4.3.2Breuk
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
4.3.2.1
Liquidatie van [slachtoffer 1]
Op 7 juli 2017 omstreeks 15.00 uur is [slachtoffer 1] op een parkeerplaats bij station [plaats 2] neergeschoten en als gevolg daarvan diezelfde dag overleden.
4.3.2.2
Verklaring van [medeverdachte 1]
heeft over de liquidatie van [slachtoffer 1] onder meer verklaard dat hij hiervoor door [medeverdachte 5] is benaderd om te fungeren als chauffeur. Van [medeverdachte 5] moest [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] vragen om als schutter op te treden. [medeverdachte 1] heeft hiervoor een wapen (Scorpion) bij de groep van [B] opgehaald. Eerder had [medeverdachte 1] al een Peugeot 308 stationwagen in [plaats 7] en een Seat Leon in [plaats 3] opgehaald bij de groep van [B] . Op 4 juli 2017 heeft hij een tweede vuurwapen (Zastava) opgehaald bij [C] , president van het chapter van [naam] in [plaats 8] . Deze goederen heeft [medeverdachte 1] gestald in de loods aan de [adres 1] te [plaats 9] . Dit pand is door [medeverdachte 15] geregeld die toen naast deze loods woonde. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 15] toestemming aan [medeverdachte 5] heeft gegeven om wapens en auto’s in deze loods te stallen.
Op 4 juli 2017 heeft [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] de parkeerplaats van station [plaats 2] laten zien en gezegd dat daar iemand zou komen. [medeverdachte 1] heeft van [medeverdachte 5] foto’s van [slachtoffer 1] en het kenteken van de auto waarin [slachtoffer 1] reed via de PGP toegestuurd gekregen. Op 5 juli 2017 heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] opgehaald en bevonden zij zich in de middag met de Peugeot 308 en de wapens op de parkeerplaats van station [plaats 2] . [medeverdachte 1] stond hierbij via de PGP continu in contact met [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] stond op zijn beurt in contact met de lokker die [medeverdachte 5] op de hoogte hield van waar ze op dat moment waren. [medeverdachte 5] stuurde deze informatie vervolgens door naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] moest tijdens de uitvoering letten op de Volkswagen Golf van [slachtoffer 1] , maar ook op een witte of grijze bestelbus van de lokker. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] moesten uitkijken dat ze de lokker niet zouden raken. [slachtoffer 1] en de lokker waren op 5 juli 2017 vertraagd door een file of een ongeluk. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben twee à drie uur op hem gewacht. Iets voordat de lokker met [slachtoffer 1] op de parkeerplaats zou arriveren, heeft [medeverdachte 1] een valse 112-melding gedaan. Dit om onder de liquidatie uit te komen. [medeverdachte 1] heeft foto’s van de politie die ter plaatse kwam gemaakt om aan [medeverdachte 5] te laten zien dat de liquidatie echt geen doorgang kon vinden. [medeverdachte 1] heeft de auto en wapens toen teruggebracht naar de loods in [plaats 9] en is met [medeverdachte 2] naar huis gegaan.
Op 6 juli 2017 voerde [medeverdachte 5] via de PGP de druk op [medeverdachte 1] op om te bewerkstelligen dat de liquidatie alsnog zou gebeuren. [medeverdachte 1] heeft toen gezegd dat zijn kinderen ziek waren en dat hij niet kon komen. Ook heeft hij aangegeven dat [medeverdachte 2] niet thuis was en dat de liquidatie daarom geen doorgang kon vinden. [medeverdachte 5] heeft toen nogmaals de druk opgevoerd en heeft gezegd dat het morgen, vrijdag 7 juli 2017, om 15.00 uur echt moest gebeuren. [medeverdachte 5] heeft de Scorpion in de loods in [plaats 9] gecontroleerd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij voelde dat hij er niet onderuit kon, omdat anders zijn familie of kinderen misschien iets zou worden aan gedaan. Hij is die middag nog naar [medeverdachte 2] gereden om hem op de hoogte te brengen.
