ECLI:NL:RBMNE:2022:2520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
16/160206-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte en computervredebreuk door indienen van valse facturen bij zorgverzekeraars

Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1991, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 valse facturen te hebben ingediend bij zorgverzekeraars [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Tijdens de zittingen op 15 februari en 14 juni 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet de persoon was die de facturen had ingediend.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse geschriften door valse facturen in te dienen, en dat hij computervredebreuk had gepleegd door zonder toestemming in te loggen op de accounts van anderen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van medeplegen en computervredebreuk ten aanzien van een specifieke benadeelde partij. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van 2 jaar in.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 20.718,02 aan de benadeelde partij, [bedrijf 1], vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte met zijn handelen niet alleen financiële schade had veroorzaakt, maar ook het vertrouwen in het zorgsysteem had geschaad. De uitspraak benadrukt de ernst van fraude in de zorgsector en de gevolgen daarvan voor zowel de slachtoffers als de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/160206-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 februari en 14 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort (waarnemend voor mr. H. Seton), alsmede de benadeelde partij [bedrijf 1] ., vertegenwoordigd door mr. M.H.D. Saro, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort, samen met een of meer anderen, meermalen valsheid in geschrifte heeft gepleegd door een valse factuur ter declaratie bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in te dienen;
feit 2: in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort, samen met een of meer anderen computervredebreuk heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig te verklaren en daartoe aangevoerd dat uit de tenlastelegging niet volgt waar de inhoudelijke onwaarheid of de valsheid uit bestaat in de factuur/nota van [bedrijf 3] . De raadsman heeft daarbij onder meer gewezen op een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARN:2009:BI7207).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie niet te vergelijken is met de onderhavige zaak, omdat die jurisprudentie ziet op valse identiteitsbewijzen. In dit geval is de nota in zijn totaliteit vals.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging is gebleken dat de factuur van [bedrijf 3] als geheel een valse factuur betreft. Dat alle onderdelen van de factuur en hun valsheden niet los van elkaar zijn omschreven in de tenlastelegging, maakt in dit geval daarom niet dat er geen deugdelijke invulling van het kwalificatieve gedeelte is. De dagvaarding is voldoende feitelijk en duidelijk omschreven en voor de verdediging was, mede gelet op de inhoud van de processtukken, voldoende duidelijk welk verwijt verdachte werd gemaakt. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De dagvaarding is geldig.
3.2
Overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de facturen heeft ingediend. Onduidelijk is gebleven of de IP-adressen in de ten laste gelegde pleegperiode zijn gebruikt om de facturen in te dienen of de gegevens in de accounts te wijzigen. Verder heeft verdachte aangegeven dat waarschijnlijk [A] erachter zit, die gedurende de periode dat de facturen zijn ingediend bij verdachte in huis verbleef en de telefoon van verdachte met daarop ook de e-mailbox van verdachte gebruikte. Ook kan niet worden vastgesteld of de facturen bij [bedrijf 2] of enkele facturen bij [bedrijf 1] vanuit Nederland zijn ingediend. Verdachte heeft een verklaring afgelegd over [A] en in het onderzoek komt hij steeds terug bij bepaalde facturen, ook ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde computervredebreuk.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
[e-mailadres] is mijn e-mailadres. Ik woonde op het adres [adres 2] te [plaats 1] . [2]
Aangeefster [aangeefster 1] , handelend namens [bedrijf 1] , heeft onder meer het volgende verklaard:
1: Verzekerde [B]
Op 14 december wordt een declaratie (vervalste nota GGZ) ingediend vanaf IP-adres
[IP-adres] .
