ECLI:NL:RBMNE:2022:2292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
16/061008-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten, waaronder wapenbezit en diefstal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2022, is de verdachte beschuldigd van negen verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk in voorraad hebben van geneesmiddelen zonder vergunning, het voorhanden hebben van wapens en munitie, en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2, 7 en 8, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte deze feiten had begaan. De pillen die bij de verdachte waren aangetroffen, waren niet onderzocht door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), waardoor niet kon worden vastgesteld of het om geneesmiddelen ging waarvoor een handelsvergunning vereist was. Evenzo was er onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van GHB en de diefstal van koper- en elektrakabels.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, het voorhanden hebben van munitie en verschillende wapens, en een diefstal van koperen leidingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, met name het illegale wapenbezit, dat een bedreiging vormt voor de samenleving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 70 uren. Daarnaast is er een werkstraf van 10 uren opgelegd voor het dragen van een sabel. De rechtbank heeft ook beslist over de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en drugs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/061008-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2022. Het onderzoek is op de zitting van 1 juni 2022 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.G.J. Booij, advocaat te Vleuten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder samen met (een) ander(en) opzettelijk een (grote) hoeveelheid geneesmiddelen, waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad, heeft verkocht, afgeleverd, ter hand heeft gesteld, ingevoerd, binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht;
Feit 2
in de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder samen met (een) ander(en) opzettelijk zonder vergunning, andere geneesmiddelen dan voor onderzoek heeft bereid, ingevoerd, in voorraad gehad, te koop aangeboden, afgeleverd, uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied gebracht dan wel een groothandel gedreven dan wel een groothandel heeft gedreven;
Feit 3
op 2 maart 2021 te Soest samen met (een) ander(en) opzettelijk amfetamine heeft gedeald, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
in de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder en/of Soest, voorhanden heeft gehad:
A. een of meer vuurwapen(s) van categorie III onder 1,
B. een hoeveelheid munitie van categorie III,
C. een wapen van categorie II onder 5 (stroomstootwapen)
van de Wet wapens en munitie;
Feit 5
op 2 maart 2021 te Soest, een wapen van categorie IV, onder 2 (sabel) van de Wet wapens en munitie heeft gedragen;
Feit 6
in de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder voorhanden heeft gehad:
A. een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie (boksbeugel),
B. een of meer wapen(s) van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie;
Feit 7
op 2 maart 2021 te Soest samen met (een) ander(en) stoffen voorhanden heeft gehad om het maken of het dealen van GHB voor te bereiden;
Feit 8
primairop 2 maart 2021 te Soest samen met (een) ander(en) een hoeveelheid koper/elektrakabels, toebehorende aan [bedrijf] , heeft gestolen;
subsidiairzich op 2 maart 2021 te Soest samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan heling van een hoeveelheid koper/elektrakabels;
Feit 9
primairop 25 mei 2021 te Bosch en Duin, gemeente Zeist, een hoeveelheid koperen leidingen en een kraan, toebehorende aan [benadeelde] , heeft gestolen;
subsidiairop 25 mei 2021 te Bosch en Duin, gemeente Zeist, heeft geprobeerd om een hoeveelheid koperen leidingen, toebehorende aan [benadeelde] , te stelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7 en feit 9 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Hij voert ten aanzien van feit 1 en feit 2 aan dat de op de tenlastelegging genoemde pillen weliswaar niet door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) zijn beoordeeld, maar dat het gaat om gelijke pillen als de pillen die bij de medeverdachte zijn aangetroffen, welke pillen wel zijn beoordeeld door de IGJ. Uit die beoordeling blijkt dat het gaat om geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven. Verder voert de officier van justitie aan dat alleen het in voorraad hebben van de pillen bewezen kan worden verklaard, zodat voor het overige en voor het medeplegen partiële vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 3 voert hij aan dat alleen het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine bewezen kan worden verklaard, waardoor voor het overige en voor het medeplegen partiële vrijspraak dient te volgen.
