ECLI:NL:RBMNE:2022:2282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/3454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak over arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling in het kader van de Wet WIA

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 juli 2021, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres werd vastgesteld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank had eerder, op 3 mei 2022, een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2022:1721) waarin eiseres de gelegenheid kreeg om haar standpunt nader te onderbouwen met een psychiatrisch onderzoek. Eiseres heeft echter schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.

De rechtbank heeft in haar einduitspraak bevestigd dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van verweerder zorgvuldig is uitgevoerd en voldoende gemotiveerd is. Eiseres heeft geen nieuwe argumenten of bewijsstukken aangedragen die aanleiding geven om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank heeft daarom besloten om geen nader psychiatrisch onderzoek te gelasten en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft in deze uitspraak ook de toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht besproken, waarbij toestemming van partijen voor het niet houden van een tweede zitting niet nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.M. Geerdes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Het beroep van eiseres richt zich tegen verweerders besluit van 13 juli 2021, over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met betrekking tot de aan haar toegekende uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Op 3 mei 2022 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2022:1721). Voor het volledige procesverloop verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak haar standpunt nader te onderbouwen met een nader psychiatrisch onderzoek.
Eiseres heeft in reactie op de tussenuitspraak schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid haar standpunt nader te onderbouwen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en dat het onderzoek heden wordt gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat de medische beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 24 november 2020 door de verzekeringsartsen van verweerder zorgvuldig is uitgevoerd en toereikend is gemotiveerd. De rechtbank heeft in de stellingen van eiseres geen aanknopingspunt gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze medische beoordeling. Om die reden heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een nader psychiatrisch onderzoek te gelasten.
3. Op het uitdrukkelijk verzoek van eiseres heeft de rechtbank haar bij de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld haar standpunt zelf nader te onderbouwen met een nader psychiatrisch onderzoek. Om (alsnog) twijfel te kunnen zaaien over de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van verweerder, is namelijk een rapport van een medisch deskundige nodig.
4. Eiseres heeft de rechtbank op 20 mei 2022 schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid haar standpunt nader te onderbouwen. De rechtbank ziet dan geen aanknopingspunt om (alsnog) te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van verweerder. Het bij de tussenuitspraak gegeven oordeel blijft in stand.
5. De in het procesverloop van deze uitspraak weergegeven beslissing van de rechtbank om een tweede zitting achterwege te laten is genomen zonder partijen de gelegenheid te geven om te verklaren dat zij zo’n tweede zitting wensen. De rechtbank geeft bij deze procesbeslissing na een ‘burgerlus’ overeenkomstige toepassing aan het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, over een tweede zitting na toepassing van een bestuurlijke lus. Toestemming van partijen voor het niet houden van een tweede zitting is dan niet nodig.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.