Op 15 december 2017 wordt het e-mail gewijzigd ( [e-mailadres] ) vanaf IP-adres
[IP-adres 1] en de bevestigingsmail is ook gestuurd naar [e-mailadres] . [3]
Op 21 december 2017 een interne kladblok in Mikado: DS_GGZ neemt de nota in
behandeling. Mr. moet even 10 werkdagen geduld hebben, binnen deze 10 dagen krijgt hij óf
een declaratieoverzicht óf ds neemt contact met hem op. Storing in mikado en mijn [bedrijf 1] dus kan het telefoonnummer niet wijzigen. Mr. is bereikbaar op [telefoonnummer 1] .
Op 22 december 2017 is de factuur door [bedrijf 1] verwerkt en betaald. [4]
Op 10 januari 2018 is opnieuw een declaratie (vervalste nota GGZ) ingestuurd
( [notanummer] ) vanaf IP-adres [IP-adres 1] . [5]
2: Verzekerde [A]
Op 30 december 2017 is het e-mailadres aangepast naar [e-mailadres] vanaf IP adres
[IP-adres 2] .
Op 8 januari 2018 wordt een declaratie (vervalste nota GGZ) ingediend vanaf IP adres
[IP-adres 1] . [6]
3: Verzekerde [C]
Op 29 januari 2018 is het e-mailadres aangepast vanaf IP adres [IP-adres 1] naar
[e-mailadres] .
Op 29 januari 2018 wordt een declaratie (vervalste nota GGZ) ingediend vanaf IP-adres
[IP-adres 1] . [7]
4. Verzekerde [aangever]
Ook wordt op 16 januari 2018 het e-mailadres aangepast naar [e-mailadres] om
0.39
uur vanaf IP adres [IP-adres 1] .
Op 17 januari 2018 wordt een declaratie (vervalste nota GGZ) ingediend vanaf IP adres
[IP-adres 1] . [8]
5. Verzekerde [D]
Op 5 januari 2018 is de declaratie (vervalste GGZ nota) door [bedrijf 4] verwerkt (onder imagenummer [nummer 4] , zie hieronder) en hiervan is per e-mail een bevestiging aangemaakt. De e-mail is verstuurd naar [e-mailadres] . [9]
[bedrijf 1] heeft vastgesteld dat zowel de heer [aangever] , de heer [B] , de heer [A] , de heer [D] en de heer [C] opzettelijk een
onjuistevalselijk opgemaakte declaratie GGZ hebben ingediend teneinde een vergoeding te krijgen waarop geen recht bestond. Dit is schriftelijk bevestigd door de zorgaanbieder mevrouw [E] van [bedrijf 3] te [plaats 3] .
Aangeefster [aangeefster 2] , handelend namens [bedrijf 2] , heeft onder meer het volgende verklaard:
1. Nota verzekerde [F] , geboortedatum [geboortedatum 2] -1977
Op 23 januari 2018 werd het Bureau Bijzonder Onderzoek van [bedrijf 2] gebeld door de Volksbank. [bedrijf 2] had geld overgemaakt naar een rekeningnummer [rekeningnummer] De naam van de verzekerde van [bedrijf 2] kwam alleen niet overeen met de naam van de rekeninghouder, ene mevrouw [G] . We zochten de betreffende nota erbij en zagen meteen dat het om een valse nota moest gaan. Het ontbreken van een logo viel met name op, en het hoge bedrag. Intern zijn inmiddels beheersmaatregelen getroffen. [10]
Vervolgens werden de contactgegevens en het rekeningnummer gewijzigd. Opvallend is dat bij alle zorgverzekeraars hetzelfde e-mailadres wordt gebruikt om de nota’s in te dienen: [e-mailadres] , zo ook bij deze verzekerde. [11]
3) Nota verzekerde [aangeefster 3] , geboortedatum [geboortedatum 3] -1992
Op 9 januari 2019 werd digitaal een nota ingediend in á € 15.988,00 voor een behandeling bij een psychotherapeut.
De nota bleek vals te zijn. De psychotherapeut heeft de nota niet opgemaakt en kent de verzekerde niet.