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot feit 7 op het standpunt dat duidelijk op de camerabeelden is te zien dat verdachte en de medeverdachte de natriumhydroxide (grondstof voor GHB) vast hebben in hun handen en dat hierdoor in combinatie met de bevindingen van de politie dit feit bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot feit 9 voert de officier van justitie aan dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, maar dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor de diefstal van de kraan. Daarnaast kan het subsidiaire tenlastegelegde worden bewezen verklaard indien de rechtbank het primaire standpunt niet volgt, omdat geen sprake is van een vrijwillige terugtred doordat verdachte heeft verklaard dat hij door toedoen van de politie geen diefstal heeft kunnen plegen.
Voor feit 8 vordert de officier van justitie voor zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1, feit 2, feit 4 onder A, feit 7, feit 8 en feit 9 primair tenlastegelegde.
Hij voert ten aanzien van feit 1 en feit 2 aan dat er geen bewijs is dat de pillen geneesmiddelen zijn. De pillen zijn niet onderzocht en ook op basis van hun presentatie is niet overtuigend duidelijk geworden dat de aangetroffen pillen een geneesmiddelen zijn, omdat de pillen geen verpakking of bijsluiter hebben. Bovendien blijkt uit het Hecht-Pharma-arrest dat er sprake moet zijn van een fysiologisch effect door de samenstelling of de dosering van het middel. Doordat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de werkzame stof of de feitelijke samenstelling van de pillen kan onmogelijk de gevolgtrekking zijn dat het gaat om een geneesmiddel.
Ten aanzien van feit 4 onder A stelt de raadsman primair dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden uitgesloten dat de wapens onder de vrijstelling vallen aangezien de geweren geen aanduidingen van het jaartal van vervaardigen bevatten. Subsidiair stelt hij dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het te bewijzen deel niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit.
Over feit 7 merkt de raadsman op dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt nu er niets is aangetroffen bij verdachte thuis of op zijn telefoon dat wijst op betrokkenheid bij GHB-productie en nergens uit kan worden afgeleid dat verdachte iets te maken heeft met de GHB die is aangetroffen bij de medeverdachten. Daarbij heeft verdachte een geloofwaardige verklaring afgelegd waarom hij zich bevond in de fietsenwinkel van de medeverdachte.
Over feit 8 merkt de raadsman op dat er te weinig bewijs is. Verdachte ontkent dit feit en er is twijfel of de in het bedrijfspand van de medeverdachte gevonden kabels eigendom waren van de aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder feit 1, feit 2, feit 7 en feit 8 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De bij verdachte thuis aangetroffen pillen zijn niet onderzocht door de IGJ, waardoor geen duidelijkheid bestaat over de werkzame stof en het gehalte daarvan in de pillen, zodat mede gezien hetgeen de IGJ daarover vermeldt (pagina 393 van het dossier) niet is vast te stellen of voor deze pillen een handelsvergunning is verleend in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank kan er op basis van de enkele foto van de bij verdachte aangetroffen pillen niet van worden uitgegaan dat de aangetroffen pillen bij verdachte dezelfde pillen zijn als de pillen die in beslag zijn genomen bij medeverdachte [medeverdachte] . Daarbij komt nog dat van de in de woning van verdachte aangetroffen pillen geen verpakking is aangetroffen, terwijl de IGJ bij medeverdachte [medeverdachte] juist aan de hand van de verpakking van de in beslag genomen pillen heeft kunnen vaststellen dat voor die pillen geen handelsvergunning is verleend in Nederland.