Op 7 juli 2017 heeft [medeverdachte 1] wederom [medeverdachte 2] opgehaald en zijn ze opnieuw naar de loods gegaan. Daar hebben ze dit keer ook een tweede auto, de Seat, meegenomen. De Peugeot hebben ze in [locatie 2] geplaatst om als tweede vluchtauto te dienen. Daarna zijn ze met de Seat en de wapens naar de parkeerplaats bij station [plaats 2] gereden. Dit keer zou de lokker er niet bij zijn. Dezelfde persoon had wel de afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren nog maar net op de parkeerplaats toen [slachtoffer 1] met zijn Volkswagen Golf aan kwam rijden. [medeverdachte 2] is toen uitgestapt met de Scorpion en heeft een aantal schoten op [slachtoffer 1] gelost. Op een gegeven moment deed dit wapen het niet meer. [medeverdachte 2] heeft toen uit de auto het handvuurwapen (Zastava) gepakt, is teruggelopen naar [slachtoffer 1] en heeft opnieuw schoten op hem afgevuurd. [medeverdachte 2] is daarna op de achterbank van de Seat gaan liggen. Dit zodat het leek alsof er maar één persoon in de auto zat. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen vanaf station [plaats 2] weggereden naar [locatie 2] , alwaar de Peugeot stond geparkeerd. Ze hebben de wapens in de Seat laten liggen en [medeverdachte 1] heeft de Seat met benzine uit een jerrycan besprenkeld. Hij had echter geen vuur bij zich. Ook bleek er een getuige in de buurt te staan die hun richting op keek. Dit heeft gemaakt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Seat niet in brand hebben gestoken. Van [locatie 2] zijn ze vervolgens met de Peugeot terug naar de loods in [plaats 9] gereden. Daar hebben ze gewacht totdat [medeverdachte 15] thuiskwam. Toen [medeverdachte 1] tegen hem zei dat ze net een liquidatie hadden gepleegd, vroeg [medeverdachte 15] of [slachtoffer 16] was gedaan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de opdracht tot het liquideren van [slachtoffer 16] via [medeverdachte 15] bij [medeverdachte 5] is uitgezet. [medeverdachte 1] heeft aan [medeverdachte 15] verteld dat de persoon die hij en [medeverdachte 2] dood hadden moeten schieten niet [slachtoffer 16] maar iemand anders was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben vervolgens bij [medeverdachte 15] thuis gezeten die hen heeft gekalmeerd na het plegen van de liquidatie. Daar hebben zij gebruik gemaakt van de telefoon van [medeverdachte 15] . [medeverdachte 2] heeft zijn vriendin, [D] , gebeld om hem op te halen. Zij is later op de avond [medeverdachte 2] vlakbij de loods op komen halen. [medeverdachte 1] is met zijn eigen auto naar huis gegaan.
Op 8 juli 2017 heeft [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 5] in [plaats 10] het geld voor de liquidatie van [slachtoffer 1] opgehaald. Dit geld werd door [E] , een lid van [naam] , op de motor naar [plaats 10] gebracht, die het had opgehaald in [plaats 7] . Dit was € 80.000,-. [medeverdachte 1] heeft hiervan € 10.000,- ontvangen. Hij heeft ook € 10.000,- voor [medeverdachte 2] meegekregen en aan hem gegeven.
De rechtbank acht deze verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar, omdat die bevestiging vindt in meerdere bewijsmiddelen. De rechtbank zal dat hieronder nader uitwerken.
4.3.2.3
Onderbouwing van de verklaring van [medeverdachte 1] en overige bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van het onderzoek naar deze liquidatie en de verklaringen afgelegd door [medeverdachte 1] is het volgende gebleken.
4.3.2.3.1
Wapen ophalen op 4 juli 2017
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] blijkt dat hij op 4 juli 2017 vanuit [plaats 11] naar [plaats 12] is gereden. Daar woont de president van het [plaats 13] chapter van [naam] , [C] . [medeverdachte 1] heeft hier de Zastava opgehaald. Vervolgens blijkt uit de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 1] dat hij na [plaats 12] is doorgereden naar de loods in [plaats 9] .
4.3.2.3.2
Vluchtauto’s en wapens
Op 7 juli 2017 is er om 15.02 uur bij de 112-alarmcentrale melding gemaakt van een schietincident bij station [plaats 2] . Daarbij is genoemd dat er een Seat Leon Cupra met het kenteken [kenteken 1] hard is weggereden.
Deze Seat werd om 15.55 uur aangetroffen in [locatie 2] . Naast de Seat lag een jerrycan op de grond.
De Seat is op 21 juni 2017 in [plaats 3] gestolen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze Seat ook bij het schieten op een woning in [plaats 14] heeft gebruikt. Dit heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij anderhalf uur op [F] heeft moeten wachten toen hij deze auto in [plaats 3] op is gaan halen en dat hij de auto direct daarna naar de loods in [plaats 9] heeft gebracht. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] blijkt dat dit nummer in de periode van 21 juni tot en met 29 juni 2017 enkel op 24 en 25 juni 2017 in [plaats 3] heeft aangestraald. Op 24 juni 2017 straalde [medeverdachte 1] slechts kort in [plaats 3] aan en 48 minuten daarna in [plaats 15] . De reistijd tussen deze twee masten is 44 minuten. De rechtbank concludeert dat dit beeld van aanstralen past bij een doorgaande weg van [plaats 3] naar [plaats 15] . Op 25 juni 2017 heeft de telefoon van [medeverdachte 1] een uur en veertien minuten in [plaats 3] heeft aangestraald. Daarna verplaatst het toestel van [medeverdachte 1] zich naar [plaats 9] . Rondom deze periode belt [F] naar [medeverdachte 1] en vice versa.
De rechtbank constateert dat de gegevens van 25 juni 2017 passen bij de verklaring van [medeverdachte 1] over het ophalen van deze auto in [plaats 3] en het direct daarna wegbrengen van deze auto naar [plaats 9] .
