ECLI:NL:RBMNE:2022:2325
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak, beoordeling van indexering en procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 303.000,- voor het belastingjaar 2021, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 285.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 4 mei 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een waarnemer van zijn gemachtigde en de verweerder door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank liet de grond van eiser dat de indexering niet inzichtelijk was gemaakt buiten beschouwing, omdat dit in strijd was met de goede procesorde. Eiser had tijdens de hoorzitting niet opnieuw gevraagd om de onderbouwing van de indexeringscijfers, wat de rechtbank als een verzuim beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning was bepaald met behulp van een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix voldoende inzicht gaf in de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als hij het niet eens is met de uitspraak.