De rechtbank is ten aanzien van het onder feit 7 tenlastegelegde van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich op 2 maart 2021 schuldig heeft gemaakt of een bijdrage heeft geleverd aan de productie van GHB. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken. In de fietsenwinkel van medeverdachte [medeverdachte] is een flinke hoeveelheid GHB aangetroffen, dat – gelet op de daar aangetroffen stoffen – kennelijk ook daar bereid werd. Verdachte kwam met enige regelmaat in de fietsenwinkel van [medeverdachte] . Dat is echter onvoldoende voor bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de bereiding ervan. Ook de omstandigheid dat verdachte te zien zou zijn op camerabeelden waarbij hij een flesje natriumhydroxide vast zou hebben, vormt onvoldoende bewijs voor het (medeplegen van het) bereiden van GHB.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal dan wel heling van de koper en/of elektrakabels. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij voor feit 8.
4.3.2
Bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde
Verdachte heeft het onder feit 3 tenlastegelegde bekend voor zover het betreft het voorhanden hebben van amfetamine. De raadsman heeft in zoverre ook geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het opzettelijk voorhanden hebben van een hoeveelheid amfetamine bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 4 maart 2021, pagina 85 (in het dossier opgenomen onder ‘PV Toetsing [verdachte] en [medeverdachte] (p. 1-115)’ met proces-verbaalnummer PL0900-202166530);
  • een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 9 maart 2021, pagina 185 tot en met 187 (in het dossier opgenomen onder ‘PV RDK 18-03-2021 [verdachte] en [medeverdachte] (p. 169-194)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een geschrift, te weten een NFI rapport, van 5 maart 2021, opgesteld door N. van Doorn, pagina 191 (in het dossier opgenomen onder ‘PV RDK 18-03-2021 [verdachte] en [medeverdachte] (p. 169-194)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een geschrift, te weten een NFI rapport, van 8 maart 2021, opgesteld door A.B.M. van Esch - de Bruin, pagina 192 (in het dossier opgenomen onder ‘PV RDK 18-03-2021 [verdachte] en [medeverdachte] (p. 169-194)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een geschrift, te weten een NFI rapport, van 8 maart 2021, opgesteld door A.B.M. van Esch - de Bruin, pagina 193 (in het dossier opgenomen onder ‘PV RDK 18-03-2021 [verdachte] en [medeverdachte] (p. 169-194)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530).
Verdachte wordt vrijgesproken van de overige tenlastegelegde handelingen met betrekking tot de amfetamine en ook van het tenlastegelegde medeplegen.
4.3.3
Bewezenverklaring van het onder feit 4 tenlastegelegde
Feit 4 onder B
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit 4 onder B bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 4 maart 2021, pagina 158 tot en met 160 (in het dossier opgenomen onder ‘PV VGL [verdachte] en [medeverdachte] (p. 116-168)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , pagina 1074 tot en met 1076 (in het dossier opgenomen onder ‘EIND PV – deel 2’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] van 7 mei 2021, pagina 1083 tot en met 1084 (in het dossier opgenomen onder ‘EIND PV – deel 2’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530).
Feit 4 onder A en C
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Het klopt dat er een dubbelloops geweer op mijn kamer te [woonplaats] is aangetroffen. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking slaapkamer verdachte
Op 3 maart 2021 zijn wij naar het adres [adres] te [woonplaats] gegaan om met de stiefvader van [verdachte] in gesprek te gaan. Deze stiefvader blijkt te zijn genaamd: [A] .
(…)
Hierop is [A] naar de kamer van [verdachte] gegaan en haalde twee vuurwapens naar beneden. Later bleek één daarvan (…) een jachtgeweer te zijn die nader onderzocht diende te worden.
Op donderdag 4 maart 2021 kwamen wij verbalisanten bij de woning te [woonplaats] . [3]
Betrokkene [A] liet aan ons weten dat hij de wapens die hij gisteren getoond
had op bed had gelegd.
Toen wij vervolgens een kastdeur verder opende zagen wij dat deze vol lag met allemaal luchtdrukwapens/lopen van wapens.
