10.3.Eiseres voert tot slot aan dat werkgever haar ten onrechte heeft gewaarschuwd dat haar loon wordt stopgezet als zij op 1 oktober 2019 niet op het werk komt of niet begint aan het spoor 2 traject. Werkgever heeft haar namelijk geen helder en concreet voorstel voor een werkplek in spoor 2 gedaan. Tijdens het gesprek met Human Resources (HR) van werkgever op 17 september 2019 gaf werkgever aan dat terugkeer binnen het bedrijf de enige optie was. Spoor 2 werd kort benoemd, maar er werd niet op ingegaan. Als eiseres goed was geïnformeerd over spoor 2 had zij hier graag medewerking aan verleend conform het advies van de bedrijfsarts.
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 30 juni 2021 gerapporteerd dat in de terugkoppeling van de bedrijfsarts van 4 september 2019 staat dat er benutbare mogelijkheden zijn maar dat deze elders ingevuld moeten worden. De bedrijfsarts benoemt hierbij de mogelijkheid van een werkplek op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever of een werkplek buiten het bedrijf. De bedrijfsarts benadrukt dat het laatste de voorkeur heeft in verband met de uitkomsten van de mediation pogingen.
12. De rechtbank oordeelt dat werkgever niet in strijd met het advies van de bedrijfsarts heeft gehandeld door haar een werkplek binnen het eigen bedrijf aan te bieden. De bedrijfsarts heeft zowel de mogelijkheid van een werkplek op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever als een werkplek buiten dit bedrijf genoemd. Op de zitting heeft werkgever toegelicht dat eiseres in het kader van het spoor 1 traject weliswaar formeel een werkplek op dezelfde afdeling is aangeboden, maar dat eiseres in de praktijk zou werken binnen een andere subdivisie en onder een andere manager ( [manager] ) die ook haar aanspreekpunt zou zijn. Fysiek kon zij haar werkzaamheden op een andere werkplek uitoefenen en ook op een andere verdieping zitten. Werkgever heeft haar ook de mogelijkheid geboden om via een andere ingang het gebouw te betreden en verlaten. Ze werd ook in de gelegenheid gesteld om thuis te werken. Werkgever heeft eiseres hiermee voldoende in de gelegenheid gesteld om binnen het bedrijf te re-integreren zonder te maken te hebben met de collega met wie zij in conflict is geraakt.
13. De rechtbank is van oordeel dat werkgever ook voldoende re-integratie-inspanningen in spoor 2 heeft verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 24 februari 2021 gerapporteerd dat het spoor 2 traject tijdig is gestart, namelijk medio november 2019. Dit is ruim voor het einde van het eerste ziektejaar. Het spoor 2 traject is adequaat ingevuld. Eiseres heeft tijdens het spoor 2 traject actief gewerkt aan het opbouwen van structuur en ritme door middel van vrijwilligerswerk. Dit vrijwilligerswerk is door coronamaatregelen stil komen te liggen. Vervolgens heeft zij vanaf juli 2020 gewerkt op een werkervaringsplek om opnieuw structuur en ritme op te doen. Er is in de gehele looptijd van het spoor 2 traject regelmatig contact geweest tussen de spoor 2 begeleider en eiseres. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen. Ook als aan eiseres tijdens een gesprek met werkgever ( [C] en [D] , beiden werkzaam bij HR) het spoor 2 traject niet goed zou zijn uitgelegd – iets wat werkgever overigens uitdrukkelijk betwist – maakt dat, gelet op wat werkgever allemaal wel heeft gedaan, de re-integratie-inspanningen niet onvoldoende.
14. Wat betreft de waarschuwing van werkgever dat een loonstop kan worden opgelegd, overweegt de rechtbank tot slot dat de Werkwijzer Poortwachter van het Uwv (Werkwijzer) voorschrijft dat als een werknemer medewerking aan de re-integratie weigert, van de werkgever wordt verwacht dat hij de benodigde prikkelende maatregelen treft om de werknemer tot medewerking te stimuleren. Een loonstop wordt in de Werkwijzer als een dergelijke prikkelende maatregel genoemd. Dat werkgever voor een loonstop heeft gewaarschuwd kan dan ook niet worden gezien als een stap die de re-integratie van eiseres onterecht heeft bemoeilijkt.
Conclusie ten aanzien van de re-integratie-inspanningen van werkgever
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de
re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest. De rechtbank volgt hierin de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 februari 2021 geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende waren omdat werkgever steeds tijdig de juiste stappen heeft gezet. Direct bij aanvang heeft de bedrijfsarts het conflict erkend en genoteerd volgens de StecR richtlijn te zullen handelen. De verzekeringsarts komt dan ook tot de conclusie dat de sociaal medische begeleiding adequaat is geweest. De werkgever heeft geprobeerd om het conflict op te lossen door middel van twee mediaton trajecten die niet tot een oplossing hebben geleid. Werkgever heeft bij het ontstaan van mogelijkheden eerst werkzaamheden binnen de eigen organisatie aangeboden die in de praktijk op een andere afdeling en onder leiding van een ander aanspreekpunt konden worden uitgevoerd. Eiseres wilde echter niet bij haar eigen werkgever terugkeren en heeft gekozen voor een start van het spoor 2 traject. Dit traject is tijdig gestart en adequaat uitgevoerd.
17. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding. Op grond van artikel 8:88 van de Awb kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van schade als, kort weergegeven, sprake is van een onrechtmatig besluit. Verweerder heeft in deze zaak juist gehandeld en er is geen sprake van een onrechtmatig besluit. Er is dan ook geen reden voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding.
18. Het beroep is ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
19. Vanwege het geconstateerde gebrek (schending van de hoorplicht) zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.
20. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).