ECLI:NL:RBMNE:2022:2486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
21/2428
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft eiser, die in februari 2021 in een begeleide woonvorm in Almere is gaan wonen, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere heeft deze aanvraag op 10 maart 2021 afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar op 27 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser volgens hen geen procesbelang had. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2022 behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was, omdat eiser op het moment van het bestreden besluit niet meer in de begeleide woonvorm verbleef en dus niet in aanmerking kwam voor de gevraagde bijzondere bijstand. Eiser had erkend dat hij per 9 april 2021 de kamer had verlaten, waardoor hij zijn aanvraag niet meer kon realiseren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe.

De uitspraak benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat voor eiser van feitelijke betekenis kan zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2428
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: J.M. van Holt).

Procesverloop

In het besluit van 10 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
In het besluit van 27 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank
ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen.
3. Eiser is in februari 2021 in een begeleide woonvorm (Kwintes) in Almere gaan wonen omdat hij deel nam aan de extramurale fase ISD (inrichting stelselmatige daders). Hij heeft daar een lege kamer toegewezen gekregen. Eiser heeft daarom op 25 februari 2021 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor een bed met matras, dekbed, linnengoed, nachtkast, tafel, eetstoelen en een kast.
4. Verweerder heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten voor inrichting of huisraad in het primaire besluit afgewezen omdat eiser voor deze kosten aanspraak kan maken op een passende, toereikende voorliggende voorziening. [1] Eiser kan volgens verweerder namelijk een lening aanvragen bij de Kredietbank Nederland.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens verweerder geen procesbelang heeft. Eiser is namelijk begin april 2021 door Kwintes uit zijn kamer is gezet en verbleef op een onbekend adres.
6. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft daarom beroep ingesteld. Eiser voert aan dat hij op de datum van de aanvraag en de datum van de afwijzing bij Kwintes woonde. Op dat moment was de aanvraag om bijzondere bijstand noodzakelijk. Eiser verzoekt daarom alsnog de bijzondere bijstand toe te kennen.
7. De rechtbank moet de stand van zaken ten tijde van het bestreden besluit van 27 april 2021 beoordelen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen procesbelang bestaat. Er is pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat eiser met het maken van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor eiser feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. [2]
8. Eiser kon met zijn bezwaar niet zijn doel daadwerkelijk bereiken. Het doel van het bezwaar van eiser was immers om bijzondere bijstand te krijgen zodat hij zijn kamer bij Kwintes kon inrichten. Op het moment van het bestreden besluit was eiser echter door Kwintes uit zijn kamer gezet en verbleef hij op een (voor verweerder) onbekend adres. Eiser heeft op de zitting erkend dat hij per 9 april 2021 de kamer heeft verlaten. Feitelijk woonde eiser dus niet meer bij Kwintes, waardoor hij op dat moment zijn kamer niet meer kon inrichten. Verweerder heeft eisers bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen procesbelang meer had.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:995).