ECLI:NL:RBMNE:2022:2404

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
16/013218-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging, belaging en het toezenden van pornografisch materiaal aan de vader van de ex-vriendin

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van drie strafbare feiten tegen zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, belaging en het toezenden van pornografisch materiaal aan de vader van de ex-vriendin. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 18 augustus tot en met 6 oktober 2021, waarbij de verdachte de ex-vriendin meerdere keren met de dood heeft bedreigd en haar heeft belaagd door e-mails en WhatsApp-berichten te sturen. Daarnaast heeft hij op 16 september 2021 pornografische beelden van de ex-vriendin naar haar vader gestuurd via Facebook Messenger. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 97 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens is er een taakstraf van 150 uren opgelegd en is het de verdachte verboden om contact te zoeken met de ex-vriendin gedurende drie jaren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/013218-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2022.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. C.-J. Booij, en van dat wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Leyten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank gesproken met en geluisterd naar mevrouw [slachtoffer] , die zich als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van drie strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. Ter terechtzitting is de tenlastelegging gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 18 augustus 2021 tot en met 6 oktober 2021, op meerdere plekken in Nederland, meermalen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven en/of met zware mishandeling.
Feit 2:
op 16 september 2021, op meerdere plekken in Nederland, alleen of samen met een of meer anderen, meerdere voor de eerbaarheid aanstootgevende beelden van [slachtoffer] heeft toegezonden aan haar vader, te weten aan [A] .
Feit 3:
in de periode van 17 september 2021 tot en met 9 november 2021, op meerdere plekken in Nederland, [slachtoffer] heeft belaagd door haar meermalen e-mails en whatsapp-berichten te sturen, alsmede zich bij haar woning en de woning van haar ouders op te houden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alle drie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn.
Feit 1
Over de bedreigingen op 18 augustus 2021 heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer] over deze uitlatingen in haar aangifte heeft verklaard. Het telefoonnummer van verdachte, te weten + [telefoonnummer] , is in een ander strafrechtelijk onderzoek afgeluisterd. In dit andere onderzoek zijn de in deze strafzaak tenlastegelegde bedreigingen opgevangen, opgetekend en vervolgens overgedragen.
Ter zake van de bedreigingen op 6 oktober 2021 heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer] over deze uitlatingen eveneens in haar aangifte heeft verklaard. De bedreigingen zouden zijn geuit via een tweede mobiele nummer van verdachte, te weten het nummer + [telefoonnummer] . Van deze bedreigingen heeft [slachtoffer] screenshots gemaakt en deze zijn als bijlage bij de aangifte gevoegd.
Feit 2
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vader van [slachtoffer] meerdere aanstootgevende beelden heeft ontvangen via het Facebookaccount van verdachte. Op deze beelden valt [slachtoffer] te herkennen. In de visie van de officier van justitie kan het niet anders zijn dan dat verdachte deze beelden aan de vader van [slachtoffer] heeft toegezonden.
Indien de rechtbank het aannemelijk acht dat een ander dan verdachte de beelden van [slachtoffer] heeft verspreid, vindt de officier van justitie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verspreiding van de beelden tezamen en in vereniging (door een ander dan verdachte) heeft plaatsgevonden.
Feit 3
Ten aanzien van de belaging heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij meerdere e-mails en Whatsapp-berichten aan [slachtoffer] heeft toegezonden. Daarbij zou verdachte gebruik hebben gemaakt van het emailadres [e-mailadres] en het mobiele telefoonnummer + [telefoonnummer] . De vader van [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte meerdere malen achter elkaar langs kwam rijden op zijn scooter. De verklaring van verdachte dat hij niet langs de woning van de ouders van [slachtoffer] is gereden, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Immers, zo stelt de officier van justitie, past deze gedraging in het patroon van manipulerende en controlerende gedragingen van verdachte. De officier van justitie heeft voorts verwezen naar de verklaring van [B] , waarin zij aangeeft dat [slachtoffer] niet naar haar ouders durfde, omdat verdachte daar constant voor de deur aan het posten was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de bedreigingen geuit op 6 oktober 2021 (feit 1) en voor een deel van de belagingshandelingen in de tenlastegelegde periode (feit 3). Verder heeft de raadsvrouw aan de rechtbank verzocht om verdachte integraal vrij te spreken van het toezenden van het aanstootgevende materiaal aan de vader van [slachtoffer] (feit 2). Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Feit 1
Over de bedreigingen op 18 augustus 2021 heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt. Ten aanzien van dit feit heeft zij verklaard zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Ter zake van de bedreigingen op 6 oktober 2021 vindt de raadsvrouw dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de tenlastegelegde bedreigingen heeft toegezonden aan [slachtoffer] . Uit de screenshots die als bijlage bij de aangifte zijn gevoegd, blijkt immers niet wie welke berichten heeft gestuurd en kan tevens niet worden vastgesteld door wie de berichten zijn ontvangen.