Verder lag er in het stopcontact aan de oplader een Taser. (…). Ook lag er in de schuur van de woning nog wapen onderdelen die in beslag genomen zijn. [4]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] )
Op 4 maart 2021 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] [woonplaats] . In de woning werden meerdere (vuur)wapens aangetroffen. [5]
De volgende sporendragers werden veiliggesteld:
Goednummer : PL0900-2021066530-2789683
SIN : AANE3008NL
Object : Stroomstootwapen [6]
Merk/type : Fbq-2002-A
Goednummer : PL0900-2021066530-2789687
SIN : AANE3011NL
Object : Vuurwapen (Geweer)
Goednummer : PL0900-2021066530-2789688
SIN : AANE3012NL
Object : Vuurwapen (Geweer) [7]
Een proces-verbaal van bevindingen categorisering wapens
8.
Goednummer: PL0900-2021066530-2789683
SIN: AANE3008NL
Wapen: stroomstootwapen
Categorie: II sub 5
Bovenvermeld voorwerp is een stroomstootwapen, voorzien van het opschrift FBQ2002-A. Dit stroomstootwapen is zwart van kleur en is voorzien van een lampje en een alarm.
Na inschakeling bleek, gelet op het knetterende geluid en het fel knipperende licht tussen de polen, het stroomstootapparaat te functioneren.
Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen
weerloos te maken of pijn toe te brengen. Het betreft geen medisch hulpmiddel en ook is de vrijstelling als bedoeld in artikel 21 van de Regeling wapens en munitie - gebruik in de veehouderij - niet van toepassing. [8]
Genoemde stroomstootapparaat is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. [9]
10.
Goednummer: PLO900-2021066530-2789687
SIN: AANE3011NL
Wapen: vuurwapen, enkelloops geweer
Categorie: III sub 1 [10]
Bovenvermeld voorwerp is een vuurwapen, enkelloops geweer, merk/model onbekend.
Derhalve is dit geweer een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en Munitie. Dit geweer is geen vuurwapen dat valt onder categorie II sub 2°, 3° of 6°.
11.
Goednummer: PLO900-2021066530-2789688
SIN: AANE3012NL
Wapen: vuurwapen, dubbelloops geweer
Categorie: III sub 1
Bovenvermeld voorwerp is een vuurwapen, dubbelloops geweer, merk/model onbekend,
kaliber .56BP.
Derhalve is dit geweer een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en Munitie. Dit geweer is geen vuurwapen dat valt onder categorie II sub 2°, 3° of 6°. [11]
Bewijsoverweging
De geweren onder feit 4 A zijn verboden op grond van de Wet Wapens en Munitie. Het bezit daarvan is alleen toegestaan indien een vrijstelling van toepassing is. Om te kunnen vaststellen dat de wapens onder de vrijstelling van artikel 18 lid 1 onder b, cl of c2 van de Regeling wapens en munitie vallen, dient er bewijs te zijn dat de wapens onder de vrijstelling vallen. Deze vrijstelling is alleen van toepassing op wapens die zijn vervaardigd voor 1 januari 1945. Daarnaast mogen vuurwapens die zijn vervaardigd voor 1 januari 1870 vrij voorhanden worden gehouden. In onderhavig geval zijn er geen aanknopingspunten in het dossier te vinden dat de wapens onder de vrijstelling vallen, aangezien de datum van vervaardiging niet is te achterhalen of duidelijk is geworden. De enkele omstandigheid dat wapens oud zijn, is onvoldoende concreet om te concluderen dat het wapens betreffen die vóór 1 januari 1945 respectievelijk 1870 zijn geproduceerd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
4.3.4
Bewezenverklaring van het onder feit 5 en feit 6 tenlastegelegde
Verdachte heeft het onder feit 5 en feit 6 tenlastegelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 4 maart 2021, pagina 85 (in het dossier opgenomen onder ‘PV Toetsing [verdachte] en [medeverdachte] (p. 1-115)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 4 maart 2021, pagina 158 tot en met 160 (in het dossier opgenomen onder ‘PV VGL [verdachte] en [medeverdachte] (p. 116-168)’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , pagina 1074 tot en met 1076 (in het dossier opgenomen onder ‘EIND PV – deel 2’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] van 25 maart 2021, pagina 1077 tot en met 1079 (in het dossier opgenomen onder ‘EIND PV – deel 2’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530);
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] van 7 mei 2021, pagina 1080 tot en met 1085 (in het dossier opgenomen onder ‘EIND PV – deel 2’ met proces-verbaalnummer PL0900-2021066530).
