ECLI:NL:RBMNE:2022:2365

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van re-integratie-inspanningen en WIA-uitkering in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 juni 2022, is het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een WIA-uitkering, omdat zij van mening was dat de re-integratie-inspanningen van haar werkgever onvoldoende waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, ondanks de schending van de hoorplicht. Eiseres had zich ziekgemeld na een conflict op de werkvloer en had verschillende re-integratietrajecten doorlopen. De rechtbank oordeelde dat de werkgever de adviezen van de bedrijfsarts had opgevolgd en dat de re-integratie-inspanningen adequaat waren. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de WIA-beoordeling zelf, waardoor dit onderdeel niet verder werd beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatig besluit was genomen door het Uwv en wees het verzoek om schadevergoeding af. Wel werd bepaald dat het griffierecht aan eiseres moest worden vergoed, en de proceskosten werden vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1966

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.R.N. Klazinga),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [ex-werkgever] (ex-werkgever), te [plaats] , gemachtigde: mr. L.V.V. Meijers.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat eiseres per 14 december 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) krijgt, omdat zij 58,03% arbeidsongeschikt is. Verder heeft verweerder in het besluit meegedeeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgever en eiseres voldoende zijn geweest.
Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, omdat eiseres 59,06% arbeidsongeschikt wordt geacht. Verweerder is in dit besluit bij zijn beslissing gebleven dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn namens derde-partij verschenen: [A] ( [bedrijf] ) en [B] (manager).

Overwegingen

Geheimhouding
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan werkgever te verstrekken. De rechtbank zal daarom de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken om te voorkomen dat deze gegevens via deze uitspraak alsnog openbaar worden.
Inleiding
2.1.
Eiseres heeft voor het laatst bij (ex-)werkgever (hierna: werkgever) gewerkt als projectmanager. Zij heeft zich per 17 december 2018 ziekgemeld naar aanleiding van een conflict met een collega. Dit is geëscaleerd tot een arbeidsconflict. Vervolgens ontstonden er bij eiseres medische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid.
2.2.
In december 2018 heeft werkgever een eerste en in juli 2019 een tweede mediation traject opgestart. Beide trajecten zijn vroegtijdig beëindigd omdat de collega met wie eiseres het conflict heeft gehad aangaf hier niet verder mee te willen gaan.
2.3.
Op 4 september 2019 heeft bedrijfsarts [bedrijfsarts] werkgever in een rapportage geadviseerd om eiseres niet op haar eigen werkplek maar op een andere plek te laten
re-integreren. Dit kon op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever of buiten het bedrijf. De bedrijfsarts had in deze fase voorkeur re-integratie buiten het bedrijf van werkgever.
2.4.
Op 24 maart 2020 heeft arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] op verzoek van werkgever een rapport ‘deskundigenoordeel re-integratie-inspanningen werknemer’ uitgebracht. Hierin heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van eiseres voldoende zijn geweest.
2.5.
Eiseres heeft op 23 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
2.6.
Op 4 november 2020 heeft verzekeringsarts [verzekeringsarts] in het kader van een beoordeling van het re-integratieverslag gerapporteerd dat de sociaal-medische begeleiding adequaat is geweest.
2.7.
Op 5 november 2020 heeft arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 2] gerapporteerd dat er ten aanzien van de re-integratie geen sprake is van een bevredigend resultaat. De arbeidsdeskundige vindt de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende omdat de sociaal-medische begeleiding adequaat is geweest. Volgens de arbeidsdeskundige heeft werkgever terecht afgezien van verder werkhervatting in spoor 1 en heeft spoor 2 ingezet.
2.8.
Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit aan eiseres een WIA-uitkering toegekend en daarbij vermeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
2.9.
Op 24 februari 2021 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [arbeidsdeskundige 3] gerapporteerd dat er geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. Eiseres is belastbaar maar werkt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat de
re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest. Werkgever heeft eerst werkzaamheden binnen de eigen organisatie aangeboden. Deze werkzaamheden konden op een andere afdeling en onder leiding van een ander aanspreekpunt uitgevoerd worden. Eiseres wilde echter niet bij werkgever terugkeren en heeft gekozen voor de start van het spoor 2 traject. Hierna heeft werkgever het spoor 2 traject tijdig gestart en adequaat ingevuld, aldus de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2.10.