Feit 2
In de visie van de raadsvrouw kan verdachte op geen enkele wijze in verband worden gebracht met het Facebookaccount via welk account de beelden van [slachtoffer] aan haar vader werden toegezonden. Zo heeft de raadsvrouw betoogd dat geen onderzoek is gedaan naar het gebruikte IP-adres en blijft de mogelijkheid bestaan dat een ander dan verdachte de beschikking had over de (online opgeslagen) beelden van [slachtoffer] .
Feit 3
Over de belaging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat (i.) sprake is van een vormverzuim, nu de mobiele telefoon na de datum van inbeslagname 29 oktober 2021 niet verder had mogen worden uitgelezen, hetgeen moet leiden tot uitsluiting van de e-mails die zijn verstuurd na 29 oktober 2021, alsmede (ii.) dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de Whatsappberichten heeft gestuurd en langs de woning van de ouders van [slachtoffer] is gereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
Feit 1
In de aangifte, gedaan door [slachtoffer] , valt onder meer het volgende te lezen.
Ik ben door mijn ex [verdachte] met de dood bedreigd [2] [..] [verdachte] zei dan: “Als je het niet doet, dan maak ik je eigen handig dood”. [..] Ook heeft hij deze uitlatingen meerdere malen in de toegezonden emails gedaan. [..] Ik weet dat hij veel via de app heeft gedaan. Het gaat hierbij om uitlatingen als: Jij verdiend gewoon klappen, [..] Die kankerkind trap ik eruit vandaag, Jij gaat dood geloof mij maar, Jij staat op mijn lijstje of jij neemt op je kan niet meer safe de deur uit. Het gaat hierbij om de gesprekken die op mijn telefoon zijn binnen gekomen, die [verdachte] stuurde. [3]
Ook heb ik vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer] , 23 Whatsappberichten ontvangen. Daarbij wordt de (
de rechtbank begrijpt: de naam)[........] gebruikt. Omdat ik zelf de naam in Whatsapp heb veranderd. Ik wilde [verdachte] intypen, maar ineens stond er [........] . [4]
In een over het aanvullende verhoor van [slachtoffer] opgemaakt proces-verbaal, valt onder meer het volgende te lezen. [5]
V: Vanaf welk nummer(s) appte hij jou?
A: Dat heb ik in de aangifte aangegeven
O: Dit nummer was [telefoonnummer] .
V: Hoe weet je dat dit zijn nummer was?
A: Ik had zijn nummer in mijn telefoon staan. Hij had 2 nummers: een Whatsapp- en een belnummer. Ik had zijn Whatsappnummer geblokkeerd. Van het belnummer heeft hij toen een Whatsappnummer gemaakt.
O: In de aangifte staat nog een telefoonnummer. [telefoonnummer] (
gelet op het proces-verbaalnummer PL0900-2021310227-7 [6] leest de rechtbank: [telefoonnummer] ).
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] valt onder meer het volgende te lezen. [7]
Op 29 oktober 2021 werd door de afdeling [afdeling] de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] in beslag genomen in verband met de handel in vuurwerk en ter beschikking gesteld voor nader onderzoek [..]. Verder zag ik in het geheugen van deze mobiele telefoon van op 22-10-2021 te 10.28 uur door ‘ [verdachte] je Raad Het Nooit’ [..] een bericht was gestuurd naar [D] [..]. Dit bericht hield het volgende; “Bel nummer [telefoonnummer] / Whatsappnummer: [telefoonnummer] ”
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] valt onder meer het volgende te lezen.
Uit de ter beschikking gestelde interceptie gesprekken zag en hoorde ik een 4-tal gesprekken tussen de verdachte [verdachte] (+ [telefoonnummer] ) en de aangeefster [slachtoffer] (+ [telefoonnummer] )
Met de letter [letter 1] wordt bedoeld; de verdachte [verdachte]
Met de letter [letter 2] wordt bedoeld; de aangeefster [slachtoffer]
Gesprek van 18-08-2021
Sessienummer 997
[letter 2] : ..onverstaanbaar..