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.5
Bewezenverklaring van het onder feit 9 primair tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [12]
De aangifte van [benadeelde]
Op 25 mei 2021 kwam ik aan te [woonplaats] . Toen ik aankwam hoorde ik van de buren op nummer [nummer] dat er een persoon op de bouwplaats was geweest. Ik hoorde van de buurman dat er rond 02.30 uur op 25 mei 2021 geluiden van het hekwerk werd gehoord. Toen is de buurman gaan kijken en zagen ze een persoon het bouwterrein opgaan. Ik hoorde van de buurman dat de persoon met de fiets was, die hij tegen het hek had gezet en dat hij materiaal in de fietstassen had gedaan. Ik hoorde van de sloper zelf dat zij een koperen leiding naast de dieseltank had gevonden. De leiding lag daar eerst niet en daarmee vermoeden wij dat de persoon een verzameling wilde maken om mee te nemen. [13]
De getuigenverklaring van [getuige]
Ik zag dat er naast het toegangshek een fiets stond, deze fiets was voorzien van 2 fietstassen.
Kort daarna zag ik een man vanaf het bouwterrein in de richting van de fiets lopen.
Ik zag dat de man een voorwerp in zijn fietstas deed.
Ik zag dat het een groot voorwerp was en het leek gebogen te zijn.
Ook hoorde ik toen het geluid van metaal wat tegen elkaar kwam.
(…)
Kort daarna zag ik dat de politie aan kwam rijden.
Ik zag dat zij spraken met de man die ik eerder op dat terrein heb zien lopen. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse
Op maandag 25 mei 2021 kwamen wij ter plaatse.
Wij verbalisanten zagen dat de [adres] te [woonplaats] een bouwterrein betrof.
Op dat moment zagen wij dat er een damesfiets, met zwarte fietstassen, aan de buitenkant tegen het hek stond.
Wij zagen een voor ons onbekende man op het bouwterrein staan.
Ik kreeg een rijbewijs overhandigd waar de volgende gegevens op stonden: [verdachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] , nader genoemd als verdachte. [15]
Ik liep naar de fiets en zag dat er verschillende koperen leidingen en een zilveren kraan in de fietstas lagen.
Ik zag dat er verschillende koperen leidingen bij elkaar lagen bij een container.
