4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 23 mei 2021 doet [aangever] namens zijn moeder [slachtoffer] aangifte:
Plaats delict: [adres 2] , [plaats]
Op 21 mei 2021 heeft mijn moeder de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 23 mei 2021 te 11:30 uur hoorde ik van de buurvrouw dat de cilinder uit de voordeur was. Mijn moeder is op vakantie dus ik ben naar de woning toe gegaan. Ik zag
dat de cilinder uit de voordeur was weggenomen.Mijn moeder heeft in de tweede slaapkamer een kluis staan op de grond. Ik zag dat de kluis weggenomen was. De kluis is ongeveer 40 centimeter diep, 60 centimeter breed en 60 centimeter hoog. In de kluis zaten de volgende goederen:
- 2 paspoorten
- Testamenten
- Donker doosje met gouden ketting
- Bloedkoralen ring, grote steen met kleine steentjes er omheen
- Verschillende oorbellen, ringen, broches, kettingen van zilver en goud
- Zilveren ketting
- Houten doos van ca 30x20 cm met zilveren beugel
- Parelsnoer
- Zilver en gouden ringen met half edelstenen
- paar honderd euro cash
- Diverse diploma’s en oorkondes
- Doosje ca. 30x20 met vakjes met allerlei zilveren dingen, ketting, gouden tientje, armband, hangertjes, broches met zwarte steen
- Doosje met oud Nederlands geld (guldens)
- Doosje met buitenlands oud geld
Naar aanleiding van de aangifte spreekt verbalisant [verbalisant 1] met getuige [getuige] , die meerdere camera’s rondom zijn woning had hangen:
Op 23 mei 2021 omstreeks 13:00 uur was ik ter plaatse op de [adres 2] te [plaats] . Ik ben naar de buurman gegaan op de [adres 3] te [plaats] . Ik sprak daar met de bewoner [getuige] . Deze bewoner gaf mij te kennen dat hij meerdere camera's rondom zijn woning had hangen. Hierop was in het kort het volgende te zien:
23 mei 2021 omstreeks 2:25 uur lopen er twee personen op straat ter hoogte van het adres [adres 1] te [plaats] . Twee personen in het donker gekleed staan dicht bij een witte kleine auto. De bewoner van [adres 3] verklaart dat deze witte auto gebruikt wordt door bewoners van [adres 1] te [plaats] .
Later nam [getuige] contact met mij op en meldde dat de auto weer terug was. Dit was 23 mei 2021 omstreeks 14:00 uur. Ik ben toen met [verbalisant 2] teruggereden naar de [locatie 1] , waar het voertuig weer was geparkeerd volgens de getuige. Ik zag dat het een witte Citroen C1 betrof met het Nederlands kenteken [kenteken] .
Ik zag dat de Citroën voorzien van het kenteken [kenteken] , op naam gesteld is van [A] , geboren [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] . Uit de politiesystemen bleek dat [verdachte] gebruiker is van de genoemde Citroën C1.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van getuige [getuige] beschreven:
02:07: Vanuit de richting [locatie 2] lage nummers komt een witte auto aangereden. Dit blijkt later een Citroën C1 te zijn voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] . De Citroën wordt geparkeerd op de [locatie 2] te [plaats] , in het parkeervak ter hoogte van perceel [nummer 1] . Uit de Citroën stappen 2 personen.
02:10: Vanuit de richting [locatie 3] komen de twee personen gelopen richting de [locatie 2] .
02:11: Beide personen staan bij de voordeur van de [adres 2] te [plaats] . En rommelen aan de voordeur.
02:14: De twee personen lopen via de [locatie 1] en gaan de steeg in achter de woningen van de [locatie 2] perceelnummers [nummer 1] / [nummer 2] / [nummer 3] te [plaats] .
02:24: De persoon in beeld loopt naar de voordeur van de [adres 2] te [plaats] .
02:25: Deze persoon hurkt en zit voor het slot van de voordeur. Er wordt veel aan de deur gerommeld.
02:30: De eerste persoon heeft de voordeur geopend van de [adres 2] te [plaats] en gaat de woning naar binnen.
02:32: De personen lopen naar de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] .
02:37: De twee personen komen uit de steeg en lopen naar de voorzijde van de [locatie 2] te [plaats] . De personen zijn opgesplitst en 1 persoon stapt in de Citroën.
03:16: De Citroën word voor de steeg geparkeerd. Dit is de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] . De twee personen stappen uit en lopen de steeg in.