[letter 1] : Als ik nu nog 1 keer wat hoor over iemand.. ik zweet het. Ik trap je hele kankerkop in elkaar.
[..]
[letter 2] : Nou ja dat is jou leven maar ja, dan doe ik ook gewoon mijn dingen.
[letter 1] : Doe jou kanker dingen en ik breek jou nek, duidelijk. Ga jij nou maar lekker foto’s van [....] liken.
[letter 2] : Oooh waar maak je je eigen druk om
[letter 1] : waar ik me eigen druk om maak, like nog 1 keer die foto en ik breek gelijk alle 10 je vingers. [8]
[..]
[letter 2] : ..onverstaanbaar.. en je kan morgen.. je spullen op komen halen. Ik wil niks meer met jou te maken hebben, niks meer.
[letter 1] : he vriend, als ik jou zometeen zie, sla ik je tanden er uit, duidelijk. [9]
[..]
[letter 2] : en dan ga ik vanaf nu ook mijn eigen dingen doen.
[letter 1] : doe jij je eigen dingen, dan ga je zien wat ik met jou doe. Dat kind ..onverstaanbaar.. via je kanker kont, je kanker buik uit. Duidelijk. [10]
Gesprek van 18-08-2021
Sessienummer 1027
[letter 1] : Ik trap je door die hele kanker straat heen, dat is wat ik met jou doe.
[letter 2] : Boeit me niet, boeit me niet.
[letter 1] : ga nou niet stoer door [slachtoffer] . Ik verkracht je hele kanker familie. [11]
[slachtoffer] heeft bij haar aangifte diverse screenshots overgelegd van Whatsappgesprekken met een contact genaamd “ [........] ”. In deze Whatsappgesprekken valt onder meer het volgende te lezen.
15.39: Ik stot
15.39: Zoo dat kanker kind uit je kanker buik
15.40: Jij verdient gwn klappen
15.40: En hoe [12]
[..]
15.41: Kind gaat wet
15.41: Doe je het niet
15.41: Trap 8k je eigen landing dood [13]
[..]
17.10: Jij gaat dood
17.10: Geloof mij maar
17.11: Jij stad op mij lijstje
17.11: Of je neemt nu op
17.11: Of je kan niet meet safe de duer uit [14]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] valt te lezen dat de hierboven geciteerde Whatsappberichten aan [slachtoffer] zijn verstuurd op 6 oktober 2021. [15]
Feit 2
In de aangifte, gedaan door [slachtoffer] , valt onder meer het volgende te lezen.
Ik heb ook eerder seksfilmpjes van mij naar hem gestuurd. [..] Ik weet dat [verdachte] seksfilmpjes naar mijn vader van mij heeft doorgestuurd. Ook heeft hij een nieuw whatsapp account aangemaakt met een naaktfoto van mij. Dit was een van de telefoonnummers van [verdachte] . [..] Het nummer gebruikte telefoonnummer is: [telefoonnummer] . [16] [..] [verdachte] heeft circa 5 a 6 filmpjes naar mijn vader gestuurd. Mijn vader was al van te voren ingelicht door mijn begeleider, omdat hij hier al mee had bedreigd. [..] [17]
In een over het verhoor van getuige [A] (de vader van aangeefster) opgemaakt proces-verbaal valt onder meer het volgende te lezen.
Op 16 september 2021 kreeg ik via Facebook Messenger berichten van [verdachte] . Hij stuurde mij ineens pornografische foto’s van [slachtoffer] . [..]
Bij de verklaring van [A] is een fotoblad gevoegd met daarop afgebeeld de screenshots van een Facebook Messenger-gesprek tussen een account genaamd “ [verdachte] ” en het Facebook-account van [A] . [18] Op het fotoblad zijn foto’s te zien van een (deels) naakte vrouw. Op een aantal foto’s is te zien dat een vibrator in een vagina wordt gebracht. [19]
Daarnaast is op het fotoblad te zien dat de gebruiker van het Facebookaccount genaamd “ [verdachte] ” aan de vader van [slachtoffer] stuurt dat hij haar, [slachtoffer] , wil “naaien” en “zwart” wil maken. Ook stuurt de gebruiker van dit Facebookaccount aan de vader van [slachtoffer] dat [slachtoffer] “mijn kind draagt”. [20]
In een bij de aangifte gevoegde bijlage valt een e-mail te lezen van het e-mailadres [e-mailadres] waarin de gebruiker van het e-mailaccount op 18 september 2021 aan [slachtoffer] schrijft dat hij elke foto van [slachtoffer] gaat versturen naar ene “ [C] ”. Daarbij wordt door de gebruiker van het e-mailaccount de belofte gedaan “dat alles uitkomt” en dat het kind “onder toezicht gaat”. [21] Ook schrijft de gebruiker van het e-mailaccount op 28 september dat hij niets heeft gezegd over de foto’s die hij naar de vader van [slachtoffer] “heeft gedrukt”. [22]
Feit 3
In de aangifte, gedaan door [slachtoffer] , valt onder meer het volgende te lezen.
