ECLI:NL:RBMNE:2022:237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1180 en UTR 21/2022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvraag voor meerjarige productiesubsidies door het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Apollo en de raad van bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten. Eiseres, Stichting Apollo, had een subsidieaanvraag ingediend voor meerjarige productiesubsidies voor de periode 2021-2024, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder. De rechtbank oordeelde dat het Fonds terecht kon afgaan op het advies van de Adviescommissie, die de aanvraag had beoordeeld. Eiseres had geen contra-expertise overgelegd en het was niet gebleken dat de overgelegde verklaringen betrekking hadden op dezelfde uitvoeringen of dat deze volgens dezelfde criteria waren beoordeeld als door de Adviescommissie. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten en dat er geen duidelijk plan was ingediend. Eiseres had ook een beroep gedaan op het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder tijdig had gereageerd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank beide beroepen ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de subsidieaanvraag door het Fonds standhield.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1180 en UTR 21/2022

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

Stichting Apollo, uit Lelystad, eiseres

(gemachtigde: mr. O.W. Borgeld),
en
raad van bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten, verweerder
(gemachtigde: mr. M.P. Sluijter en mr. I.M. van der Heijden).

Procesverloop

In het besluit van 3 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag voor meerjarige productiesubsidies 2021-2024 Categorie II van eiseres met toepassing van de Deelregeling meerjarige productiesubsidies Fonds Podiumkunsten 2021-2024 (de Deelregeling) afgewezen.
In het besluit van 2 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer UTR 21/1180.
Ook heeft eiseres een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift . Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer UTR 21/2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 november 2021 op zitting behandeld. Namens eiseres is [A] verschenen, [functie] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] , [functie] , mr. [C] , [functie] , en [D] , [functie] , bijgestaan door de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten is een cultuurfonds dat is opgericht door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het verstrekt onder meer subsidie aan natuurlijke personen en rechtspersonen die werkzaam zijn op het gebied van de professionele podiumkunsten in Nederland.
2. Eiseres heeft een ensemble, het Apollo Ensemble, van kamermuziekspelers en zangers met solistische kwaliteiten. Eiseres heeft een subsidie van € 200.000,- aangevraagd voor de periode 2021-2024. Met de subsidie wil eiseres onder andere meer concerten in grotere bezetting organiseren, een professionaliseringsslag maken en een samenwerking aangaan met scholen met soms drie concerten op een dag. Op die wijze wil het Apollo Ensemble een verdubbeling van het bezoekersaantal in vier jaar realiseren.
Bestreden besluitvorming
3. Verweerder heeft de aanvraag voorgelegd aan de Adviescommissie meerjarige productiesubsidies 2021-2024 Categorie II (Adviescommissie). De Adviescommissie heeft de aanvraag getoetst aan de uitgangspunten en criteria die gelden in het kader van de Deelregeling en heeft advies uitgebracht. In navolging van het advies van de Adviescommissie heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De bezwaaradviescommissie heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de totstandkoming of motivering van de het advies van de Adviescommissie. In het bestreden besluit heeft verweerder nader toegelicht dat de door eiseres in bezwaar overgelegde verklaringen niet als deskundigenadvies kunnen worden aangemerkt.
Beroep niet tijdig beslissen (UTR 21/2022)
5. Eiseres heeft een beroep niet tijdig beslissen ingediend aangezien verweerder niet heeft beslist op het bezwaar wegens te laat beslissen van eiseres van 23 december 2020. In de beslissing op bezwaar van 2 februari 2021 heeft verweerder geen beslissing daarover genomen. Eiseres heeft verweerder op 7 april 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft daar nog steeds geen beslissing op genomen.