03:19: De personen komen de steeg weer uit achter de [locatie 2] te [plaats] .
03:20: De personen lopen naar de voordeur van de [locatie 2] (
de rechtbank begrijpt: [adres 2]te [plaats] en beginnen aan de voordeur te rommelen.
03:21: De voordeur van de [locatie 2] (
de rechtbank begrijpt: [adres 2]te [plaats] gaat open en de personen gaan naar binnen.
03:32: Een persoon verlaat de woning [adres 2] te [plaats] en gaat rennend richting [locatie 3] / [locatie 2] . De persoon welke weg rende vanaf de [adres 2] te [plaats] rent de steeg in achter de [locatie 2] .
03:34: Een persoon komt terug uit de steeg en gaat rennend naar de [locatie 3] .
03:35: De eerste persoon komt weer terug gelopen en gaat de woning [adres 2] te [plaats] weer in. De tweede persoon is de woning (nog) niet uit geweest. Het lijkt alsof de persoon welke heen en weer gerend is een steekwagen of een hondje bij zich heeft. Deze wordt op de grond gezet bij de voordeur van de [adres 2] te [plaats] .
03:36: Er word een groot voorwerp naar buiten gekanteld bij de voordeur. Deze wordt op een steekwagen/hondje gezet. Dit is de kluis, welke later blijkt weggenomen te zijn uit
de [adres 2] te [plaats] . Het is zichtbaar dat deze kluis een groot gewicht heeft.
03:37: Er wordt een wit laken over de kluis heen gelegd. Hierna gaan beide personen met de kluis op een steekwagen/hondje, lopend richting [locatie 3] .
03:39: De personen komen in beeld met de kluis op het steekwagen/hondje. De personen lopen met de kluis naar de steeg achter de [locatie 2] . Om 03:40:46 lopen de personen met de kluis de steeg in.
04:42: De personen komen de voordeur uit van de woning van de [adres 1] te [plaats] . De personen lopen via de [locatie 2] naar de [locatie 1] en stappen in de Citroën. De Citroën rijdt weg.
13:31: De Citroën komt weer teruggereden. De Citroën wordt achteruit geparkeerd naar de steeg achter de [locatie 2] . Er stappen 2 personen uit, welke direct de steeg in lopen.
14:17: Op beelden is te zien dat een persoon in de Citroën stapt. De auto word naar achteren gereden de stoep op, zo dicht mogelijk tegen de steeg, achter de [locatie 2] te [plaats] .
14:30: Na meerdere malen heen en weer lopen tussen de Citroën en de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] , komen de verdachten nu terug bij de Citroën. De verdachten hebben een steekwagen/hondje meegenomen naar de Citroën. Hierop staat de kluis welke om 3:36 uur is weggenomen bijde woning van de [adres 2] te [plaats] . De kluis is qua grootte en kleur sterk gelijkend. Vervolgens is om 14:30 uur te zien dat de kluis in de Citroën getild wordt. Het is duidelijk zichtbaar dat het een zwaar voorwerp is. De Citroën komt namelijk lager op de vering te staan en bij het inladen beweegt de Citroën duidelijk naar voren en naar beneden.
14:32: Na enige moeite lukt het de verdachten de kofferklep te sluiten en stappen beide verdachten in de Citroën. Om 14:32 rijdt de Citroën weg.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben contact met getuige [getuige] en achtervolgende de witte Citroën C1:
Op 23 mei 2021 omstreeks 14:40 uur vernamen wij van getuige [getuige] dat de Citroën C1 wegreed. Dit was de Citroën C1 met kenteken [kenteken] . De getuige verklaarde dat hij dezelfde personen in de Citroën had zien stappen als welke de afgelopen nacht
daarook gebruik
vanhadden gemaakt. Dit waren volgens de getuige de bewoners van de woning aan de [adres 1] te [plaats] . De getuige verklaarde tevens dat de Citroën C1 zojuist was ingeladen met een zwaar/groot voorwerp in een witte big bag.