Vanaf vrijdag 17 september 2021 heb ik tot op heden. Stelselmatig meerdere emails van [verdachte] vanaf emailadres [e-mailadres] ontvangen. Doordat wat [verdachte] en ik hebben meegemaakt en de dingen die hij benoemd in de emails. Dit kan een ander niet weten. Ik bedoel hiermee dat hij dingen zegt, die daarvoor gebeurd. Zoals het zien van [verdachte] in de wijk. Soms 1 op een dag en soms meer dan 20 op een dag [..] Op een ontvangen email van 28 september 2021 heb ik gereageerd. Daarop heb ik aangegeven dat ik geen contact meer met [verdachte] wil en dat alles via de begeleiding moet gaan. [23]
[slachtoffer] heeft bij haar aangifte een bijlage overgelegd, inhoudende een fotoblad met screenshots van diverse e-mails. Deze e-mails zijn verzonden vanaf het adres [e-mailadres] en zijn aan [slachtoffer] toegezonden in de periode gelegen tussen 17 september 2021 en 25 september 2021. [24]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] valt onder meer het volgende te lezen. [25]
Op 29 oktober 2021 werd door de afdeling [afdeling] de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] in beslag genomen in verband met de handel in vuurwerk en ter beschikking gesteld voor nader onderzoek. [..] Uit dit onderzoek werd duidelijk dat de bedoelde telefoon gebruik maakt van het email adres [e-mailadres] . Ik zag in het geheugen van deze mobiele telefoon van het email adres [e-mailadres] tussen 25 september 2021 en 9 november 2021 in totaal 149 email berichten had gestuurd naar het emailadres van de aangeefster, zijnde [e-mailadres] .
De aan [slachtoffer] toegezonden e-mails, die door verbalisant [verbalisant 1] in voornoemd proces-verbaal zijn onderzocht, zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. De e-mails zijn verzonden vanaf het adres [e-mailadres] en zijn verzonden aan [slachtoffer] in de periode gelegen tussen 25 september 2021 en 14 oktober 2021. [26]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de gebruiker is van het e-mailadres [e-mailadres] en dat hij (e-mail)berichten aan [slachtoffer] heeft gestuurd. [27]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Ter zake van de bedreigingen op 6 oktober 2021 ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld in hoeverre kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de tenlastegelegde uitlatingen via de Whatsapp-berichten heeft gedaan.
Wat in onderhavige zaak niet wordt betwist en daarom door de rechtbank als vaststaand feit wordt beschouwd, is de omstandigheid dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] in de tweede helft van 2021 ernstig is beschadigd. Volgens [slachtoffer] trad er een verandering op in het gedrag van verdachte vanaf het moment dat hij wist dat zij zwanger van hem was. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in deze periode veel drank en drugs gebruikte en dat hij, zo heeft verdachte verteld, op geen enkel moment in deze periode niet onder invloed van verdovende middelen was. In de optiek van verdachte kan het middelenmisbruik hebben bijgedragen aan zijn ongeremde gedragingen en uitlatingen en kan hij zich door het gebruik niet veel (meer) herinneren van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt dat de tenlastegelegde bedreigingen passen bij de hiervoor geschetste sfeer en getroebleerde relatie tussen [slachtoffer] en verdachte. Daarnaast constateert de rechtbank dat niet enkel [slachtoffer] wordt bedreigd met een misdrijf tegen het leven; ook de baby wordt bedreigd. Volgens [slachtoffer] wilde verdachte (aanvankelijk) dat zij de zwangerschap opzettelijk zou afbreken, wat verdachte ook heeft bevestigd ter zitting. Gelet hierop acht de rechtbank het onaannemelijk dat een ander dan verdachte gebruik heeft gemaakt van de telefoon van verdachte en [slachtoffer] (en haar ongeboren kind) met de dood heeft bedreigd. Tot slot neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat verdachte niet heeft ontkend dat hij de eveneens ten laste gelegde telefonisch uitlatingen op 18 augustus 2021 heeft gedaan en dat het vergelijkbare bedreigingen betreft.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die de bedreigende uitlatingen op 18 augustus 2021 en 6 oktober 2021 heeft gedaan. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Feit 2
