ECLI:NL:RBMNE:2022:2298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/16/537283 FZ RK 22-234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1996, die verblijft in een instelling. De officier van justitie had op 6 april 2022 verzocht om voortzetting van de op 5 april 2022 opgelegde crisismaatregel, die onder andere het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten van de betrokkene omvatte. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2022 zijn de betrokkene, haar advocaat, de moeder van de betrokkene, een psychiater en een verpleegkundige gehoord. De advocaat van de betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat betrokkene bereid was tot vrijwillige medewerking aan de behandeling en dat er geen acuut levensgevaar was. De psychiater benadrukte echter het risico van een terugkeer van een katatoon beeld bij afbouw van medicatie, wat zou kunnen leiden tot ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren om de crisismaatregel voort te zetten, gezien het risico op ernstig nadeel voor de betrokkene. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 29 april 2022, en wees het meer of anders verzochte af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.R. Everaars-Katerberg en schriftelijk uitgewerkt op 22 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/537283 / FZ RK 22-234
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 8 april 2022naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996, [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.D.G. Bakker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 april 2022, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 5 april 2022 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 5 april 2022;
  • de medische verklaring d.d. 5 april 2022;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2022, in het gebouw van [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] .
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. A.D.G. Bakker,
- de moeder van betrokkene,
- de heer [A] , psychiater,
- mevrouw [B] , verpleegkundige.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Standpunten
De advocaat van betrokkene heeft primair verzocht om een afwijzing van het verzoek. Betrokkene is bereid tot een vrijwillig verblijf binnen de instelling. Zij werkt mee aan de behandeling en is bereid tot het nemen van de voorgeschreven medicatie. Er zijn op dit moment geen verplichte vormen van zorg nodig om op te leggen. De arts onderschrijft dit. Een gedwongen opname is nu niet proportioneel omdat met toepassing van aandacht, drang en overtuiging betrokkene wil meewerken aan de behandeling.
Subsidiair heeft de advocaat eveneens verzocht om een afwijzing van het verzoek. Het gestelde gevaar van oproepen van hinderlijk gedrag van anderen is niet aanwezig. Betrokkene is wilsbekwaam en er is geen sprake van acuut levensgevaar. De wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg moeten gehonoreerd worden. De gevraagde vormen van toedienen vocht en voeding (a.), onderzoek kleding en lichaam (e.) en het aanbrengen van beperkingen (h.) zijn niet nodig om op te leggen. Betrokkene voelt zich onveilig binnen de instelling en wil zo snel als mogelijk naar huis. De verplichte vorm van zorg van opnemen in accommodatie (j.) moet beperkt worden totdat het risico op het katatonie is afgewend. Betrokkene hoopt dat er snel overgegaan kan worden tot ambulant (thuis)hulp.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene in eerste instantie vrijwillig was opgenomen binnen de instelling. Het ging niet goed met betrokkene in de thuissituatie bij moeder. Tijdens het vrijwillige verblijf van betrokkene wilde zij tegen het advies in naar huis. Zij liet toen agressief en geagiteerd gedrag zien. Door het agressieve gedrag van betrokkene was er geen andere mogelijkheid dan fixatie en toedienen van dwangmedicatie. In het vrijwillig kader is op dat moment tijdelijk gedwongen zorg toegediend. Betrokkene is daarna uiteindelijk gedwongen opgenomen. Tijdens de opname is er sprake van een angstig en katatoon beeld. Het lijkt nu wel beter te gaan met betrokkene, zij werkt mee aan de behandeling en neemt de voorgeschreven medicatie. Zoals het nu gaat zijn er geen verplichte vormen van zorg nodig om op te leggen aan betrokkene.