In de Seat werden een Scorpion met patroonmagazijn, een Zastava met patroonmagazijn en een demper die op de Zastava past aangetroffen. Op de parkeerplaats bij station [plaats 2] zijn kogels en hulzen aangetroffen. Er werd een wapen- en munitievergelijkendonderzoek met de in [plaats 2] aangetroffen munitie en de in de Seat aangetroffen wapens gedaan. Daaruit volgt dat de aangetroffen munitie verschoten is met beide aangetroffen wapens. Op ruwe delen van de Scorpion is DNA-materiaal aangetroffen van [medeverdachte 5] . Dit past bij de verklaring van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 5] op 6 juli de Scorpion in de loods in [plaats 9] heeft gecontroleerd.
Op 17 juli 2017 werd er in [plaats 20] een Peugeot 308 stationwagen met kentekenplaten [kenteken 2] aangetroffen. Op deze kentekenplaten ontbraken de lamineercode en het fabrikantstempel. Deze platen waren dus vals. Uit het chassisnummer werd afgeleid dat het originele kenteken van dit voertuig [kenteken 3] is. Dit voertuig is tussen 18 en 19 mei 2017 in [plaats 16] gestolen. Op de achterkant van één van deze kentekenplaten zijn vingerafdrukken aangetroffen van [medeverdachte 2] .
4.3.2.3.3
[medeverdachte 2] is de schutter
Feiten en omstandigheden
Op 7 juli 2017 omstreeks 15.07 uur werd er naar de 112-alarmcentrale gebeld over een persoon die een man neerschoot. De getuige heeft van deze persoon een foto gemaakt. De getuige meldt dat hij eerst een paar schoten hoorde en dat hij toen zag dat de schutter er met een handvuurwapen op af liep. De schutter was een bolle man, met een sjaal voor zijn gezicht en een petje op. De sjaal was wit en zwart. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] op 7 juli 2017 in het zwart gekleed was, een doek voor zijn gezicht had en een pet op had. Ook noemt [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] er precies zo uitzag zoals op de foto die is gemaakt. [medeverdachte 1] zelf droeg een roze polo. De rechtbank ziet in de verklaring van de getuige die naar de 112-alarmcentrale belt, waarbij ook melding wordt gemaakt van de volgorde van schieten, ondersteuning voor de verklaring van [medeverdachte 1] over hoe [medeverdachte 2] eruit zag tijdens het schietincident op 7 juli 2017 en dat er van twee wapens gebruik is gemaakt.
In de Seat Leon werd DNA-materiaal van [medeverdachte 2] aangetroffen op de sleutel uit het contact, de hoofdsteun van de bestuurdersstoel, de hoofdsteun van de achterbank rechts, de hoofdsteun van de achterbank midden, de hoofdsteun van de bijrijdersstoel, de paneelgreep van het portier rechts voor, de paneelgreep van het portier links voor, de grendel aan de binnenzijde van het portier links achter en de grendel aan de binnenzijde van het portier rechts voor. Ook werd zijn DNA-materiaal aangetroffen op de jerrycan naast de Seat. Op de in de Seat aangetroffen wapens werd DNA-materiaal van [medeverdachte 2] aangetroffen op de Scorpion, Zastava en demper. In de Peugeot 308 werd DNA-materiaal van [medeverdachte 2] aangetroffen op het portier rechts achter, het portier links voor, het stuur rondom, de versnellingspook, de handrem en op de twee schroeven van kentekenplaat [kenteken 2] achter. In de Peugeot werd een handschoen aangetroffen met daarop eveneens DNA-materiaal van [medeverdachte 2] .
4.3.2.3.4
De lokker
Het slachtoffer [slachtoffer 1] maakte gebruik van een gehuurde Volkswagen Golf met een track-and-trace-systeem. Hierdoor kon worden uitgelezen dat hij op 5 juli 2017 omstreeks 14.16 uur zijn auto op de parkeerplaats van station [plaats 2] had geparkeerd en dat hij daar omstreeks 19.42 uur weer vertrok. [slachtoffer 1] maakte verder onder andere gebruik van een iPhone 6 en een BlackBerry Q10 (PGP-toestel). Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoons bleek dat er tussen 14.16 uur en 19.42 uur een reisbeweging is gemaakt van [plaats 17] , [plaats 3] , [plaats 5] en [plaats 3] . Op de iPhone 6 werden drie foto’s van een waterscooter aangetroffen. Uit de tijd en GPS-coördinaten van deze foto’s blijkt dat deze om 14.35 uur op de [adres 2] te [plaats 3] zijn gemaakt. Uit de iPhone 6 bleek verder dat [slachtoffer 1] op 5 juli 2017 om 15.00 uur een afspraak had in [plaats 4] . Om 16.34 uur bericht hij via een ander PGP-toestel naar zijn vriendin “Heb net waterscooter gehaald en weggelegd in garagebox”. Op basis van deze bevindingen zijn op 5 juli 2017 voor bepaalde tijdsperiodes de ARS-camera’s in [plaats 4] en [plaats 5] bevraagd. Daaruit kwam slechts één kenteken naar voren dat vanaf [plaats 4] (daarna volgt nog [plaats 5] en [plaats 3] ) dezelfde reisbeweging heeft gemaakt als de telefoons van [slachtoffer 1] . Dit betrof een Renault Kangoo, kleur grijs, met het kenteken [kenteken 4] Uit de rapportage van het NFI van 20 november 2018 blijkt dat de bevindingen van het onderzoek 500.000 keer waarschijnlijker zijn wanneer de telefoon en de PGP van [slachtoffer 1] met de Renault Kangoo reisden dan wanneer deze telefoons met een ander vervoermiddel reisden.