Met betrekking tot de vraag in hoeverre kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die het aanstootgevende materiaal aan de vader van [slachtoffer] heeft toegezonden, overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] en verdachte hebben allebei verklaard dat zij seksuele beelden voor elkaar hebben gemaakt en dus voorhanden hebben gehad. De vader van [slachtoffer] had contact met verdachte via Facebook en heeft via dit account de beelden van zijn dochter toegestuurd gekregen. Uit de gebruikte bewoordingen in het gesprek dat gevoerd is direct na het sturen van de foto’s valt af te leiden dat de gebruiker van dit Facebookaccount beoogde leed toe te voegen aan [slachtoffer] door haar met de verspreiding van het materiaal “zwart” te maken en “te naaien”. Daarnaast constateert de rechtbank dat in het gesprek met de vader van [slachtoffer] de gebruiker van het Facebookaccount sprak over het feit dat [slachtoffer] “mijn kind draagt” en dat hij “de vader is”.
Verder slaat de rechtbank acht op diverse vermeldingen in de bij de aangifte gevoegde e-mails, waaruit zij afleidt dat sprake was van contact tussen [slachtoffer] en verdachte over het verspreiden van aanstootgevende beelden. Zo refereert verdachte op 17 september 2021 aan het verspreiden van beelden wanneer [slachtoffer] naar de politie stapt of om toezicht op het (ongeboren) kind af te dwingen. Daarnaast benoemt verdachte op 28 september 2021 het feit dat hij foto’s “heeft gedrukt” voor de vader van [slachtoffer] .
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het onaannemelijk dat een ander dan verdachte – gebruikmakende van zijn Facebookaccount – het aanstootgevende materiaal aan de vader van [slachtoffer] heeft toegezonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die het aanstootgevende materiaal heeft toegezonden aan [A] . Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Feit 3
Ten aanzien van de belaging stelt de rechtbank het navolgende voorop. Voor een veroordeling ter zake van belaging, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op een anders persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet de pleger het oogmerk hebben om een ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dergelijke belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat verdachte in de periode gelegen tussen 17 september 2021 en 14 oktober 2021 vele e-mails aan [slachtoffer] heeft toegezonden. De inhoud van deze e-mails is veelal dwingend, manipulerend, beledigend en kleinerend van aard. Daarnaast volgt uit de e-mails (en de Whatsappgesprekken) dat verdachte aan [slachtoffer] opdraagt om (onder meer) de zwangerschap opzettelijk af te breken, haar gebruik van social media aan te passen of haar locatie met verdachte te delen.
Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, met dien verstande dat de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt voor (i.) een deel van de tenlastegelegde periode en (ii.) het vermeend stelselmatig ophouden rondom de woning van (de ouders van) [slachtoffer] .
Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat (i.) de rechtbank tot de conclusie komt dat er ten aanzien van de periode onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte [slachtoffer] heeft belaagd in de periode gelegen tussen 15 oktober 2021 en 9 november 2021, alsmede dat (ii.) de rechtbank van oordeel is dat het driemaal in een half uur op een enkele dag langs de woning van de ouders van [slachtoffer] rijden, zoals de vader van [slachtoffer] heeft verklaard – in onderhavige casus – niet kwalificeert als een (onderdeel van) strafbare belaging. Weliswaar verklaart ook getuige [B] over het posten voor de deur van de ouders van [slachtoffer] door verdachte, maar dit verklaart zij niet uit eigen waarneming. Haar verklaring is daarom ontoereikend om als steunbewijs te dienen.