Op 23 mei 2021 omstreeks 14:51 uur reden wij over de [locatie 4] te [plaats] . Wij zagen dat een witte Citroën C1 ons tegemoet reed. Wij zagen dat dit voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] . Wij hebben hierop ons dienstvoertuig gekeerd en zijn achter de Citroën aangereden.Wij zagen, nadat de Citroën C1 abrupt gestopt was, de bestuurder en de bijrijder uit de auto springen. Wij zagen dat deze op de vlucht sloegen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was tijdens de achtervolging van de Citroën C1 de bijrijder van het politievoertuig. Hierdoor had ik de tijd en rust om goed zicht te houden op de Citroën C1 en de bijrijder en bestuurder. Nadat de Citroën C1 abrupt gestopt was en de bestuurder en de bijrijder uit de auto sprongen, heb ik de gezichten van de bestuurder en bijrijder goed kunnen zien. Ik heb van [verdachte] een foto gezien in de politiesystemen. Na de zoekslag naar de bestuurder van de Citroën C1 heb ik nogmaals de foto bekeken van [verdachte] om deze te kunnen vergelijken met de bestuurder welke uit de Citroën was gesprongen
.Na het zien van de foto van [verdachte] herkende ik deze meteen als de bestuurder van de Citroën C1
.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , was achtergebleven bij de Citroën C1. In het middenconsole lagen twee telefoons.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 9 juli 2021 deed ik een onderzoek naar de eigenaar van twee telefoons welke in beslag waren genomen naar aanleiding van een achtervolging. Ik zag dat de eerste telefoon een IPhone 7, roze van kleur, betrof. Na onderzoek zag ik de volgende dingen:
- Een gesprek tussen de eigenaar van de IPhone 7 en iemand genaamd '' [B] ''. [B] noemt de eigenaar van de telefoon [verdachte] . Tevens stuurt [B] de eigenaar van de IPhone 7 een foto van een bankpas welke op naam staat van [B] . [B] is de vader van [verdachte] .
- Een gesprek tussen de eigenaar van de IPhone 7 en iemand genaamd '' [C] ''. [C] noemt de eigenaar van de telefoon [verdachte] . [C] stuurt een foto naar de eigenaar van IPhone 7 waarin staat dat zij iets heeft besteld. Hierbij is een foto te zien dat iemand genaamd [C] de bestelling heeft geplaats. De moeder van [verdachte] is [C] .
- Een gesprek tussen de eigenaar van de iPhone 7 en iemand genaamd '' [D] '', hierna genoemd: [D] . Het telefoonnummer van [D] is: [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is bij de politie geregistreerd bij [A] . Het is mij ambtshalve bekent dat [A] , de vriendin is van [verdachte] .
- Diverse foto's op de IPhone 7 waarop ik [verdachte] herken.
- Diverse accounts welke gekoppeld waren aan het email adres: [emailadres 1]
Uit de bovenstaande punten maakte ik op dat de IPhone 7, gebruikt werd door [verdachte] .
Ik zag dat de tweede telefoon een IPhone 5S betrof.
Wel zag ik dat er een account van Snapchat aan gekoppeld was waarbij het volgend mailadres was opgegeven: [emailadres 2] .
Verdachte het volgende tegenover de politie verklaard:
V: Heb je een e-mail adres?
A: [emailadres 2]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat twee personen in de nacht van 22 op 23 mei 2021 inbreken in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en vanuit die woning een kluis met inhoud wegnemen. De vraag die voorligt is of wettig en overtuigend kan worden bewezen of verdachte één van deze twee personen is geweest. Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Uit de beschrijving van de camerabeelden maakt de rechtbank op dat twee personen met de kluis op een steekwagen de steeg achter de woning van verdachte inlopen en gebruik maken van een witte auto. Uit de verklaring van getuige [getuige] , een buurman van aangever en woonachtig nabij de woning van verdachte (de [adres 1] te [plaats] ), en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , blijkt dat deze auto de witte Citroën C1 betreft met kenteken [kenteken] . Een auto die volgens getuige [getuige] gebruikt wordt door bewoners van de [adres 1] te [plaats] . Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt voorts dat de kluis de dag erna, om 14:30 uur, door twee personen in dezelfde witte Citroën C1 wordt geladen. Vervolgens stappen de twee personen in en rijden zij met de Citroën C1 weg. De verbalisanten krijgen 21 minuten na het wegrijden van de Citroën C1 de auto in het vizier. Na een achtervolging komt de auto tot stilstand en blijkt dat de kluis zich niet meer in de auto bevindt. In de auto worden wel twee telefoons aangetroffen, die worden toeschreven aan verdachte. Daarnaast wordt de bestuurder herkend als verdachte.