6. Verweerder heeft aangegeven dat met het besluit van 2 februari 2021 wel is beslist op het bezwaar van 23 december 2020 met inachtneming van artikel 4:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat indien wordt geoordeeld dat er sprake is van een gebrek, dit gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Voorts kan er geen dwangsom worden verbeurd wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift, aldus verweerder.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit wel op tijd heeft gereageerd op het bezwaar van eiseres van 23 december 2020 en daarop heeft besloten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft op 24 november 2020 een ingebrekestelling ingediend. In de brief van 30 november 2020 heeft verweerder terecht aangegeven dat de ingebrekestelling van 24 november 2020 te vroeg is ingediend. Aangezien verweerder gebruik maakt van een bezwaaradviescommissie is namelijk sprake van een beslistermijn van twaalf weken. [1] Verweerder had, anders dan eiseres stelt, niet de verplichting om aan eiseres de langere beslistermijn mede te delen nu deze direct uit de wet voortvloeit. Nog daargelaten of de brief van 30 november 2020 is aan te merken als een besluit, is de ingebrekestelling van 24 november 2020 prematuur gelet op de langere beslistermijn. Verweerder is in het bestreden besluit met toepassing van artikel 4:19 van de Awb voldoende ingegaan op het bezwaar van 23 december 2020, ook al is dat bezwaarschrift niet bij datum genoemd. De bezwaarcommissie is namelijk in zijn advies hier uitgebreid op ingegaan en verweerder heeft het advies in het bestreden besluit overgenomen. Uitgaande van de ingebrekestelling van 19 januari 2021 heeft verweerder op tijd op het bezwaar besloten. Voorts merkt de rechtbank op dat het bestuursorgaan niet krachtens artikel 4:17, eerste lid, van de Awb een dwangsom kan verbeuren wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. Het beroep wegens niet tijdig beslissen zal daarom ongegrond worden verklaard.
Inhoudelijk beroep (UTR 21/1180)
Procesbelang
8. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat het lastig is voor eiseres om alsnog een subsidie te krijgen nu zij in de rangschikking op plaats 90 van de 91 ingediende aanvragen staat en er nog 6 punten nodig zijn om de aanvraag alsnog positief te kunnen beoordelen. Dat ligt volgens verweerder gezien de huidige beoordeling van de aanvraag niet in de rede. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat er daarom volgens hem geen sprake is van procesbelang.
9. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij van het etiket af wil komen dat verweerder het Apollo Ensemble als zwak heeft beoordeeld. Ook kan het besluit van verweerder gevolg hebben voor andere subsidieaanvragen. Reeds in de redenen die eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank voldoende procesbelang. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.
Bevoegdheid
10. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb. In de Deelregeling staat dat de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten besluiten kan nemen over meerjarige subsidies. Een raad van bestuur bestaat volgens eiseres niet uit één persoon, waardoor eiseres van mening is dat er een mandaat moet zijn op grond waarvan kan worden besloten op een aanvraag. Die mandaatregeling heeft eiseres niet ontvangen van verweerder.
11. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit bevoegd is genomen. Uit artikel 1.1. en 1.2 van de Deelregeling volgt dat de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten meerjarige subsidies kan verstrekken. Anders dan eiseres stelt, kan er sprake zijn van een eenkoppige raad van bestuur. Dit was het geval. Op het moment van het primaire besluit en het bestreden besluit bestond de raad van bestuur uit [E] . Dit volgt uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In die hoedanigheid heeft [E] ook het primaire besluit en het bestreden besluit ondertekend. Er is daarom geen sprake van mandaatverlening.
Gronden ten aanzien van het advies
12.1.
Eiseres voert aan dat verweerder de afwijzing van haar aanvraag niet op het advies van de Adviescommissie heeft mogen baseren. Het is onduidelijk wie naar de aangeleverde opnames heeft geluisterd en gekeken. Eiseres weet niet of het advies onafhankelijk is geweest. De verklaringen van [F] , [G] , [H] en [I] (de verklaringen) die eiseres heeft overgelegd in bezwaar heeft verweerder ten onrechte niet voorgelegd aan de Adviescommissie. De verklaringen moeten worden aangemerkt als contra-expertise.
12.2.
Verder voert eiseres aan dat het onduidelijk is waar verweerder het oordeel op heeft gebaseerd. Verweerder heeft oude opnames opgevraagd vanaf 2017 en verwezen naar een aanvraag uit 2019; die is echter achteraf wel toegewezen. De beoordeling heeft een aspect dat is gebaseerd op de persoonlijke ervaring van de adviseurs, maar dat is niet inzichtelijk gemaakt.
12.3.
Ten aanzien van de beoordeling op de specifieke criteria heeft eiseres aangevoerd dat het oordeel van de adviescommissie onjuist is. In het advies wordt onvoldoende onderbouwd hoe tot verschillende conclusies is gekomen.
Bij het criterium artistieke kwaliteit heeft eiseres aangevoerd dat niet inzichtelijk is gemaakt waar sprake is van onregelmatigheden. Bij een eerdere aanvraag uit 2019 heeft verweerder over de productie ‘Beethoven-Goethe-Menselssohn’ anders geoordeeld over vakmanschap en artistieke signatuur. Over de oorspronkelijkheid stelt eiseres dat er voorbij wordt gegaan aan de combinatie van verschillende tijdsperiodes en het gebruik van verschillende muziekinstrumenten. Ook is niet aangegeven op welk beeldmateriaal de podiumprestatie statisch zou zijn geweest.