De psychiater pleit er wel voor om de crisismaatregel voort te zetten. Om het katatone beeld van betrokkene te laten afnemen is er gestart met medicatie in de vorm van Lorazepam. Deze medicatie wordt langzaam afgebouwd. Het risico met afbouwen van deze medicatie is dat het katatone beeld dan mogelijk weer terugkomt bij betrokkene en het toestandsbeeld opnieuw zal verslechteren. Dit betreft een reëel risico. Op dat moment is het mogelijk dat er geen contact meer is te krijgen met betrokkene en is er geen instemming met de behandeling. Aandacht, drang en overtuigingskracht zijn dan mogelijk niet voldoende om betrokkene goed te kunnen behandelen. Het kan dan noodzakelijk zijn om verplichte vormen van zorg te moeten inzetten bij betrokkene. Het gaat dan om de vormen van toedienen van medicatie en controles, insluiten, toezicht en het opnemen in accommodatie.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als het katatone beeld terugkeert bij betrokkene. Het nadeel is met name gelegen in het risico op ernstig lichamelijk letsel. Vermoed wordt dat dit nadeel dan wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De rechtbank is van oordeel dat de psychiater ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het afbouwen van medicatie (Lorazepam) kan zorgen dat het katatone beeld terugkeert met de daarmee gepaard gaande nadelen.
2.4.
In hetgeen door en namens betrokkene in verweer naar voren is gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.
Het primaire verweer gaat niet op. Als het katatone beeld terugkeert is het mogelijk om niet passend in contact te komen met betrokkene en is de verwachting dat zij geen toestemming kan of zal geven voor inzet van zorg of hulpverlening. Het genoemde door de advocaat dat betrokkene door toepassing van aandacht, drang en overtuiging wil meewerken aan behandeling is op dat moment dan ook niet meer voldoende. Op dat moment is geen sprake van een vrijwillige medewerking aan de behandeling terwijl het wel mogelijk moet zijn, door middel van het inzetten van passende zorg, om het ernstig nadeel af te wenden als dat noodzakelijk is. Het vrijwillige kader is dan ontoereikend. De rechtbank zal het primaire verweer daarom passeren.
De kern van het subsidiaire verweer is dat betrokkene wilsbekwaam is om de noodzakelijke vormen van zorg te bepalen en er geen sprake is van acuut levensgevaar. Ook dit verweer faalt.
Op grond van artikel 2:1, lid 6 Wvggz worden de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg gehonoreerd, tenzij:
a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:123) overwogen dat de rechter de wilsbekwaamheid dient te beoordelen in het geval dat een betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg én zich geen situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz voordoen.
De rechtbank zal daarom eerst nagaan of zich één of meerdere situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz, voordoen.
Indien die zich niet voordoen, zal de wilsbekwaamheid van betrokkene aan de orde komen.
De rechtbank is van oordeel dat zich in het geval van betrokkene een situatie als bedoeld in artikel 2:1, lid 6, aanhef en onder b, Wvggz, voordoet. Uit de overgelegde stukken en ter zitting is gebleken dat er ernstige zorgen bestaan over het katatone beeld van betrokkene. Hoewel het toestandsbeeld van betrokkene tijdens de opname is opgeknapt blijft het risico van een terugkeer van het katatone beeld, en daarmee een acute dreiging op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, aanwezig.
Hoewel in de medische verklaring ‘levensgevaar’ niet is aangekruist, staat voor de rechtbank voldoende vast dat katatonie voor levensbedreigende situaties kan zorgen. De psychiater heeft ter zitting naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een zeer kwetsbaar evenwicht in het toestandsbeeld van betrokkene en dat er sprake is van een reëel risico op het genoemde ernstige nadeel.
Nu er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2:1, lid 6, onder b, Wvggz en dat voldoende grond biedt om de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van verplichte zorg niet te honoreren, komt het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van betrokkene niet aan de orde. De rechtbank zal, gelet op het voorgenoemde, het subsidiaire verweer passeren.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verplichte vormen van zorg, zoals hierna vermeld in de beslissing, noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank vindt het niet noodzakelijk om de vormen van toedienen van vocht en voeding en het aanbrengen van beperkingen om het leven in te richten op te leggen.
2.6.
De op te leggen vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 april 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 8 april 2022 mondeling gegeven door mr. R.R. Everaars-Katerberg, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.A.R. Bastiaans als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 22 april 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.