Wij, verbalisanten hoorden dat de verdachte vertelde dat hij op het bouwterrein was om verschillende spullen te verzamelen en mee te nemen. Verder vertelde hij dat dit wel een heterdaadje was (…). [16]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte op het bouwterrein te [woonplaats] was om daar goederen weg te nemen. Er lagen verschillende koperen leidingen bij elkaar op het bouwterrein. Getuige [getuige] heeft waargenomen dat verdachte een groot gebogen voorwerp in zijn fietstas deed en hoorde toen het geluid van metaal tegen elkaar komen. Gelet op wat de agenten aantroffen op het terrein en in de fietstas en de verschijningsvorm die de getuige beschrijft, heeft verdachte koperen leidingen in zijn fietstas gestopt. Deze koperen leidingen lagen op het terrein en in de fietstas klaar om mee te worden genomen van het bouwterrein af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich aldus een zodanige feitelijke heerschappij over de koperen leidingen verschaft, dat de wegneming daarvan - in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht - was voltooid (vgl. HR 4 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1422). Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de kraan omdat de rechtbank niet aan de hand van bewijsmiddelen kan vaststellen dat verdachte deze heeft weggenomen van het bouwterrein.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 3
op 2 maart 2021 te Soest opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, 18,87 gram zijnde amfetamine. een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
in de periode van 3 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder
A. meer wapens van categorie III onder 1, te weten:
- een dubbelloops geweer, kaliber .56BP (goednummer 2789688) en
- een enkelloops geweer (merk/model onbekend) (goednummer 2789687),
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, en
B. een hoeveelheid munitie van categorie III, drie scherpe patronen (goednummers 2789682 en 2789684) en
C. een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen waarmee
door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of
pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een hulpmiddel (goednummer 2789683)
voorhanden heeft gehad;
Feit 5
op 2 maart 2021 te Soest een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een sabel (goednummer 2786882) heeft gedragen;
Feit 6
in de periode van 3 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Den Dolder
A. een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een
boksbeugel (2789674) en
B. meer wapens van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te
weten:
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een dubbelloops vuursteenpistool (merk/model James Barbar) (goednummer 2789665) en
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een vuursteenpistool (merk/model Hawkins) (goednummer 2789666) en
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een vuursteenpistool (goednummer 2789667) en
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een (gasdruk)pistool (merk Gamo, kaliber 4.5 mm) (goednummer 2789685) en
- een nabootsing van een explosief, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een wapen en met een voor ontploffing bestemd voorwerp, namelijk een handgranaat (merk/model M67) (goednummer 2789676) en
- een nabootsing van een explosief, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een wapen en met een voor ontploffing bestemd voorwerp, namelijk een handgranaat (merk/model 9Bang) (goednummer 2789678),
voorhanden heeft gehad;
Feit 9 (primair)
op 25 mei 2021 te Bosch en Duin met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koperen leidingen geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III , meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 9 primair: diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, een drugsverbod en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan het ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een taakstraf. Indien de rechtbank dat nodig acht kan eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. De raadsman voert aan dat er geen grond is om een contactverbod met de medeverdachte op te leggen, maar dat verdachte er geen last van zal ondervinden als het wel zou worden opgelegd. Bovendien verzoekt de raadsman om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals hiervan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, het voorhanden hebben van munitie en verschillende wapens en een diefstal.
Verdachte heeft verschillende geweren, munitie een stroomstootwapen en een boksbeugel in zijn woning gehad en een sabel bij zich gedragen. Illegaal wapenbezit vormt een onaanvaardbare bedreiging voor een veilige samenleving. Ook heeft verdachte in zijn woning een nabootsing van drie vuursteenpistolen, een gasdrukpistool en twee handgranaten voorhanden gehad. Deze voorwerpen, die sprekende gelijkenis vertonen met echte vuurwapens en explosieven, kunnen worden gebruikt voor afdreiging of bedreiging. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is daarom zeer ongewenst en dient te worden bestreden. Het in bezit hebben van harddrugs vormt een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin leidt tot veel criminaliteit en overlast.
