politie-inzet bij de demonstratie in Den Haag - die door verweerder niet is weersproken - en het feit dat er over de demonstraties in de andere steden wél documenten beschikbaar zijn, acht de rechtbank het aannemelijk dat er meer documenten in de verschillende systemen van verweerder aanwezig zijn over de gebeurtenissen op 19 mei 2020 in Den Haag. Dat de demonstratie in Den Haag summier wordt beschreven in één registratie, overtuigt de rechtbank niet dat er verder geen gegevens beschikbaar zijn vanwege de grootschalige inzet van de politie en de drie verschillende locaties van de demonstratie. Voorgaande betekent niet per definitie dat de gegevens van eiseres die dag, als ze door de politie zijn opgenomen, in de systemen van verweerder zijn verwerkt maar het geeft de rechtbank voldoende aanleiding om van verweerder te verlangen (nogmaals) te zoeken naar gegevens over de demonstratie in Den Haag op 19 mei 2020 en te controleren of daar de gegevens van eiseres in voorkomen. De rechtbank merkt daarbij op dat verweerder zich op de zitting welwillend heeft opgesteld en bereid is om (nogmaals) te zoeken.
15. Verder acht de rechtbank het niet zonder meer aannemelijk dat de systemen van verweerder geen gegevens van eiseres bevatten na de onbetwiste stelling van eiseres dat anderen over haar zijn bevraagd door TOOI. Dat er navraag is gedaan naar eiseres door TOOI is door verweerder niet weersproken. Voorts heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe dergelijke eventuele gegevens vervolgens worden verwerkt of een uitleg gegeven waaruit blijkt dat het aannemelijk is dat dergelijke gegevens in het geval van eiseres niet zijn verwerkt.
Evenmin is gebleken dat dergelijke informatie niet kan worden aangemerkt als een persoonsgegeven dat als politiegegeven in de zin van artikel 1 Wpg, onderdelen b en a is aan te merken.
De grief dat het onderzoek niet volledig is geweest is daarom terecht ingediend.

Conclusie en gevolgen

16. Het onderzoek van verweerder is niet volledig geweest. Het bestreden besluit zal in zoverre worden vernietigd op grond van artikel 3:2 Awb. Een gebrek in de motivering vloeit hieruit voort. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het aan verweerder is om (opnieuw) onderzoek te doen naar gegevens van eiseres in de desbetreffende systemen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om verweerder op te dragen een onafhankelijke deskundige in te schakelen en wijst het verzoek van eiseres daartoe af. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
17. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
18. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 juli 2021 en het besluit van 16 november 2021 voor zover dat inhoudt dat niet meer persoonsgegevens van eiseres zijn verwerkt dan in de besluiten zijn genoemd;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1320.