ECLI:NL:RBMNE:2022:2468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
UTR_21_2216
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Ziektewet-uitkering wegens geschiktheid voor eigen arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die zich op 26 april 2019 ziekmeldde, ontving eerder een ZW-uitkering, maar deze werd per 16 november 2020 beëindigd. Eiser heeft op 11 januari 2021 opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv concludeerde dat hij zijn eigen arbeid kon verrichten en verleende geen uitkering. Eiser voerde aan dat de hoorplicht was geschonden omdat hij niet was gebeld voor een telefonische hoorzitting op 1 april 2021. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat eiser op de afgesproken tijd niet bereikbaar was en dat de hoorplicht niet was geschonden. De rechtbank volgde de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat eiser geschikt was voor zijn eigen arbeid, ondanks zijn klachten van fibromyalgie en stemmingsklachten. De rechtbank oordeelde dat er geen medische argumenten waren om van het primaire oordeel af te wijken en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. El Mhassani),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat eiser per 11 januari 2021 geen recht op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) heeft, omdat eiser per die datum zijn eigen arbeid kan verrichten.
Bij besluit van 1 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 26 oktober 2021 aangehouden en met partijen de volgende afspraken gemaakt:
  • eiser zal de telefoonhistorie van 1april 2021 van zijn telefoon, eindigend op [telefoonnummer] , binnen één week na de zitting aan de rechtbank te sturen;
  • verweerder zal ervoor zorgdragen dat er een gesprek plaatsvindt tussen eiser en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal hiervan een rapportage opmaken.
De rechtbank heeft geen telefoonhistorie van eiser ontvangen. Verweerder heeft een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 januari 2022 ingebracht, waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser medisch heeft onderzocht. Verder heeft verweerder op 10 januari 2022 een brief naar de rechtbank gestuurd met daarin een opsomming van de medische informatie die bij de beoordeling zal worden betrokken. Deze opsomming is op verzoek van eiser opgemaakt. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna op 24 maart 2022 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser heeft voor het laatst gewerkt als magazijnmedewerker. Hij heeft zich op
26 april 2019 ziekgemeld.
1.2.
De primaire verzekeringsarts heeft bij medisch onderzoek in het kader van de Eerstejaars Ziektewet beoordeling (EZWB) geconcludeerd dat eiser ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Volgens de verzekeringsarts heeft eiser verminderde benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts heeft op
29 april 2020 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond hiervan geconcludeerd dat eiser op 27 april 2020 minder dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Bij besluit van 29 april 2020 heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser niet veranderd.
1.3.
Vervolgens heeft de primaire verzekeringsarts een medisch onderzoek in verband met de Toetsing Verbetering Belastbaarheid 2e ziektejaar (TVB2) verricht en wederom geconcludeerd dat eiser ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Volgens de verzekeringsarts is de belastbaarheid van eiser gewijzigd. De verzekeringsarts heeft daarom op 5 oktober 2020 een nieuwe FML opgemaakt. Hierin zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en dynamische handelingen. De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond hiervan geconcludeerd dat eiser meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen (89,96%). Bij besluit van 20 oktober 2020 heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser per
16 november 2020 beëindigd.
1.4.
Eiser heeft zich per 11 januari 2021 opnieuw ziekgemeld bij verweerder. De SMZ ZW arts heeft in het kader van een onderzoek in het kader van een Consult Plausibiliteit ZW geconcludeerd dat de ziekmelding niet plausibel is. De FML van 5 oktober 2020 blijft ongewijzigd. Het primaire besluit is hierop gebaseerd. Eiser heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt.
1.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 april 2021 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om van het primaire medische oordeel af te wijken. De belastbaarheid blijft ongewijzigd. Eiser is geschikt voor zijn eigen arbeid. Alle eerder geduide functies zijn nog passend. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
1.6.
Eiser heeft bij het aanvullend beroepschrift van 13 oktober 2021 medische informatie ingebracht van acupuncturist en TuiNa massage therapeut [A] van 11 oktober 2021 en een behandeloverzicht van zijn fysiotherapeut over de periode van 17 maart 2021 tot en met 27 juli 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 20 oktober 2021 op deze stukken gereageerd.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per
11 januari 2021 geen recht op een ZW-uitkering heeft omdat hij ‘zijn arbeid’ kan verrichten. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Hoorplicht
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat de hoorplicht is geschonden. De geplande telefonische hoorzitting heeft op 1 april 2021 niet plaatsgevonden omdat verweerder hem toen niet heeft gebeld. Volgens eiser kwam dit door een technische storing, hetgeen blijkt uit een printscreen van de website van het Uwv van 1 april 2021 die eiser bij zijn beroepschrift heeft gevoegd.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoorplicht niet is geschonden. Verweerder heeft eiser per brief van 11 maart 2021 uitgenodigd voor het telefonische spreekuur op 1 april 2021 om 11.00 uur. In deze brief heeft verweerder het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] genoemd waarmee tijdens de hoorzitting contact zou worden opgenomen. Gespreksleider [B] heeft op 1 april 2021 telefonisch contact gelegd met verzekeringsarts bezwaar en beroep L.C. Jacobs en de tolk K.W. Chantis. Vervolgens heeft [B] eiser om 11.00 uur en 11.15 uur gebeld. Eiser nam beide keren de telefoon niet op. Verweerder heeft bij het verweerschrift de storingsberichten van het Uwv gevoegd. Hieruit blijkt niet dat op 1 april 2021 sprake was van een technische storing. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de printscreen die eiser heeft ingebracht niet van de website van het Uwv afkomstig is maar mogelijk van de website van het werkbedrijf is.
5. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn uitleg dat de hoorplicht niet is geschonden. Gespreksleider [B] heeft op het tijdstip van de hoorzitting telefonisch contact kunnen leggen met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de tolk, hetgeen niet mogelijk zou zijn geweest bij een technische storing. [B] heeft ook eiser gebeld op het nummer eindigend op [telefoonnummer] . Volgens eiser is dit telefoonnummer correct. Uit de storingsberichten van het Uwv blijkt niet dat er op 1 april 2021 sprake was van een technische storing. Eiser heeft geen tegenbewijs geleverd waaruit blijkt dat er geen telefonisch contact tot stand heeft kunnen komen vanwege een technische storing. De rechtbank heeft hem in de gelegenheid gesteld om de telefoonhistorie van zijn telefoon, eindigend op [telefoonnummer] in te brengen. Dat heeft hij niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordelingskader
6.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Artikel 19, vijfde lid, van de ZW bepaalt dat ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn.
6.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. In dit geval geldt als maatstaf gangbare arbeid zoals die nader is geconcretiseerd bij de meest recente beoordeling van eisers recht op een ZW-uitkering. Dit betekent dat verweerder moet bepalen of eiser voor ten minste één van de geduide functies geschikt is, zoals die door de arbeidsdeskundige in het kader van de eerdere ZW-beoordeling op basis van de FML van
5 oktober 2020 zijn geduid.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
7. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat hij per 11 januari 2021 meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Eiser stelt dat hij meer beperkt is in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, gelet op zijn klachten als gevolg van fibromyalgie, een depressieve stoornis, slaapproblematiek en medicatiegebruik. Verder moet er volgens eiser een urenbeperking worden aangenomen omdat hij structureel slecht slaapt waardoor hij onvoldoende kan recupereren. Eiser ondergaat medische behandelingen en is er een hulpvraag voor meerdere therapieën. Daar moet rekening mee worden gehouden bij het aannemen van een urenbeperking. Eiser heeft in beroep een medische verklaring van acupuncturist en TuiNa massage therapeut [A] van 11 oktober 2021 en een behandeloverzicht van een fysiotherapeut over periode 17 maar 2021 tot en met 27 juli 2021 ingebracht.
8.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 1 april 2021 gerapporteerd dat er geen medische argumenten zijn om van het primaire medische oordeel af te wijken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van de diagnoses fibromyalgie en stemmingsklachten. Eiser geeft zelf aan dat de klachten onveranderd zijn ten opzichte van de TVB2. Ook uit de informatie blijkt geen grote wijziging van de problematiek en beperkingen. Er is sprake van fysieke klachten zonder medisch substraat en van
niet-ernstige psychische problematiek. Bij de TVB2 is eiseres aangewezen geacht op psychisch en fysiek licht belastende werkzaamheden. Dit is per heden nog steeds passend bij het medisch beeld. Eiser gebruikt mirtazapine en alprazolam. Beide medicamenten kunnen een negatief effect hebben op het reactievermogen. Het is echter onduidelijk of eiser deze medicatie al op de datum in geding gebruikte, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 oktober 2021 gereageerd op de medische verklaring van de acupuncturist van 11 oktober 2021. Het medische uitgangspunt van deze therapeut is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in lijn met de bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling aangenomen diagnose fibromyalgie.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank ziet in de aangevoerde gronden en de ingebrachte medische informatie geen aanleiding om extra beperkingen aan te nemen. De inhoud van de medische verklaring van de acupuncturist van 11 oktober 2021 is in lijn met de gestelde diagnose fibromyalgie waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn medische beoordeling vanuit gaat. In het behandeloverzicht van de fysiotherapeut wordt geen inhoudelijke medische informatie vermeld. De manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, is niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Arbeidskundige beoordeling
10. Eiser stelt dat hij de geduide functies niet kan verrichten omdat hij meer beperkt is ten aanzien van het verrichten van arbeid dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de geduide functies niet kan verrichten. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die verweerder bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 5 oktober 2020. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 5 oktober 2020 blijkt dat eiser in staat wordt geacht om de drie geduide functies te verrichten. Dit zijn de functies textielproductenmaker (SBC 111160), productiemedewerker industrie (SBC 111180) en inpakker (SBC 111190). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in dit rapport voldoende gemotiveerd dat deze drie functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 april 2021 aanvullend gerapporteerd dat het medicatiegebruik van eiser geen contra-indicatie is voor de geduide functies. Nu alle eerder geduide functies nog passend zijn, wordt eiser geschikt geacht voor zijn maatgevende arbeid per datum in geding.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:33.