Diefstal is een hinderlijk feit en verdachte heeft door het wegnemen van de koperen leidingen, midden in de nacht, voor de aangeefster en de getuige voor overlast gezorgd en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 15 september 2021, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat is een strafverzwarende factor.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 mei 2021, opgesteld door B. Dubbel. Daaruit blijkt dat het middelengebruik van verdachte onderdeel is geworden van zijn problematiek. De reclassering concludeert dat verdachte gebaat is bij
het aanpakken van het middelengebruik, in combinatie met het organiseren van structuur en
diagnostiek met behandeling. Hoewel er geen diagnose bekend is bij de reclassering, is het duidelijk dat verdachte op jonge leeftijd is geconfronteerd met verlies en problemen die zijn ontwikkeling hebben beïnvloed. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
 meldplicht bij reclassering;
 ambulante behandeling;
 drugsverbod.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. Volgens deze oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een pistolen, revolvers of geweren in een woning. De ernst van alleen al het bewezenverklaarde feit onder 4 A, het voorhanden hebben van meerdere geweren, rechtvaardigt en vereist dus de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet daarop en gelet op de overige feiten die bewezen zijn verklaard, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 181 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd nu verdachte geen hulpvraag heeft. Ook ziet de rechtbank geen grond om een contactverbod met medeverdachte op te leggen. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om naast de hierboven genoemde gevangenisstraf een taakstraf op te leggen. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 70 uren passend. Het dragen van een sabel is een overtreding (feit 5). De rechtbank acht een werkstraf van 10 uren passend voor dat feit.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen straf zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de goederen op de beslaglijst onder 1 tot en met 6, 8, 10, 11, 13 tot en met 24 en 27, zijnde wapens, drugs of geneesmiddelen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Verder stelt hij dat de weegschaal onder 7 op de beslaglijst, zijnde een voorwerp met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid, verbeurd moet worden verklaard, en de goederen onder 9 en 12, 25 en 26 op de beslaglijst kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen wapens en munitie (nrs. 1, 2 en 13 tot en met 24 op de beslaglijst) en de verdovende middelen (nrs. 3 tot en met 6, 8 en 11 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen weegschaal (nr. 7 op de beslaglijst), pillen (nr. 10 op de beslaglijst), twee doosjes oorbellen (nr. 9 op de beslaglijst), een horloge (nr. 12 op de beslaglijst), een stuk koper (nr. 25 op de beslaglijst), een telefoontoestel (nr. 26 op de beslaglijst) en ponypacks (nr. 27 op de beslaglijst).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57, 58 en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 7 en feit 8 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 9 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 9 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 3, feit 4, feit 6 en feit 9 primair bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf van 181 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 100 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarde geldt dat:
* verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 3, feit 4, feit 6 en feit 9 primair bewezenverklaarde tot
een taakstraf van 70 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 35 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 5 bewezenverklaarde tot
een taakstraf van 10 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 5 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • hagelgeweer (G2786803);
  • mes (G2786882);
  • pistolen (G2789665, G2789666, G2789667);
  • boksbeugel (G2789674);
  • naboots explosieven (G2789676, G2789678);
  • munitie (G2789682);
  • stroomstootwapen (G2789683);
  • gaspistool (G2789685);
  • hagelpatroon (G2789684);
  • gedemonteerd wapen (G2789687);
  • geweer met houtworm (G2789688);
  • verdovende middelen (G2786898, G2786901, G2786903, G2786904, G2786910);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • weegschaal (G2786908);
  • doosjes met diverse oorbellen (G2786920);
  • rode pillen, 10 strips van 5 (G2787921);
  • 4 blauwe driehoekige pillen (G2787925);
  • horloge (G2790809);
  • koper (G2825501);
  • telefoontoestel (G2790742);
  • ponypack (G2786896).
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.