De rechtbank is op basis van het bovenstaande ervan overtuigd dat verdachte de bestuurder was van bovengenoemde Citroën C1 waar de gestolen kluis in werd vervoerd. Het vervoeren van de kluis in de Citroën C1 gebeurde ongeveer 12 uur nadat de kluis was gestolen. Verdachte is aldus kort na de diefstal aangetroffen onder omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het gestolen goed een zware kluis met inhoud betreft, die moeilijk verplaatsbaar is, terwijl de straat van de woning van verdachte grenst aan de straat van de woning waar de kluis is gestolen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte.Verdachte heeft zich echter bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich ten aanzien van belangrijke punten op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring afgelegd die de belastende redengevende feiten en omstandigheden kan ontzenuwen. De rechtbank betrekt dit alles ook bij de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen en beantwoordt die vraag bevestigend nu reeds uit de beschreven camerabeelden blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met ten minste één andere persoon.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden in samenhang met elkaar bezien, kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte één van de twee personen is geweest die in de nacht van 23 mei 2021 hebben ingebroken in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en vanuit die woning een kluis met inhoud hebben weggenomen.
Te bespreken verweer: gebruik camerabeelden getuige [getuige]
De verdediging heeft bepleit dat de camerabeelden, afkomstig van de camera’s van getuige [getuige] , een door een particulier in strijd met de wet verkregen bewijsmiddel betreft. Het gebruik van de camera’s door getuige [getuige] is een privacy-schending en strijdig met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) alsmede de privacywet, aldus de raadsman. De verdediging heeft dit vervolgens vertaald naar een schending van de beginselen van een goede procesorde indien de rechtbank de beschrijving van deze camerabeelden als bewijsmiddel gebruikt.
De rechtbank stelt voorop dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) het gebruik van bewijsmateriaal dat is verkregen met een ongeoorloofde inbreuk op een verdragsrecht, in strijd acht met het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Echter, niet met elke inbreuk moet hetzelfde worden omgegaan. De genuanceerde benadering van het EHRM brengt mee dat na de vaststelling dat bewijsmateriaal op een met het verdrag strijdige wijze is verkregen, nog afzonderlijk moet worden beoordeeld of het gebruik van dat materiaal voor het bewijs strijdig is met het recht op een eerlijk proces. De meest bepalende factor voor de mate waarin ruimte bestaat om onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal te gebruiken, is de aard van het verdragsrecht waarop bij de bewijsgaring inbreuk is gemaakt (‘the nature of the violation’). In deze zaak moet worden beoordeeld of de bewijsgaring door de politie in strijd is met de door artikel 8 EVRM beschermde persoonlijke levenssfeer. Ook is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een eerlijk proces als geheel een belangrijke toetssteen of de procedurele rechten van de verdediging zijn gerespecteerd. Derhalve speelt de vraag of de verdediging kon opkomen tegen het gebruik van dat specifieke bewijsmateriaal, dan wel of er sprake is van compensatie van het eventuele gebrek in de bewijsgaring.
De rechtbank acht voorts het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020van belang, waarin wordt opgemerkt dat in het strafproces centraal staat dat de rechter, met inachtneming van de regels van een eerlijk proces, zoveel mogelijk een inhoudelijk oordeel velt over de beschuldiging die jegens de verdachte wordt geuit en zo recht spreekt in de concrete zaak. Op de strafrechter rust niet de taak en verantwoordelijkheid de rechtmatigheid en de integriteit van het optreden van politie en justitie als geheel te bewaken, laat staan het rechtmatig handelen van individuele burgers. De strafrechter is daartoe ook niet in staat.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdediging in de gelegenheid was om de inhoud van de camerabeelden, zoals weergegeven bij proces-verbaal, te toetsen, overweegt de rechtbank dat dat het geval was. De verdediging heeft immers zelf de camerabeelden kunnen bekijken en had ook de gelegenheid om hieromtrent getuigen, in het bijzonder buurman [getuige] , te (doen) horen als getuige. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat - wat er ook zij van de vraag of het handelen van getuige [getuige] , een burger die niet heeft gehandeld onder het gezag van het openbaar ministerie, onrechtmatig was - het desbetreffende bewijsmateriaal door de politie rechtmatig is verkregen. Voor zover al sprake zou zijn van een schending van enige privacy-bepaling door de buurman [getuige] , zal de rechtbank in deze zaak daaraan geen rechtsgevolg verbinden. Immers, het is niet zozeer verdachte als wel alle personen die door de camera van [getuige] zijn waargenomen, die door de eventuele niet-naleving van het privacy-voorschrift zijn getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beschrijving van de camerabeelden afkomstig van de camera’s van getuige [getuige] , mag worden gebruikt als bewijsmiddel en dat dit niet leidt tot een schending van de beginselen van een goede procesorde.