Gelet op deze conclusie kan het door de raadsvrouw gevoerde verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting en partiële vrijspraak van de periode gelegen tussen 29 oktober 2021 en 9 november 2021 verder onbesproken blijven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van 18 augustus tot en met 6 oktober 2021 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer]
op 18 augustus 2021 dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik trap je hele kankerkop in elkaar"; en
- " Doe jouw kanker dingen en ik breek jouw nek, duidelijk"; en
- " Like nog 1 keer die foto en ik breek gelijk alle 10 je vingers"; en
- " Als ik jou zometeen zie, sla ik je tanden er uit, duidelijk"; en
- " Doe jij je eigen dingen, dan ga je zien wat ik met jou doe. Dat kind... via je kanker kont, je kanker buik uit. Duidelijk"; en
- " Ik trap je door die hele kanker straat heen, dat is wat ik met jou doe"; en
- " Ga nou niet stoer doen [slachtoffer] . Ik verkracht je hele kanker familie",
En op 6 oktober 2021 dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik stoot zo dat kankerkind uit je buik"; en
- " Jij verdient gewoon klappen, en hoe"; en
- " Kind gaat weg, doe je het niet trap ik je eigenhandig dood"; en
- " Jij gaat dood, geloof mij maar. Jij staat op mijn lijstje"; en
- " Je kan niet meer safe de deur uit"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
op 16 september 2021 in Nederland, als degene die wist of ernstige reden had om te vermoeden dat een afbeelding aanstotelijk voor de eerbaarheid was meerdere afbeeldingen waarop [slachtoffer] naakt zichtbaar was en zichzelf bevredigde met een vibrator, telkens, via Facebook Messenger aan [A] , anders dan op zijn verzoek, heeft toegezonden;
Feit 3:
op meerdere tijdstippen, in de periode van 17 september tot en met 14 oktober 2021 in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen:
- e-mailberichten te versturen (vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ; en
- whatsapp-berichten te versturen;
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Feit 2:
wetende dat of ernstige reden hebbende om te vermoeden dat een afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid en die afbeelding aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezenden, meermalen gepleegd.
Feit 3:
belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte, ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals dit door [instelling 3] is geadviseerd in de rapportage van 31 mei 2022. In aanvulling op de reclasseringsrapportage heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte medewerking moet verlenen aan de controle op het gebruik van verdovende middelen. Ook vindt de officier van justitie dat verdachte medewerking moet verlenen aan het opstellen van aanvullende diagnostiek en moet toewerken naar een zinvolle dagbesteding.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van 150 uren. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel (op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen (bijzondere) voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, alsmede de gevorderde 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Nu de raadsvrouw de partiële vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit, heeft zij de rechtbank gevraagd om te volstaan met de oplegging van een taakstraf. Daarnaast vindt de raadsvrouw dat een voorwaardelijk strafdeel gepaard moet gaan met de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, althans niet gepaard moet gaan met de door de officier van justitie aanvullend gevorderde voorwaarden.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten; allen gepleegd tegen of in relatie tot zijn (inmiddels ex-)vriendin. Op twee momenten heeft verdachte ernstige bedreigingen geuit, waardoor bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat verdachte haar iets ging aandoen. Daarnaast, en dat rekent de rechtbank verdachte ook aan, heeft hij bedreigingen geuit ten aanzien van zijn eigen (ongeboren) kind. [slachtoffer] heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven dat deze bedreigingen haar angst hebben aangejaagd; niet enkel voor zichzelf, maar in het bijzonder ook voor het welzijn van haar baby. Dat verdachte zich hier op geen enkel moment om heeft bekommerd, neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Verder heeft verdachte diverse aanstootgevende afbeeldingen toegezonden aan de vader van [slachtoffer] . Daarmee heeft verdachte op een uiterst ongepaste wijze de eerbaarheid van [slachtoffer] aangetast. Ook heeft verdachte – ongevraagd – de vader van [slachtoffer] betrokken bij zijn conflictueuze relatie en heeft hij hem geconfronteerd met aanstootgevende afbeeldingen van zijn eigen dochter. Een dergelijk handelen is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met iedere sociaal-ethische norm en de rechtbank rekent dit verdachte dan ook aan.
Ten slotte heeft verdachte gedurende circa een maand zich schuldig gemaakt aan de belaging van [slachtoffer] . Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en haar veiligheidsgevoelens. Belaging is een bijzonder naar strafbaar feit en de rechtbank neemt het verdachte dan ook kwalijk dat hij op indringende wijze zich beledigend, kleinerend, manipulerend en controlerend jegens [slachtoffer] heeft opgesteld.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2022 op naam van verdachte. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte veel met politie en justitie in aanraking is geweest. Het uittreksel beslaat inmiddels 17 pagina’s en verdachte is eerder door rechters veroordeeld ter zake van (hoofdzakelijk) vermogensdelicten. Hoewel de documentatie van verdachte niet in zijn voordeel werkt, is in onderhavige zaak geen sprake van formele recidive. De rechtbank weegt het uittreksel dan ook niet in nadelige zin mee bij de uiteindelijk op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 31 mei 2022 en het enkelvoudig psychologisch onderzoek van 25 mei 2022. Uit deze rapportages leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte heeft te maken met impulsiviteits-, emotie- en agressieregulatie-problematiek. Deze problemen worden verergerd door verdachtes grote afhankelijkheid van verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte weinig empathie en oog voor de consequenties van zijn gedragingen en waren al deze factoren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Het advies van de deskundige om – vanwege deze problematiek – het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen, neemt de rechtbank dan ook over en weegt zij mee bij de uiteindelijk op te leggen straf.