Bij het tweede criterium, kwaliteit van de activiteiten van het plan, is onvoldoende gemotiveerd waarom het gebruik van teksten in een kettingreactie niet origineel is. Verder zijn de combinaties die het ensemble speelt bijzonder.
Ten aanzien van het derde criterium, publieksfunctie, stelt eiseres dat de focus van het ensemble niet alleen ligt op Flevoland en Friesland. Het ensemble speelt ook in andere provincies en in het buitenland. Inmiddels is bekend dat eiseres ook een samenwerking voor concerten heeft voor drie jaar met 42 basisscholen, voor 150 leerlingen per school.
Over het vierde criterium, betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk, heeft eiseres aangevoerd dat verweerder met twee maten meet door het spelen van muziek uit verschillende periodes op verschillend historisch instrumentarium als geen bijzondere bijdrage aan te merken terwijl dit bij Orkest van de Achttiende eeuw wel zo wordt gevonden.
Toetsingskader
13. Bij de beoordeling van een aanvraag om een meerjarige productiesubsidie voor de periode 2021-2024, gelden de regels van de Deelregeling. Een aanvraag kan worden ingediend voor het produceren van voorstellingen of concerten en andere aan podiumkunst gerelateerde activiteiten door professionele podiumkunstenaars. [2] Uit de Deelregeling volgt dat een subsidieaanvraag kan worden aangevraagd voor drie categorieën, categorie I, II en III. [3] Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor categorie II. Daarvoor geldt dat de aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. artistieke kwaliteit van het werk van de maker(s);
b. kwaliteit van de activiteiten uit het plan;
c. publieksfunctie;
d. betekenis voor de Nederlandse podiumkunstpraktijk. [4]
Een adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van voornoemde criteria. [5]
14. Verweerder mag uitgaan van een advies van een adviescommissie als het advies op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen en voldoende inzichtelijk en concludent is. Dit volgt uit vaste jurisprudentie. [6] Verder is de beoordeling van een subsidieaanvraag een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dat betekent dat verweerder ruimte heeft om een eigen beoordeling te maken en dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Dat houdt in dat de rechtbank vooral kijkt of de procedure zorgvuldig en inzichtelijk is verlopen en of het besluit deugdelijk gemotiveerd is.
Oordeel van de rechtbank
Adviescommissie
15. De rechtbank is van oordeel dat de Adviescommissie die verweerder heeft geadviseerd voldoende deskundig is. Verweerder heeft voldoende toegelicht hoe de deskundigencommissie is samengesteld en waarom de Adviescommissie op deze manier is samengesteld. De Adviescommissie bestaat uit vier tweetallen met elk een eigen specialisatie op het gebied van muziek, dans, muziektheater en theater. Er heeft voorafgaand aan het uiteindelijke oordeel van de adviescommissie een extra ronde plaatsgevonden. In totaal hebben alle (zes) muziekdeskundigen uit drie afzonderlijke adviescommissies de artistieke kwaliteit van het werk van de makers beoordeeld. Juist de omstandigheid dat er zes muziekdeskundigen uit verschillende disciplines zijn betrokken, maakt dat zij deskundig waren om alle soorten muziekaanvragen te beoordelen. Dat er geen deskundige op het gebied van de oude muziek betrokken was, maakt dit niet anders. De resultaten van de extra ronde zijn betrokken bij het totaaloordeel van de Adviescommissie.
Deskundigenadvies
16.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat het advies van de Adviescommissie voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, inzichtelijk en concludent is, waardoor verweerder het ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn besluitvorming. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Het advies is gebaseerd op de stukken die eiseres bij de aanvraag heeft meegestuurd. Aangezien eiseres niet eerder een meerjarige subsidie ontving van verweerder, moest eiseres bij haar aanvraag liveregistraties van drie producties insturen. Ook kan een aanvraag worden beoordeeld op algemene kennis over de aanvrager. Ter zitting is echter door verweerder aangegeven dat in dit geval het advies niet is gebaseerd op dergelijke algemene kennis. Uit het advies is dat ook niet gebleken. Hierdoor is het voor eiseres voldoende inzichtelijk waar het advies op is gebaseerd, namelijk op de door haarzelf ingediende liveregistraties.
16.2.