Op de door [F] en [aangeefster 3] bij [bedrijf 2] ingediende facturen staat vermeld dat deze afkomstig zijn van zorgverlener [E] , psychotherapeut. [12]
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 14 februari 2018 wilde ik inloggen in mijn DigiD. Ik zag dat ik niet meer in mijn DigiD kon met mijn wachtwoord. Ik bewaarde mijn wachtwoord op een briefje in het hoesje van mijn telefoon. Ik heb mijn wachtwoord laten resetten.
Mijn [bedrijf 1] verzekering is gekoppeld aan mijn DigiD. Ik zag dat mijn email adres bij [bedrijf 1] was veranderd naar: [e-mailadres] . [13]
Op 7 juni 2018 ben ik naar een kantoor van [bedrijf 1] gegaan. Ik ben hier in gesprek gegaan met bedrijfsrechercheur [H] . Ik hoorde dat mij het volgende werd verteld:
Bij het [bedrijf 1] was op 17 januari 2018 een nota ingediend voor een totaal bedrag van 15.988,24 euro. De opmaak datum van de factuur was 12 januari 2018. Deze zou ingediend zijn door mij. Volgens de specificatie ging het om een psychotherapie behandeling. Dit zou gedaan zijn door:
[E]
Voor de goede orde: ik ben niet bekend met de genoemde psychotherapeut en ben hier dan ook niet behandeld.
Op 15 en 16 januari 2019 is ingelogd in mijn DigiD
Op 25 januari 2019 is mijn email gewijzigd en nadien bevestigd.
Op 25 januari 2019 is mijn wachtwoord gewijzigd.
Op 25 januari 2019 is er middels DigiD ingelogd bij [bedrijf 1] .
Ik vermoed dat het volgende is gebeurd: [14]
Van maart 2017 tot mei 2018 was ik verslaafd. Ik woonde en kwam toen bij veel personen. Een van deze personen betreft [I] wonende op de [straat] te [plaats 2] . Hier kwamen geregeld de volgende personen:
- [A]
- [naam 1] , zijn achternaam weet ik niet
In de woning van [I] ben ik geregeld buiten bewustzijn geraakt door mijn middelen gebruik. Ik denk dat de genoemde personen toen kans zagen om mijn telefoon te pakken en mijn DigiD wachtwoord over te nemen. In het hoesje van mijn telefoon zat mijn IDkaart, rijbewijs, bankpas en mijn kentekenpas. Van [naam 1] weet ik dat hij woont in de wijk [locatie] met een Nederlandse vriendin of vrouw. Van [naam 1] heb ik een telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . [15]
Aangeefster [aangeefster 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Begin november 2018 heb ik via een online spel een jongen leren kennen.
De jongen vertelde mij dat hij [naam 2] heette en uit de omgeving van Utrecht kwam. Ik had contact met hem op 2 nummers, namelijk op - [telefoonnummer 1] en - [telefoonnummer 2] .
Op zaterdag 22 december 2018, is [naam 2] een keer met de auto naar Nijmegen gekomen en
is hij op bezoek bij mij geweest. [16]
[naam 2] zou mij helpen, hij beloofde mij om mij financieel te ondersteunen. Hiervoor heb
ik hem mijn digi-d code, mijn pinpas en pincode gegeven.