Oplegging van straf
Alles overziend, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt voor zijn heersende problematiek. Hoewel de aard en de ernst van de feiten – in beginsel – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat een gevangenisstraf de noodzakelijke hulpverlening aan verdachte zou doorkruisen. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte geholpen wordt en zal een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen, teneinde te bereiken dat verdachte in een volgende conflictueuze situatie anders handelt dan hij ten opzichte van [slachtoffer] heeft gedaan.
De rechtbank acht de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 97 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De aftrek van de in voorarrest doorgebrachte dagen leidt er dan toe dat verdachte nu niet terug moet naar de gevangenis. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden, zoals de reclassering heeft geadviseerd in het advies van 31 mei 2022. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich te houden aan deze voorwaarden.
In aanvulling op het advies, legt de rechtbank de verplichting op om medewerking te verlenen aan de controle op het gebruik van verdovende middelen. In afwijking van het advies legt de rechtbank geen contactverbod op als bijzondere voorwaarde. Dit laatste omdat zij het contactverbod op legt als vrijheidsbeperkende maatregel naast de voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van het door [slachtoffer] gevraagde locatieverbod ten aanzien van het adres van haar ouders.
Voor de overige aanvullende bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank onvoldoende noodzaak.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, in geval de taakstraf niet of niet naar behoren wordt voldaan.
Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier van oordeel dat – ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten – aan verdachte een maatregel die strekt tot de beperking van de vrijheid moet worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel legt de rechtbank op overeenkomstig artikel 38v Wetboek van Strafrecht en houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, ook niet via derden, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer] . De rechtbank legt deze maatregel op voor de duur van 3 jaren. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat voor elke keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van een week zal worden toegepast. Daarbij geldt dat de vervangende hechtenis voor een maximale duur van zes maanden kan worden opgelegd en dat toepassing van de vervangende hechtenis verdachte niet ontheft van deze maatregel.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbenemende maatregel
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien verdachte niet (direct) wordt behandeld voor zijn gedrag en daar inzicht in gaat verwerven. De rechtbank beveelt dan ook dat de volgende bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn:
  • i.) de meldplicht bij de reclassering;
  • ii.) de opname in een zorginstelling;
  • iii.) de ambulante behandelverplichting (met mogelijkheid tot klinische opname);
  • iv.) de verplichting om medewerking te verlenen aan een traject richting begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • v.) de verplichting om medewerking te verlenen aan de controle op het gebruik van drugs (middels urineonderzoek en ademonderzoek).
Ook beveelt de rechtbank dat de op te leggen 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt die de tijd dat verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht overstijgt, heft de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 5.550,- euro aan vergoeding van immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Ook heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen deel moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De conclusies van de rechtbank brengen met zich dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] en dat verdachte verplicht is om de geleden schade te vergoeden.
De rechtbank overweegt verder dat uit het procesdossier volgt dat sprake is van zowel schade aan de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, wat heeft geresulteerd in schade voor [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] dan ook recht op een immateriële schadevergoeding die naar billijkheid wordt vastgesteld. De rechtbank acht een bedrag van 1.000,- euro billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen.
De rechtbank wijkt af van het door en namens [slachtoffer] in het geding gebrachte vonnis van de rechtbank Limburg van 3 mei 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:12970). Dat de rechters in die zaak aanleiding hebben gezien om een hoge(re) schadevergoeding toe te kennen, doet in onderhavige casus niet af aan het billijkheidsoordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [slachtoffer] kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Bovendien zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 18 augustus 2021, te weten het moment dat de aanstootgevende afbeeldingen worden verspreid en de bewezenverklaarde belagingsperiode aanvangt, tot het moment van gehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank als extra waarborg de gevorderde schadevergoedingsmaatregelen opleggen. Deze maatregelen brengen met zich dat het CJIB de inning van de vorderingen zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.