In november 2017 heeft een verbalisant dit voertuig op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 2] te [plaats 3] zien staan. Dit voertuig stond ten tijde van 5 juli 2017 op naam van [G] die eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 1] . Dit bedrijf had met [H] , woonachtig op het kamp, een verhuurovereenkomst voor dit voertuig gesloten. [H] heeft verklaard dat [bijnaam] een keer de Kangoo heeft meegenomen en dat dat ging om een waterscooter. [bijnaam] is door hem beschreven als een lange, slanke, blanke man met kort bruin of zwart haar.
Naar aanleiding van de reisbewegingen van de telefoons van [slachtoffer 1] , de locatiegegevens van de genomen foto’s en de afspraak in [plaats 4] werden de mastgegevens van 5 juli 2017 van de locaties [plaats 3] , [plaats 4] en [plaats 5] opgevraagd. Daaruit bleek dat er over masten in [plaats 5] in de periode dat [slachtoffer 1] daar is geweest 21 verschillende PGP-toestellen naar voren kwamen. Uit de gegevens van deze toestellen bleek dat er één toestel was dat op 5 juli 2017 tussen 13.52 uur en 20.21 uur hetzelfde traject aflegt als de toestellen van [slachtoffer 1] en als de Renault Kangoo. Dit betrof een PGP-toestel met IMEI-nummer # [IMEI-nummer] .
Het toestel # [IMEI-nummer] is op 8 juli 2017 om 00.02 uur, enkele uren na de moord op [slachtoffer 1] , uit het netwerk gegaan en daarna niet meer gebruikt. Uit analyse bleek dat dit toestel tijdens de nacht veelal op de mast [locatie 3] te [plaats 2] aanstraalde. Het toestel begint of eindigt ook vaak op deze mast. Hieruit kan worden opgemaakt dat de gebruiker van dit toestel destijds in de directe omgeving van deze mast woonachtig was. In de nacht van 6 op 7 juli 2017 heeft dit toestel zich van [plaats 7] naar [plaats 3] en weer terug verplaatst. Binnen dat tijdsbestek zijn er vier voertuigen over dit traject op de A2 gereden. Eén daarvan is een BMW 330E met het kenteken [kenteken 5] , op naam van [bedrijf 2] en verhuurd aan [J] . Op 6 juli 2017 heeft deze BMW eveneens een traject afgelegd dat past bij een verplaatsing van PGP-toestel # [IMEI-nummer] .
Omdat het telefoonnummer van [J] in de relevante periode voornamelijk aanstraalde in zijn woonplaats [woonplaats] , gaat de rechtbank ervan uit dat een ander persoon dan [J] gebruik heeft gemaakt van de BMW 330E. De lokker heeft dus zowel contact met de personen woonachtig op het woonwagenkamp als met [J] . Uit een vergelijking van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van deze personen kwam één contact naar voren, namelijk het nummer [telefoonnummer 1] . [verdachte] heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is. [verdachte] is woonachtig in [plaats 2] en hij heeft verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam] is. Zijn vriendin heeft via haar nicht in de periode van 2 tot en met 9 juli 2017 vier verkeersboetes die zijn gereden met de BMW 330E betaald. In een telefoon van [slachtoffer 1] stond een telefoonnummer van [verdachte] opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam] ’.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er geen afwijkende locatiegegevens voor het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] en het PGP-toestel # [IMEI-nummer] in de periode van 4 juli 2017 tot en met 8 juli 2017 kunnen worden vastgesteld. De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande van uit dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] , het PGP-toestel # [IMEI-nummer] en de BMW 330E. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] op 5 juli 2017 de Renault Kangoo heeft geleend teneinde de waterscooter van het kamp naar [plaats 4] te vervoeren. Hoewel de kans op het sporenbeeld volgens het rapport van het NFI van 21 november 2018 even groot is bij de hypothese dat [verdachte] en [slachtoffer 1] zich bij elkaar bevonden in één voertuig als bij de hypothese dat ze zich in aparte voertuigen in elkaars directe omgeving bevonden, is er uit het genoemde ARS-camerabeelden onderzoek geen tweede voertuig naar voren gekomen dat een vergelijkbare route als de Renault Kangoo heeft afgelegd. Anders dan door de verdediging is bepleit concludeert de rechtbank dat [verdachte] voorafgaande aan het moment dat [slachtoffer 1] geliquideerd zou moeten worden op 5 juli 2017 met [slachtoffer 1] samen is geweest en dat hij, conform de verklaring van [medeverdachte 1] over de lokker, reed in een grijze bestelbus.