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan.
2.11.
Op 30 juni 2021 heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [arbeidsdeskundige 3] gerapporteerd dat de beroepsgronden van eiseres geen aanleiding zijn om van standpunt te veranderen. Op 27 september 2021 heeft werkgever een zienswijze ingediend.
Grondslag van het bestreden besluit
3.1.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage is veranderd van 58,03% naar 59,06%. Hierbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3.2.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat de
re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op arbeidskundige rapportages.
Waar gaat het geschil over?
4.1.
In beroep betoogt eiseres dat de re-integratie-inspanningen van werkgever niet voldoende zijn geweest en dat verweerder ten onrechte geen loonsanctie aan werkgever heeft opgelegd. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding omdat er geen loonsanctie meer kan worden opgelegd. Eiseres voert geen gronden aan tegen de WIA-beoordeling. Dit besluitonderdeel zal daarom niet verder worden beoordeeld in deze uitspraak.
4.2.Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is een (ambtshalve) beslissing om geen loonsanctie op te leggen, een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen op grond van artikel 7:1 van de Awb de mogelijkheid van bezwaar openstaat.
4.3.
Dat een loonsanctie bij het bestreden besluit niet meer kon worden opgelegd, betekent niet dat eiseres geen belang heeft bij een beoordeling door de bestuursrechter van het besluit om aan werkgeefster geen loonsanctie op te leggen. Eiseres heeft in beroep verzocht om vergoeding van door haar geleden financiële en materiële schade. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:91, eerste lid, van de Awb is de rechtbank bevoegd om op verzoek van eiseres het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de schade die eiseres lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit. Met het oog op de gestelde aanspraak op schadevergoeding heeft eiseres belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door het Uwv bij het bestreden besluit ingenomen standpunt over de re-integratie-inspanningen die door werkgever zijn verricht.
Hoorplicht
5. De Werkwijzer Poortwachter van het Uwv schrijft voor dat de arbeidsdeskundige, bij het voornemen om geen loonsanctie op te leggen, in elk geval contact opneemt met de werknemer om zijn visie op de re-integratie-inspanningen van de werkgever te horen. Dit is niet gebeurd en levert een schending van de hoorplicht op.
6. De arbeidsdeskundige heeft op 5 november 2020 gerapporteerd dat werkneemster het niet eens is met de re-integratie, gelet op het aanvraagformulier voor de WIA-uitkering. In dit aanvraagformulier heeft eiseres vermeld dat zij de re-integratie-inspanningen van werkgever onvoldoende vindt. De arbeidsdeskundige wist ten tijde van de primaire beoordeling dus dat eiseres het niet eens was met de re-integratie-inspanningen van werkgever en heeft dit standpunt vervolgens meegewogen bij de primaire beoordeling.
7. Eiseres heeft verder de gelegenheid gehad om in bezwaar en in beroep haar standpunten over deze re-integratie-inspanningen kenbaar te maken. Dat heeft zij ook gedaan. Dit heeft bij verweerder niet tot een ander standpunt geleid. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek aan het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. De grond is dus terecht aangevoerd, maar leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
Beoordelingskader
8.1.
Voor werknemers die na twee jaar ziekte een aanvraag indienen voor een WIA-uitkering wordt voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering door verweerder eerst de zogenoemde Poortwachterstoets uitgevoerd. De grondslag voor deze toets is onder meer te vinden in de artikelen 7:658a en 7:660a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de artikelen 25 en 65 van de Wet WIA.
8.2.
Artikel 25, negende lid, van de Wet WIA luidt als volgt: “Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65, blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond (…) onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het Uwv het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het BW (…), opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen op
re-integratie-inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.”
8.3.
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt, voor zover hier van belang, dat het Uwv beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de
re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
8.4.
Verweerder heeft het kader dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van de
re-integratie-inspanningen uiteengezet in de ‘Beleidsregels beoordelingskader poortwachter’ (Besluit van 3 december 2002, Stcrt 2002, 236, zoals nadien gewijzigd, hierna: de Beleidsregels).
8.5.