Op woensdag 16 januari 2019, kreeg ik vanuit mijn zorgverzekeraar [bedrijf 2] een telefoontje. Ik hoorde dat ze vertelden dat ze een nota van 15.988,- euro hadden ontvangen en ze vroegen me hoe dit zat. Ik snapte hier helemaal niks van en wist dat ik deze nota nooit had ingediend. Uiteindelijk begreep ik van het [bedrijf 2] dat er met mijn digi-d een nota was ingediend en er een e-mail adres was gebruikt die ik niet kende. Het rekeningnummer wat erbij genoemd was van de ABN AMRO. De pas van deze rekening had ik aan [naam 2] uitgeleend en het vermoeden begon bij mij te ontstaan dat deze [naam 2] hier achter zat. [17]
Aangeefster [aangeefster 4] , handelend namens [bedrijf 3] , heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam als psychotherapeute en ik heb een eigen praktijk gelegen aan de [adres 3] , [vestigingsplaats] . Deze praktijk heet [bedrijf 3] . [18]
De volgende vervalste facturen zijn mij inmiddels bekend:
08-12-2017 ingediend bij [bedrijf 1]
[B] ,
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro
18-12-2017 ingediend bij [bedrijf 2]
[F]
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro
19-12-2017 ingediend bij [bedrijf 1]
[A]
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro
19-12-2017 ingediend bij [bedrijf 4]
[D]
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro
12-01-2018 ingediend bij [bedrijf 1]
[aangever] .
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro
23-01-2018 ingediend bij [bedrijf 1]
[C]
Ingediend bedrag: 15.988,24 euro [19]
De namen van de cliënten die op de vervalste facturen staan ken ik geen van allen en
ik heb ook nooit één van deze cliënten behandeld. [20]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer het volgende:
Uit onderzoek van de aangever is naar voren gekomen dat in de [bedrijf 1] -accountgegevens van [B] , op 15 december 2017 het e-mailadres van [B] is gewijzigd naar [e-mailadres] . Vanaf dit e-mailadres zou later gecorrespondeerd worden en zouden valse zorgdeclaraties worden ingestuurd. [21]
TELEFOONNUMMER [telefoonnummer 1] (eerdergenoemde nummer van ' [naam 2] ')
Uit de aangifte is gebleken dat de medewerkers van [bedrijf 1] contact hadden met het account van [B] via telefoonnummer [telefoonnummer 1] , ten tijde van een ingestuurde valse zorgdeclaratie. Onderzoek aan de politieregisters leverde op dat dit telefoonnummer was gekoppeld aan eerdergenoemde [verdachte] . [verdachte] had dit telefoonnummer aan de politie opgegeven op 30 juli 2017, ongeveer vijf maanden voor de vastgestelde pleegperiode in dit onderzoek, toen hij als slachtoffer aangifte deed van straatroof. [22]
Overige koppelingen met [telefoonnummer 1]
Uit de aangifte van [bedrijf 1] is verder gebleken dat dit telefoonnummer ook als contactgegeven is gebruikt in het account van [D] , waarmee chatcontact is geweest tussen het [bedrijf 1] -account van [D] en de medewerkers van [bedrijf 1] . [23]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer het volgende:
Het IP-adres [IP-adres 1] bleek een ACCES IP-adres van KPN. Dit IP-adres is door de
genoemde provider gekoppeld aan de volgende tenaamgestelde:
[J] , [adres 2] , [woonplaats 2] .
Op dit adres is tevens woonachtig:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 1998 [24]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat bewezen is dat verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode op naam van verschillende verzekerden vervalste facturen van [bedrijf 3] heeft ingediend bij zorgverzekeraars [bedrijf 2] en [bedrijf 1] en door middel van een valse sleutel, bestaande uit DigiD gegevens en inloggegevens van [aangever] en [aangeefster 3] , wederrechtelijk heeft binnengedrongen op de servers van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , waarop de accounts van aangevers [aangever] en [aangeefster 3] worden gehost. Hij heeft daarbij (onder meer) gebruik gemaakt van e-mailadres [e-mailadres] , telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het IP-adres eindigend op [IP-adres 1] , dat is gelinkt aan zijn woonadres.