Op 5 juli 2017 tussen 12.16 uur en 12.45 uur heeft [verdachte] de BMW 330E van [plaats 2] naar het kamp in [plaats 3] gebracht. Om 12.36 uur vindt het laatste contact plaats met het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] . Vanaf 12.43 uur (twee minuten voor aankomst op het kamp) is dit nummer uitgeschakeld of staat het in vliegtuigmodus. Om 13.30 uur vertrekt de BMW naar [plaats 18] , tezamen met de telefoons van twee kampbewoners en [H] , de huurder van de Renault Kangoo. PGP-toestel # [IMEI-nummer] straalt om 13.21 uur aan op een mast nabij het kamp. Om 13.52 uur straalt het PGP-toestel aan op een mast nabij de woning van [verdachte] in [plaats 2] of station [plaats 2] . De rechtbank leidt hieruit af dat anderen dan [verdachte] met de BMW naar [plaats 18] zijn gegaan en dat [verdachte] met de Renault Kangoo terug naar [plaats 2] is gereden.
Om 14.16 uur heeft [slachtoffer 1] zijn Volkswagen Golf bij station [plaats 2] geparkeerd. Om 14.35 uur heeft hij drie foto’s gemaakt van een waterscooter op het woonwagenkamp. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] bij station [plaats 2] door [verdachte] is opgehaald en dat [slachtoffer 1] en [verdachte] , gelet op het tijdsverloop en de afstand tussen [plaats 2] en [plaats 3] , direct naar het kamp zijn gereden. Daarna zijn ze naar [plaats 4] en [plaats 5] gegaan, om vervolgens langs [plaats 3] terug naar [plaats 2] te rijden. Om 19.42 uur reed [slachtoffer 1] vanaf station [plaats 2] terug in zijn Volkswagen Golf. Omstreeks 20.08 uur werd het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] weer ingeschakeld. Dit toestel straalde toen aan op een mast in de buurt van het woonwagenkamp in [plaats 3] . Om 22.51 uur reed de BMW, tezamen met de * [telefoonnummer 2] en # [IMEI-nummer] , vanaf het kamp naar de woning van [verdachte] in [plaats 2] .
Op 7 juli 2017 beschikte [verdachte] weer over de BMW. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op 7 juli 2017 de lokker er niet bij zou zijn, maar dat de lokker wel om 15.00 uur met [slachtoffer 1] had afgesproken op dezelfde plek. Getuige [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 7 juli 2017 om 16.00 uur een afspraak had in [plaats 5] en eerst nog langs [plaats 3] moest. In de ochtend van 7 juli 2017 stond de BMW in de directe omgeving van de woning van [verdachte] geparkeerd. De toestellen * [telefoonnummer 2] en # [IMEI-nummer] straalden aan op een mast nabij de woning van [verdachte] . Om 12.42 uur reed de BMW naar het kamp in [plaats 3] . De toestellen * [telefoonnummer 2] en # [IMEI-nummer] straalden aan op een mast nabij het kamp in [plaats 3] . Om 14.52 uur reed de BMW naar [locatie 4] . Daar vonden er uitgaande sessies plaats met zowel de * [telefoonnummer 2] en # [IMEI-nummer] om respectievelijk 15.08 uur en 15.14 uur. Om 15.21 uur bleek het toestel * [telefoonnummer 2] te zijn uitgeschakeld of in vliegtuigmodus te zijn gezet. De rechtbank constateert dus dat dit tussen 15.08 uur en 15.21 uur heeft moeten plaatsvinden. Om 15.20 uur reed de BMW via de A2 in de richting van station [plaats 2] . Om 15.00 uur is [slachtoffer 1] daar neergeschoten. Hij is pas om 15.45 uur naar het AMC vervoerd. Om 15.32-15.33 uur reed de BMW langs de parkeerplaats van station [plaats 2] . De BMW reed vervolgens zonder enige tussenstop via de N402 terug naar het kamp in [plaats 3] waar de BMW om 15.57 uur aan komt. Daar bleef de BMW twee minuten, voordat het voertuig naar dezelfde plek als eerder in [locatie 4] reed waar het om 16.09 uur aankwam. Om 16.11 uur vond er weer uitgaand contact plaats met het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] . De rechtbank constateert dat het toestel dan kennelijk weer is aangezet.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de groep van [B] de voertuigen, wapens en lokkers voor de liquidaties regelde. Ondersteuning voor deze verklaring vindt de rechtbank in een PGP-chatgesprek tussen ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 5] , veredeld als [medeverdachte 5] , en ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 7] ’, veredeld als [medeverdachte 7] , van 9 juli 2017. In dit chatgesprek stuurt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 5] dat hij de lokkers, spotters, fietsen en ijzers betaalt.