In de Beleidsregels staat het met de re-integratie bereikte resultaat voorop. Een bevredigend resultaat is voldoende. Hiervan is in beginsel sprake wanneer de werknemer (gedeeltelijk) hervat heeft in structureel werk dat min of meer aansluit bij zijn resterende functionele mogelijkheden. Is geen sprake van een bevredigend resultaat, maar worden de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende geacht dan wordt evenmin een loonsanctie opgelegd. Ten slotte wordt ook afgezien van het opleggen van een loonsanctie in het geval sprake is van onvoldoende inspanningen, mits de werkgever daar een deugdelijke grond voor heeft.
8.6.
Volgens paragraaf 8 van de Beleidsregels gaat het bij de arbeidskundige aspecten van re-integratie om het bezien van de mogelijkheden om weer aan het werk te gaan. Werkgever en werknemer moeten bij de start van de re-integratie, vaak op geleide van de probleemanalyse, nagaan welke (tijdelijke of blijvende) mogelijkheden er zijn of gecreëerd kunnen worden door aanpassing van de eigen functie of de eigen werkplek, de werkorganisatie en dergelijke of dat hervat kan worden in een andere passende functie binnen het eigen bedrijf. Ook moet worden nagegaan of een andere functie passend kan worden gemaakt.
Bevredigend re-integratieresultaat?
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 24 februari 2021 gerapporteerd dat er geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. Eiseres werkt op de datum van de primaire beoordeling niet structureel in passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij haar resterende functionele mogelijkheden terwijl er in passend werk met een structureel karakter ook niet ten minste 65% van het oude loon wordt verdiend. De werknemer is belastbaar maar zij werkt niet. Partijen betwisten dit niet.
Voldoende re-integratie-inspanningen?
Standpunt van eiseres
10.1.
Eiseres stelt dat de re-integratie-inspanningen van werkgever onvoldoende zijn geweest. Zij voert daartoe aan dat werkgever in strijd met het advies van de bedrijfsarts heeft gehandeld. De bedrijfsarts heeft na het spreekuur van 4 september 2019 geconstateerd dat het eigen werk oppakken geen optie was. De bedrijfsarts adviseerde om werkzaamheden op een werkplek op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever óf een werkplek buiten dit bedrijf te gaan verrichten. Eiseres stelt dat de werkplek die werkgever binnen het eigen bedrijf aanbood (spoor 1) binnen dezelfde afdeling was.
10.2.
Verder vindt eiseres het onbegrijpelijk dat werkgever [werkgever] als haar aanspreekpunt in spoor 1 heeft aangesteld. [werkgever] werkt binnen de afdeling waar eiseres heeft gewerkt. Zij is ook betrokken geweest bij het mislukte mediation traject, waarbij zij aangaf eiseres niet te steunen in haar standpunten. [werkgever] was ook de manager van de collega met wie eiseres in conflict was.
10.3.
Eiseres voert tot slot aan dat werkgever haar ten onrechte heeft gewaarschuwd dat haar loon wordt stopgezet als zij op 1 oktober 2019 niet op het werk komt of niet begint aan het spoor 2 traject. Werkgever heeft haar namelijk geen helder en concreet voorstel voor een werkplek in spoor 2 gedaan. Tijdens het gesprek met Human Resources (HR) van werkgever op 17 september 2019 gaf werkgever aan dat terugkeer binnen het bedrijf de enige optie was. Spoor 2 werd kort benoemd, maar er werd niet op ingegaan. Als eiseres goed was geïnformeerd over spoor 2 had zij hier graag medewerking aan verleend conform het advies van de bedrijfsarts.
Spoor 1 traject
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 30 juni 2021 gerapporteerd dat in de terugkoppeling van de bedrijfsarts van 4 september 2019 staat dat er benutbare mogelijkheden zijn maar dat deze elders ingevuld moeten worden. De bedrijfsarts benoemt hierbij de mogelijkheid van een werkplek op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever of een werkplek buiten het bedrijf. De bedrijfsarts benadrukt dat het laatste de voorkeur heeft in verband met de uitkomsten van de mediation pogingen.