Met betrekking tot het alternatieve scenario dat verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bij de inhoudelijke behandeling verklaard dat [A] enige tijd bij hem heeft gewoond op het adres [adres 2] te [plaats 1] , het adres waar ook de partner en kinderen van verdachte woonden. Verdachte zou hem ook een telefoon hebben gegeven waar [A] gebruik van heeft gemaakt. Op die telefoon zou op dat moment het e-mailadres [e-mailadres] al ingelogd zijn en de simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zou in die telefoon kunnen hebben gezeten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich bij de politie heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft de hiervoor weergegeven verklaring pas op de zitting afgelegd, op een moment dat de inhoud van de voor hem belastende bewijsmiddelen bekend was. Op het moment dat verdachte over dit alternatieve scenario verklaarde, heeft hij dus ruim de gelegenheid gehad om zijn verklaring op alle beschikbare onderzoeksbevindingen af te stemmen. Hoewel dit niet automatisch leidt tot de conclusie dat de inhoud van de verklaring van verdachte, en dus van het alternatieve scenario, niet juist kan zijn, is de rechtbank wel van oordeel dat het moment waarop het alternatieve scenario naar voren is gebracht niet ten goede komt aan de geloofwaardigheid ervan. Deze wijze van handelen noopt dan ook tot extra behoedzaamheid bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de alternatieve verklaring van verdachte.
De rechtbank vindt het door verdachte aangedragen alternatief scenario niet geloofwaardig. Dat scenario gaat ervan uit dat de persoon [A] gedurende een periode van ruim een jaar bij verdachte en zijn gezin in huis verbleef en dat het mogelijk die persoon is geweest die via de telefoon en het e-mailadres van verdachte vervalste facturen bij zorgverzekeraars heeft ingediend. Verdachte kon desgevraagd echter geen enkele verklaring afleggen over de bezigheden van [A] in de periode van inwoning, ondanks het gegeven dat verdachte in diezelfde periode evenmin betaalde arbeid verrichtte en hij dus ongeveer een jaar met [A] in zijn eigen huis moet hebben doorgebracht. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte geen enkele onderbouwing van zijn alternatieve scenario heeft gegeven, zoals bijvoorbeeld verklaringen van zijn partner of ouders, terwijl dat gelet op het aangedragen alternatieve scenario wel voor de hand lag.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst, als onaannemelijk terzijde moet worden geschoven.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het plegen van de ten laste gelegde feiten een nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gehad. Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank acht daarnaast niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte computervredebreuk heeft gepleegd ten aanzien van [C] , omdat er geen voldoende concrete en verifieerbare verklaring van [C] bestaat waaruit zou moeten blijken dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gebruikmaakte van de inloggegevens en/of DigiD gegevens van [C] . Verdachte wordt daarom ook partieel vrijgesproken met betrekking tot [C] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op tijdstippen in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur/nota van [bedrijf 3] die bestemd was om aan te tonen dat de tenaamgestelde/verzekerde kosten had gemaakt voor behandelingen bij de betreffende praktijk, als ware het echt en onvervalst, door voornoemde factuur telkens ter declaratie bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] in te dienen;
feit 2:
op tijdstippen in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meerdere servers toebehorende aan [bedrijf 1] en aan [bedrijf 2] , waarop de persoonlijke accounts van [aangever] en van [aangeefster 3] worden gehost, althans bereikbaar zijn is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten de DigiD gegevens en/of inlognaam en wachtwoord van [aangever] en/of [aangeefster 3] , voor het gebruik waarvan door hem, verdachte, geen toestemming was verleend door de rechthebbenden, en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 2: computervredebreuk, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte huisvader is en de zorg heeft over vier kinderen. Daarnaast zou een gevangenisstraf geen recht doen aan het tijdsverloop.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Vanaf accounts van anderen diende hij valse declaraties in bij twee zorgverzekeraars, vermoedelijk met het oogmerk om het ingediende bedrag te incasseren. Verdachte heeft hiermee niet alleen [bedrijf 1] financiële schade toegebracht, maar bovenal het vertrouwen dat zorgverzekeraars, zorgaanbieders en particulieren behoren te hebben in het systeem dat de financiering van zorgverlening faciliteert ernstig beschadigd. Door de handelwijze van verdachte hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] samen met de banken financiële middelen en personeel moeten inzetten om te voorkomen dat de valse declaraties zouden leiden tot uitbetaling van grote geldbedragen en om onderzoek te doen naar de verantwoordelijke(n). Daarnaast hebben de personen wiens account door verdachte werd gebruikt overlast ondervonden doordat zij door de zorgverzekeraars werden verdacht van frauduleuze handelingen. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk. In aanvulling op het voorgaande rekent de rechtbank verdachte het zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare posities van de slachtoffers om hun DigiD en/of inloggegevens af te staan, zodat hij daarmee een dekmantel voor zichzelf kon verschaffen bij het indienen van de valse facturen. Al met al heeft verdachte zich op een geraffineerde manier schuldig gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 7 januari 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij huisvader van vier kinderen is en de zorg voor hen draagt. Verder staat hij onder bewind en betaalt hij een eerder opgelegde ontneming af.