In de woning van [K] werd een administratie van simkaarten en PGP-toestellen aangetroffen. In deze administratie stond een simnummer weergegeven dat in combinatie met een bepaald IMEI-nummer is gebruikt. Het PGP-toestel met dit IMEI-nummer is op 4 juni 2017 inbeslaggenomen onder [verdachte] . Uit deze administratie valt volgens bijlage 3 (veredelingen en identificaties) ook af te leiden dat er PGP-toestellen zijn verstrekt aan ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 7] ’ en ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 6] ’. [K] is verdachte in het onderzoek 09Kreta (liquidatie van [slachtoffer 22] in 2016). [B] is in dit onderzoek ook verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] in ieder geval in de periode voor de moord op [slachtoffer 1] over een PGP-toestel beschikte dat afkomstig was van de groep van vermoedelijk [B] .
Op een device van [medeverdachte 5] is er een PGP-chatgesprek aangetroffen van 6 juli 2017 gevoerd tussen een persoon van wie de naam deels te lezen valt, namelijk ‘…der’, en [medeverdachte 7] . Gelet op de bevindingen in bijlage 3 (veredelingen en identificaties) gaat de rechtbank ervan uit dat ‘…der’ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 5] en dus [medeverdachte 5] is. In dit chatgesprek stuurt [medeverdachte 7] een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B1] ’, vermoedelijk [B] , door “Luister het kan wanneer staan ze daar we gaan zeggen kom daar zeg jij een tijd dan is hij daar wij zijn er niet [bijnaam] laat hem even wachte maar zorg echt bro dat het niet”. [medeverdachte 5] stuurt hierop dat hij er ‘morgen 1000% is’.
Uit een sfeerproces-verbaal blijkt dat [verdachte] in de jaren 2016 tot en met 2019 diverse malen, al dan niet in de nachtelijke uren, in huurauto’s op naam van anderen met bakens, PGP-toestellen, SD-kaartjes (al dan niet met foto’s van personen, voertuigen en kentekens daarop), een camera, verrekijkers, bivakmutsen, zaklampen, een app ‘Track it’ en een Blu Eye die tijdig waarschuwt als er hulpdiensten naderen, werd aangetroffen. Ook zijn bij hem diverse (zeer) grote geldbedragen en dure horloges aangetroffen en bleek zijn huurwoning zichtbaar vernieuwd. Dit terwijl [verdachte] heeft aangegeven geen baan te hebben en dat zijn partner in de thuiszorg werkt. [verdachte] heeft voor het bezit van deze goederen geen aannemelijke verklaring gegeven. Ook werd hij eind 2017 tweemaal in een voertuig met [L] aangetroffen. [L] wordt in het onderzoek Marengo, waarin de vermeende criminele organisatie rondom [B] centraal staat, vervolgd.
4.3.2.3.5
De loods in [plaats 9] en het verblijf bij [medeverdachte 15] na de liquidatie
De loods aan de [adres 1] te [plaats 9] is eigendom van [M] , die heeft verklaard dat hij voor de verhuur van dit pand onder andere contact heeft gehad met [medeverdachte 15] . [medeverdachte 15] beschikte in ieder geval vanaf eind juni over twee sleutels van de loods waarvan hij er in ieder geval één aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. Twee getuigen van een bedrijfspand tegenover de loods hebben verklaard dat [medeverdachte 15] naar hen toe is gekomen om te zeggen dat als er problemen waren, ze niet de politie moesten bellen maar naar [medeverdachte 15] moesten komen. Dit was nadat door een medewerker de Seat Leon met kenteken [kenteken 1] in de loods was gezien.
Op 7 juli 2017 werd er tussen 18.29 uur en 21.16 uur met het telefoonnummer van [medeverdachte 15] negentien keer naar telefoonnummer van [medeverdachte 2] en de familie van [medeverdachte 2] gebeld en werd op deze telefoon van [medeverdachte 15] op internet gezocht naar informatie over een schietincident op station [plaats 2] . Voor 7 juli 2017 werd er nooit naar nummers van (familie van) [medeverdachte 2] gebeld. Tussendoor werd er met het toestel van [medeverdachte 15] naar twee contacten van [medeverdachte 15] zelf gebeld. De rechtbank leidt hieruit af dat zowel [medeverdachte 15] zelf als [medeverdachte 2] (en [medeverdachte 1] ) gebruik hebben gemaakt van het toestel van [medeverdachte 15] en dat zij dus met elkaar in (fysiek) contact zijn geweest in de woning van [medeverdachte 15] en dat daarbij de liquidatie van [slachtoffer 1] ter sprake is gekomen.
4.3.2.3.6
Contact [medeverdachte 5] en opdrachtgevers
In de PGP van [medeverdachte 1] die in het vakantiehuisje in [plaats 19] is aangetroffen werden de contactpersonen ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 7] ’, ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 6] ’ en ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 5] aangetroffen. Uit de gegevens van het toestel bleek dat er op 5, 6 en 7 juli 2017 een groot aantal berichten tussen de PGP’s van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] is verstuurd en ontvangen. Bij [medeverdachte 5] is op een laptop een foto van [slachtoffer 1] aangetroffen.
Op 27 april 2017 vindt er een PGP-chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] . [medeverdachte 7] zegt tegen [medeverdachte 5] dat hij [slachtoffer 1] moet lokken. [medeverdachte 5] antwoordt hierop “Al die namen die jullie me zeggen checc ik”.