Proceskosten
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [slachtoffer] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36f, 38v, 38w, 57, 240, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 staat vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van honderd (100) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
een gedeelte van zevenennegentig (97) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd vast van 3 jaren;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- en als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [.....] [instelling 2] op het adres [adres] in [plaatsnaam] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat zich opnemen in [instelling 1] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra verdachte opgenomen kan worden. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
o zich laat zich behandelen door [.......] [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
o verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o medewerking verleent aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt de frequentie van controle;
- geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- veroordeelt verdachte verder tot
een taakstraf voor de duur van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf
wordt vervangen door 75 dagen hechtenis.
Oplegging van maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren en beveelt dat verdachte:
o op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer] (geboren: [1996] );
o beveelt dat voor iedere keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van een week zal worden toegepast, tot een maximum van 6 maanden;
o bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolgde de opgelegde maatregel niet opheft;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering, alsmede de vrijheidsbeperkende maatregel, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van 1.000,- euro, aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , een bedrag van 1.000,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat de gijzeling de verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. L.C. Michon en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2022.
mr. E.C. Ruinaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus tot en met 6 oktober 2021 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren en/of Hilversum en/of De Meern, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer]
op 18 augustus 2021 dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik trap je hele kankerkop in elkaar" en/of
- " Doe jouw kanker dingen en ik breek jouw nek, duidelijk" en/of
- " Like nog 1 keer die foto en ik breek gelijk alle 10 je vingers" en/of
- " Als ik jou zometeen zie, sla ik je tanden er uit, duidelijk" en/of
- " Doe jij je eigen dingen, dan ga je zien wat ik met jou doe. Dat kind... via je kanker kont, je kanker buik uit. Duidelijk" en/of
- " Ik trap je door die hele kanker straat heen, dat is wat ik met jou doe" en/of
- " Ga nou niet stoer doen [slachtoffer] . Ik verkracht je hele kanker familie",
en/of op 6 oktober 2021 dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik stoot zo dat kankerkind uit je buik" en/of
- " Jij verdient gewoon klappen, en hoe" en/of
- " Kind gaat weg, doe je het niet trap ik je eigenhandig dood" en/of
- " Jij gaat dood, geloof mij maar. Jij staat op mijn lijstje" en/of
- " Je kan niet meer safe de deur uit"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 september 2021 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren en/of Hilversum en/of De Meern, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans, alleen, als degene die wist of ernstige reden had om te vermoeden dat een afbeelding en/of voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid was, één of meerdere afbeeldingen/foto's, waarop [slachtoffer] naakt zichtbaar was en/of zichzelf bevredigde met een vibrator, (telkens, via Facebook Messenger) aan [A] , anders dan op zijn verzoek, heeft toegezonden;
( art 240 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 september tot en met 9 november 2021 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren en/of Hilversum en/of De Meern, althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door één of meermalen:
- e-mailberichten te versturen (vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ) en/of
- whatsapp-berichten te versturen en/of
- bij de woning van die [slachtoffer] te posten en/of in de straat/voorbij de woning van de ouders van voornoemde [slachtoffer] te rijden,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt en als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaalnummer PL0900-2022015655 (p. 1 t/m 239).
2.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 4.
3.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 6.
4.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 9.
5.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster van 26 oktober 2021, p. 19 tot en met 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2021, p. 23.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2021, p. 186.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, p. 171.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, p. 172.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, p. 174.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, p. 175.
12.Een geschrift, te weten een screenshot, p. 72.
13.Een geschrift, te weten een screenshot, p. 74.
14.Een geschrift, te weten een screenshot, p. 75.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2021, p. 54 en 55.
16.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 7.
17.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 8.
18.Een geschrift, te weten een fotoblad, p. 32 tot en met 40.
19.Eigen waarneming van de rechtbank.
20.Een geschrift, te weten een fotoblad, p. 32 en 33.
21.Een geschrift, te weten een e-mail, p. 62.
22.Een geschrift, te weten een e-mail, p. 108.
23.Proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2021, p. 8 tot en met 9.
24.Een geschrift, te weten een fotoblad, p. 57 tot en met 70.
25.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2021, p. 186.
26.Een geschrift, te weten een fotoblad p. 187 tot en met 212.
27.Proces-verbaal ter terechtzitting van 8 juni 2022.