12. De rechtbank oordeelt dat werkgever niet in strijd met het advies van de bedrijfsarts heeft gehandeld door haar een werkplek binnen het eigen bedrijf aan te bieden. De bedrijfsarts heeft zowel de mogelijkheid van een werkplek op een andere afdeling binnen het bedrijf van werkgever als een werkplek buiten dit bedrijf genoemd. Op de zitting heeft werkgever toegelicht dat eiseres in het kader van het spoor 1 traject weliswaar formeel een werkplek op dezelfde afdeling is aangeboden, maar dat eiseres in de praktijk zou werken binnen een andere subdivisie en onder een andere manager ( [manager] ) die ook haar aanspreekpunt zou zijn. Fysiek kon zij haar werkzaamheden op een andere werkplek uitoefenen en ook op een andere verdieping zitten. Werkgever heeft haar ook de mogelijkheid geboden om via een andere ingang het gebouw te betreden en verlaten. Ze werd ook in de gelegenheid gesteld om thuis te werken. Werkgever heeft eiseres hiermee voldoende in de gelegenheid gesteld om binnen het bedrijf te re-integreren zonder te maken te hebben met de collega met wie zij in conflict is geraakt.
Spoor 2 traject
13. De rechtbank is van oordeel dat werkgever ook voldoende re-integratie-inspanningen in spoor 2 heeft verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 24 februari 2021 gerapporteerd dat het spoor 2 traject tijdig is gestart, namelijk medio november 2019. Dit is ruim voor het einde van het eerste ziektejaar. Het spoor 2 traject is adequaat ingevuld. Eiseres heeft tijdens het spoor 2 traject actief gewerkt aan het opbouwen van structuur en ritme door middel van vrijwilligerswerk. Dit vrijwilligerswerk is door coronamaatregelen stil komen te liggen. Vervolgens heeft zij vanaf juli 2020 gewerkt op een werkervaringsplek om opnieuw structuur en ritme op te doen. Er is in de gehele looptijd van het spoor 2 traject regelmatig contact geweest tussen de spoor 2 begeleider en eiseres. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen. Ook als aan eiseres tijdens een gesprek met werkgever ( [C] en [D] , beiden werkzaam bij HR) het spoor 2 traject niet goed zou zijn uitgelegd – iets wat werkgever overigens uitdrukkelijk betwist – maakt dat, gelet op wat werkgever allemaal wel heeft gedaan, de re-integratie-inspanningen niet onvoldoende.
14. Wat betreft de waarschuwing van werkgever dat een loonstop kan worden opgelegd, overweegt de rechtbank tot slot dat de Werkwijzer Poortwachter van het Uwv (Werkwijzer) voorschrijft dat als een werknemer medewerking aan de re-integratie weigert, van de werkgever wordt verwacht dat hij de benodigde prikkelende maatregelen treft om de werknemer tot medewerking te stimuleren. Een loonstop wordt in de Werkwijzer als een dergelijke prikkelende maatregel genoemd. Dat werkgever voor een loonstop heeft gewaarschuwd kan dan ook niet worden gezien als een stap die de re-integratie van eiseres onterecht heeft bemoeilijkt.
Conclusie ten aanzien van de re-integratie-inspanningen van werkgever
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de
re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn geweest. De rechtbank volgt hierin de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 februari 2021 geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende waren omdat werkgever steeds tijdig de juiste stappen heeft gezet. Direct bij aanvang heeft de bedrijfsarts het conflict erkend en genoteerd volgens de StecR richtlijn te zullen handelen. De verzekeringsarts komt dan ook tot de conclusie dat de sociaal medische begeleiding adequaat is geweest. De werkgever heeft geprobeerd om het conflict op te lossen door middel van twee mediaton trajecten die niet tot een oplossing hebben geleid. Werkgever heeft bij het ontstaan van mogelijkheden eerst werkzaamheden binnen de eigen organisatie aangeboden die in de praktijk op een andere afdeling en onder leiding van een ander aanspreekpunt konden worden uitgevoerd. Eiseres wilde echter niet bij haar eigen werkgever terugkeren en heeft gekozen voor een start van het spoor 2 traject. Dit traject is tijdig gestart en adequaat uitgevoerd.
Schadevergoeding
17. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding. Op grond van artikel 8:88 van de Awb kan een bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van schade als, kort weergegeven, sprake is van een onrechtmatig besluit. Verweerder heeft in deze zaak juist gehandeld en er is geen sprake van een onrechtmatig besluit. Er is dan ook geen reden voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
19. Vanwege het geconstateerde gebrek (schending van de hoorplicht) zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.
20. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. M.M. Brink, leden, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3028.