Verder heeft verweerder mogen afzien van het voorleggen van de verklaringen die eiseres heeft overgelegd aan de Adviescommissie. Verweerder heeft kunnen stellen dat de verklaringen niet kunnen worden aangemerkt als een contra-expertise. Uit de verklaringen volgt namelijk niet dat dezelfde uitvoeringen van de muziekstukken zijn beoordeeld, zoals die zijn weergegeven bij 2.6. van de aanvraag. Ook is niet gebleken dat degenen die de verklaringen hebben opgesteld de uitvoeringen hebben beoordeeld op basis van dezelfde criteria als de Adviescommissie heeft gedaan. Daarbij is ook van belang dat de Adviescommissie alle aanvragen in het kader van meerjarige activiteitensubsidies heeft beoordeeld zodat de Adviescommissie de aanvragen met elkaar heeft kunnen vergelijken. Dat hebben degenen die de verklaringen hebben opgesteld voor eiseres niet gedaan. Daarom heeft verweerder mogen overwegen dat eiseres met de overgelegde verklaringen de conclusies en overwegingen uit het advies van de Adviescommissie niet heeft weerlegd.
16.3.
Ten aanzien van het advies heeft eiseres gesteld dat sprake is van muziekinstrumenten die overeenkomen met de instrumenten uit de periode van de componisten, dat sprake is van een unieke combinatie van werken van componisten uit verschillende periodes, dat het uniek is dat instrumenten uit verschillende periodes worden gecombineerd en dat het uniek is dat zonder dirigent wordt gespeeld. Eiseres heeft deze stellingen niet nader onderbouwd en geen contra-expertise overgelegd die de aanvraag aan de hand van dezelfde criteria heeft beoordeeld. Verweerder heeft deze stellingen daarom onvoldoende mogen vinden om het advies van de Adviescommissie te weerleggen.
16.4.
Over de publieksfunctie heeft eiseres in beroep aangevoerd dat er nu meer bekend is over de samenwerking met de scholen. Hierover heeft verweerder terecht opgemerkt dat de aanvraag leidend is voor de vraag of een subsidie toegekend wordt. Het overzicht dat eiseres in beroep heeft overgelegd kon de Adviescommissie niet betrekken bij de beoordeling van de aanvraag. In het advies van de Adviescommissie is opgemerkt dat de commissie een duidelijk plan mist voor de gewenste publieksverdubbeling. Bij de aanvraag was een plan gevoegd waaruit volgt dat de focus in 2017-2019 op Flevoland en Friesland lag. In het bestreden besluit heeft verweerder kunnen opmerken dat er een toelichting mist op de beoogde groei en de wijze waarop nieuwe doelgroepen worden bereikt. In beroep, noch ter zitting, heeft eiseres die toelichting gegeven.
16.5.
Voorts heeft eiseres in het beroepschrift diverse keren een vergelijking gemaakt met de beoordeling van de subsidieaanvraag van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Hierover heeft verweerder kunnen opmerken dat eiseres een vergelijking maakt op basis van een beoordeling die gaat over verschillende criteria, wat niet kan. Er zou, nog afgezien dat het om een individueel kwaliteitsoordeel gaat, slechts in beginsel een vergelijking kunnen worden gemaakt als het gaat om een beoordeling van hetzelfde criterium en binnen hetzelfde kader. Dit heeft eiseres niet gedaan.
16.6.
Tot slot heeft eiseres in zijn beroep de beoordeling van een eerder ingediende aanvraag uit 2019 aangehaald waarbij wel positief is geoordeeld over het vakmanschap en de artistieke signatuur. Ook hierover heeft verweerder mogen stellen dat deze vergelijking niet op gaat. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat de aanvraag van 2019 ging over een specifieke productie waar een projectsubsidie voor is aangevraagd, terwijl onderhavige aanvraag gaat over een meerjarige productiesubsidie. Bij beide subsidies gelden verschillende eisen waardoor de beoordelingen van de aanvragen niet vergelijkbaar zijn.
Conclusie
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de subsidieaanvraag van eiseres kunnen afwijzen.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep met zaaknummer UTR 21/2022 ongegrond;
- het beroep met zaaknummer UTR 21/1180 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzitter, mr. P.J.M. Mol en
mr. I. Helmich, leden, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 27 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:10 van de Awb en artikel 7:13 van de Awb.
2.Artikel 3.2., eerste lid, van de Deelregeling.
3.Artikel 1.3. onder 1, van de Deelregeling.
4.Artikel 3.4, tweede lid, van de Deelregeling.
5.Artikel 2.2., tweede lid, van de Deelregeling.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 juni 2021, (ECLI:NL:RVS:2021:1233).