Conclusie
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. De rechtbank houdt daarbij rekening met de wijze waarop verdachte de bewezen verklaarde feiten pleegde en het feit dat hij dit bij meerdere accounts gedurende een langere periode deed, alsmede met de toepassing van artikel 63 en het tijdsverloop. Verder acht de rechtbank het noodzakelijk dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom de fout in te gaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank meent dat hiermee voldoende recht wordt gedaan aan de gepleegde feiten, mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten van de rechtspraak voor frauduleuze feiten en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[bedrijf 1] . heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.718,02. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te verhogen met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak – aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 20.718,02 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 over een bedrag van € 10.347,04 en vanaf 25 januari 2018 over een bedrag van € 10.370,98, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De rechtbank zal hierbij aansluiten bij het liquidatietarief in civiele zaken. De proceskosten worden begroot op twee punten – voor het indienen en opstellen van de vordering en het toelichten daarvan ter terechtzitting – van het toepasselijke liquidatietarief (kanton), hetgeen neerkomt op een bedrag van € 896,- ( 2 x € 498,-).
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van [bedrijf 1] . aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 20.718,02, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 over een bedrag van € 10.347,04 en vanaf 25 januari 2018 over een bedrag van € 10.370,98, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 138 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 138ab en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [bedrijf 1] . toe tot een bedrag van € 20.718,02;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [bedrijf 1] . van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 over een bedrag van € 10.347,04 en vanaf 25 januari 2018 over een bedrag van € 10.370,98, tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 896,-;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijf 1] . aan de Staat € 20.718,02 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 over een bedrag van € 10.347,04 en vanaf 25 januari 2018 over een bedrag van € 10.370,98,tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 138 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur/nota van [bedrijf 3] die bestemd was om aan te tonen dat de tenaamgestelde/verzekerde kosten had gemaakt voor behandelingen bij de betreffende praktijk, als ware het echt en onvervalst, door voornoemde factuur (telkens) ter declaratie bij [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] in te dienen;
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 1 februari 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meerdere servers toebehorende aan [bedrijf 1] en/of aan [bedrijf 2] en/of aan een ander/anderen dan aan de verdachte en/of diens medepleger(s), waarop het/de persoonlijke accounts van [C] en/of [aangever] en/of van [aangeefster 3] wordt/worden gehost, althans bereikbaar is/zijn is binnengedrongen met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten de DigiD gegevens en/of inlognaam en wachtwoord van [C] , [aangever] en/of [aangeefster 3] , voor het gebruik waarvan door hem, verdachte, geen toestemming was verleend door de rechthebbende(n), en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid;
( art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juli 2020, genummerd PL0900-2020155922, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 237. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 juni 2022.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 51.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 52.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 53.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 55.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 56.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 58.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , pagina 66.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , pagina 77.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , pagina 78.
12.Een geschrift, pagina 86, 87, 91 en 92.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 128.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 129.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 130.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 3] , pagina 95.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 3] , pagina 96.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , pagina 100.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , pagina 101.
20.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , pagina 102.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 115.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 116.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 117.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 142.