Op 5 juli 2017 stuurt [medeverdachte 5] “Begrijp dit ook niet meer”, “W(…) perfect dit was”. [medeverdachte 7] stuurt een grotendeels onleesbaar bericht van een ander door. Dit doorgestuurde bericht is om 19.2x verstuurd. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat de bestelbus erg vertraagd was in verband met een file of een ongeluk. Om 19.37 uur heeft [medeverdachte 1] met 112 gebeld om onder de liquidatie uit te komen.
Op 6 juli 2017 stuurt [medeverdachte 7] het eerdergenoemde bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B1] ’, vermoedelijk [B] , door over [bijnaam] die hem laat wachten. Ook stuurt [medeverdachte 7] een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B1] ’ door dat [medeverdachte 5] een tijd moet geven als hij heel zeker is en dat ze daar dan moeten staan. Als die hond aan komt, moet hij meteen weg.
Op 7 juli 2017 stuurt [medeverdachte 5] om 15.22 uur aan [medeverdachte 7] berichten van een ander door dat de “Aktie al is gebeurd”, “Branden alleen niet gelukt”.
Op 8 juli 2017 heeft [medeverdachte 5] het tegen [medeverdachte 7] over “die man van gisteren”. [medeverdachte 7] stuurt dan een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B1] ’, vermoedelijk [B] , door dat luidt “ [PGP gebruikersnaam B1] onze vyanden zyn onze vyanden we ruimen voor niemand iets op puur onze dingen laat dat duidelyk zyn sir u weet dit zyn geen spelletjes en met dood spelen of andere helpen doen we nooit! Die [slachtoffer 1] is onze vyand al sinds lang met ze grote bek”.
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 5] de naam van [slachtoffer 1] van de opdrachtgever door heeft gekregen en dat hij zijn opdrachtgever op de hoogte houdt van de voortgang van de liquidatie.
4.3.2.3.7
Geld ophalen bij [medeverdachte 5] op 8 juli 2017
Op 8 juli 2017 heeft [medeverdachte 5] wederom met [medeverdachte 7] contact via de PGP. [medeverdachte 7] meldt dat [medeverdachte 5] een ‘niffo’ kan sturen. [medeverdachte 5] vraagt of het op dezelfde plek kan en hij meldt dat hij hem stuurt en dat hij op de motor komt. Om 13.58 uur duurt het volgens [medeverdachte 5] nog 20 minuten. [medeverdachte 7] vraagt vervolgens aan [medeverdachte 5] hoeveel hij aan ‘ [medeverdachte 6] ’ moest geven. [medeverdachte 5] antwoordt dat dit drie is en dat er dus 67 overblijft.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het geld voor de liquidatie van [slachtoffer 1] bij [medeverdachte 5] in [plaats 10] heeft opgehaald op 8 juli 2017. Tussen 16.18 uur en 16.43 uur straalde het toestel van [medeverdachte 1] aan in [plaats 10] . Het toestel van [medeverdachte 5] straalde tussen 12.29 uur en 16.40 uur masten in de omgeving van zijn woning in [plaats 10] aan.
4.3.2.4
De rol van [verdachte]
Door de verdediging is vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten: [verdachte] was niet de lokker van [slachtoffer 1] , en als al bewezen zou kunnen worden dat hij is meegereden met [slachtoffer 1] op 5 juli 2017, dan was er geen sprake van het vereiste (dubbele) opzet op de moord, ook niet in voorwaardelijke zin. Voor de verdenking ten aanzien van [verdachte] voor 7 juli 2017 is ook geen bewijs in het dossier, aldus de verdediging.
Uit hetgeen hiervoor is besproken onder het feitenrelaas heeft de rechtbank afgeleid dat de groep van vermoedelijk [B] de lokkers voor de liquidaties regelde, dat [verdachte] een contact in de telefoon van [slachtoffer 1] was en dat [verdachte] op 5 juli 2017 met [slachtoffer 1] met de Renault Kangoo een waterscooter heeft opgehaald bij het kamp in [plaats 3] , daarmee naar [plaats 4] is gereden en vervolgens met [slachtoffer 1] naar [plaats 5] is gereden en uiteindelijk weer terug naar [plaats 2] , waar [slachtoffer 1] met zijn auto om 19.42 uur vertrok. [medeverdachte 1] had de instructie gekregen om die dag twee auto’s in de gaten te houden: de auto van [slachtoffer 1] en een witte of grijze bestelbus (de Renault Kangoo past binnen deze beschrijving) en dat hij ervoor moest oppassen om de lokker niet te raken. De telefoon van [verdachte] stond op 5 juli vanaf ongeveer 13.00 uur tot na de terugkeer van [slachtoffer 1] in [plaats 2] uit, terwijl de PGP die bij hem in gebruik was nog wel aanstond. Het is een feit van algemene bekendheid dat criminelen vaak hun telefoontoestel uitzetten als zij strafbare feiten gaan plegen waarbij de locatie van hun telefoon de opsporing van dat feit zou kunnen vergemakkelijken. Op 6 juli 2017 werd in de chat tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] gesproken over een nieuwe afspraak voor 7 juli en over ‘ [bijnaam] ’ die hem laat wachten maar er zelf niet zou zijn. ‘ [bijnaam] ’ is veredeld als [verdachte] . De rechtbank constateert dat met dit chatgesprek wordt bevestigd dat ‘ [bijnaam] ’, vanuit de groep van vermoedelijk [B] als lokker betrokken is bij de liquidatie van [slachtoffer 1] en dat hij er op 7 juli 2017 zelf niet is, maar [slachtoffer 1] wel laat wachten. Dit past bij de verklaring van getuige [getuige] die heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 7 juli die middag nog een afspraak had.