Mr. H.A. Brouwer en mr. S.C.M. de Bont zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021, te Den Dolder, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (grote)
hoeveelheid geneesmiddelen, te weten:
- ( ongeveer) 50 pillen/tabletten Cobra, althans een (grote) hoeveelheid
pillen/tabletten bevattende de actieve/werkzame stof Sildenafil (citraat),
waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en/of heeft
verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld en/of heeft ingevoerd
en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht;
(artikel 1 lid 1 sub 1, 2 lid 1 en 6 lid 1 sub 1 WED)
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
2
hij, in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021, te Den Dolder, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zonder
vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, andere
geneesmiddelen dan geneesmiddelen voor onderzoek, te weten
- ( ongeveer) 50 pillen/tabletten Cobra, althans een (grote) hoeveelheid
pillen/tabletten bevattende de actieve/werkzame stof Sildenafil (citraat),
heeft bereid, heeft ingevoerd, in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden,
heeft afgeleverd, heeft uitgevoerd, of anderszins binnen of buiten het Nederlands
grondgebied heeft gebracht dan wel een groothandel heeft gedreven;
(artikel 1 lid 1 sub 1, 2 lid 1 en 6 lid 1 sub 1 WED)
( art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet )
3
hij, op of omstreeks 2 maart 2021, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, in elk geval 18,87
gram amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
4
hij, in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021, te Den Dolder en/of Soest, althans in Nederland,
A. een of meer wapen(s) van categorie III onder 1, te weten:
- een dubbelloops geweer, kaliber .56BP (goednummer 2789688) en/of
- een enkelloops geweer (merk/model onbekend) (goednummer 2789687), zijnde
(een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
B. een hoeveelheid munitie van categorie III, waaronder drie scherpe patronen
(goednummer(s) 2789682 en 2789684) en/of
C. een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen waarmee
door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of
pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een hulpmiddel (goednummer 2789683),
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
hij, op of omstreeks 2 maart 2021, te Soest, althans in Nederland, een wapen van
categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een sabel
(goednummer 2786882), heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
6
hij, in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021, te Den Dolder, althans in Nederland,
A. een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een
boksbeugel (2789674) en/of
B. een of meer wapen(s) van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te
weten:
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een dubbelloops
vuursteenpistool (merk/model James Barbar) (goednummer 2789665) en/of
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een vuursteenpistool
(merk/model Hawkins) (goednummer 2789666) en/of
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een vuursteenpistool
(goednummer 2789667) en/of
- een nabootsing van een vuurwapen welke door vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een (gasdruk)pistool
(merk Gamo, kaliber 4.5 mm) (goednummer 2789685) en/of
- een nabootsing van een explosief, welke door vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoont met een wapen en met een voor ontploffing bestemd voorwerp,
namelijk een handgranaat (merk/model M67) (goednummer 2789676) en/of
- een nabootsing van een explosief, welke door vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoont met een wapen en met een voor ontploffing bestemd voorwerp,
namelijk een handgranaat (merk/model 9Bang) (goednummer 2789678),
voorhanden heeft gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
7
hij, op of omstreeks 2 maart 2021, te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het
vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk,
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde
4-hydroxyboterzuur (GHB), een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, te weten
door een bedrijfspand (gelegen aan het [adres] ) als
(opslag/productie)locatie ter beschikking te stellen en/of
- een of meerdere goederen en/of middelen en/of stoffen voorhanden gehad, te
weten (onder meer)
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) soda en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) natriumhydroxide, te weten in totaal (ongeveer)
1401,70 gram en/of
- een of meerder maatbeker(s) en/of
- een trechter en/of
- een pan,
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea
Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
8
hij, op of omstreeks 2 maart 2021, te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een hoeveelheid koper en/of
elektrakabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 2 maart 2021, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid koper en/of
elektrakabels, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
9
hij, op of omstreeks 25 mei 2021, te Bosch en Duin, gemeente Zeist, althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid koperen leidingen en/of een kraan, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 mei 2021, te [woonplaats] , gemeente Zeist, althans in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid koperen
leidingen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte,
- zich naar een bouwterrein (gelegen aan de [adres] ) heeft begeven en/of
- ( aldaar) voornoemde koperen leidingen heeft verzameld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 november 2021, genummerd PL0900-2021066530, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1302. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2022.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2021, pagina 158.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2021, pagina 159.
5.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), van 12 maart 2021, pagina 1074.
6.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), van 12 maart 2021, pagina 1075.
7.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), van 12 maart 2021, pagina 1076.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2021, pagina 1084.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2021, pagina 1085.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2021, pagina 1085.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2021, pagina 1086.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2021, genummerd PL0900-2021160827, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, 26 pagina’s, van het digitale dossier. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Een geschrift, te weten een aangifte van [benadeelde] van 30 juni 2021, op de vierde pagina.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 25 mei 2021, op de zesde pagina.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2021, op de achtste pagina.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2021, op de negende pagina.