De rechtbank merkt voorts op dat [verdachte] op 7 juli, al voor de liquidatie, onderweg was naar het kamp in [plaats 3] . Vlak na de moord ging zijn telefoon weer uit voordat hij met een keerlus langs de parkeerplaats reed bij het station in [plaats 2] waar [slachtoffer 1] op dat moment nog medisch werd behandeld. Vlak daarna ging de telefoon weer aan, terwijl in de nacht volgend op de moord de PGP van [verdachte] voorgoed uit de lucht ging. Dit is kennelijk een binnen de criminele organisatie gebruikelijke handelwijze. Zie daarvoor de bewijsmiddelen in bijlage 3 (veredelingen en identificaties), waaruit blijkt dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] de dag na de moord op [slachtoffer 15] een nieuwe PGP kregen, en waarover ook door [medeverdachte 1] is verklaard.
Zowel in de periode voor de liquidatie van [slachtoffer 1] als in de periode daarna, is [verdachte] meermalen door de politie aangetroffen bij het plaatsten van camera’s en met bakens. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] zich bezighield met het spotten van personen. Dit is een gebruikelijke wijze van opereren bij het in kaart brengen van de gewoonten en bezigheden van doelwitten van liquidaties. [verdachte] beschikte tevens over een PGP-toestel dat in de administratie van de organisatie van vermoedelijk [B] wordt genoemd. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank ook af dat [verdachte] in contact stond met personen die nauw gelieerd zijn aan de criminele organisatie van vermoedelijk [B] .
De uiterlijke verschijningsvorm van al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maakt dat het niet anders kan dan dat [verdachte] ook wist wat het doel van de afspraken op 5 en 7 juli 2017 was, namelijk de liquidatie van [slachtoffer 1] . Voor een ander scenario heeft de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier gevonden en ook door [verdachte] is geen ander scenario geschetst. Daarmee stelt de rechtbank vast dat er bij [verdachte] sprake was van dubbel opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank constateert dat uit het dossier niet blijkt dat er op 5 juli 2017 sprake was van een begin van uitvoering van de liquidatie van [slachtoffer 1] . Hij was immers nog niet gearriveerd op de parkeerplaats in [plaats 2] toen de actie door [medeverdachte 1] werd afgebroken. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van de hem primair en subsidiair tenlastegelegde poging moord en medeplichtigheid bij poging moord.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank wel af dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] op 5 juli 2017 en aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] op 7 juli 2017.
5 juli 2017
[verdachte] beschikte op 5 juli 2017 over de Renault Kangoo, waarmee de aanleiding voor de afspraak tussen hem en [slachtoffer 1] , het ophalen van een waterscooter, kon worden gefaciliteerd. Dit was ook de auto waarmee [slachtoffer 1] is vervoerd naar de parkeerplaats in [plaats 2] waar hij bij aankomst geliquideerd zou worden. [verdachte] beschikte ook over een PGP-toestel waarmee doorgegeven is hoe laat de aankomst in [plaats 2] zou zijn. Volgens [medeverdachte 1] werd [medeverdachte 5] immers doorlopend op de hoogte gehouden van de voortgang van de terugreis van [slachtoffer 1] . Hiermee stelt de rechtbank vast dat deze beide goederen, de Renault Kangoo en het PGP-toestel, bestemd waren voor de moord op [slachtoffer 1] .
7 juli 2017
[verdachte] heeft zelf niet deelgenomen aan de moord op [slachtoffer 1] . Zijn bijdrage aan de moord op 7 juli 2017, namelijk het maken van een afspraak met [slachtoffer 1] om op 7 juli 2017 om 15.00 uur opnieuw naar het parkeerterrein bij het station in [plaats 2] te komen, is wel belangrijk om het moment te organiseren waarop [slachtoffer 1] alsnog kon worden geliquideerd. Dit levert echter niet een zodanig significante bijdrage op dat deze de kwalificatie van het medeplegen van de moord rechtvaardigt, zodat [verdachte] van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Wel levert dit medeplichtigheid op bij de moord op [slachtoffer 1] .
Uit het voorgaande volgt ook dat er bij [verdachte] sprake is geweest van voorbedachte raad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Er was sprake van kalm beraad en er zijn vele momenten geweest waarop van het plan kon worden afgezien.