ECLI:NL:RBMNE:2022:2200

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
16/230226-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van kluis en inhoud

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het stelen van een kluis met waardevolle inhoud uit de woning van een slachtoffer. De inbraak vond plaats op 23 mei 2021. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 6 april 2022, waar de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. J.P.W. Nijboer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader op de bewuste nacht inbreken in de woning, waarbij zij de kluis met persoonlijke spullen, waaronder sieraden en documenten, hebben weggenomen. De rechtbank heeft de camerabeelden als bewijs gebruikt, waarop de verdachte herkenbaar was. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie te gelasten, toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/230226-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats 1] ,
wonende op het adres [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 6 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 23 mei 2021 te [plaats] samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd door een kluis met daarin meerdere goederen van [slachtoffer] weg te nemen;
subsidiair
op 23 mei 2021 samen met een ander een kluis met daarin meerdere goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 23 mei 2021 doet [aangever] namens zijn moeder [slachtoffer] aangifte:
Plaats delict: [adres 2] , [plaats]
Op 21 mei 2021 heeft mijn moeder de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 23 mei 2021 te 11:30 uur hoorde ik van de buurvrouw dat de cilinder uit de voordeur was. Mijn moeder is op vakantie dus ik ben naar de woning toe gegaan. Ik zag
dat de cilinder uit de voordeur was weggenomen. [2] Mijn moeder heeft in de tweede slaapkamer een kluis staan op de grond. Ik zag dat de kluis weggenomen was. De kluis is ongeveer 40 centimeter diep, 60 centimeter breed en 60 centimeter hoog. In de kluis zaten de volgende goederen:
- 2 paspoorten
- Testamenten
- Donker doosje met gouden ketting
- Bloedkoralen ring, grote steen met kleine steentjes er omheen
- Verschillende oorbellen, ringen, broches, kettingen van zilver en goud
- Zilveren ketting
- Houten doos van ca 30x20 cm met zilveren beugel
- Parelsnoer
- Zilver en gouden ringen met half edelstenen
- paar honderd euro cash
- Diverse diploma’s en oorkondes
- Doosje ca. 30x20 met vakjes met allerlei zilveren dingen, ketting, gouden tientje, armband, hangertjes, broches met zwarte steen
- Doosje met oud Nederlands geld (guldens)
- Doosje met buitenlands oud geld [3]
Naar aanleiding van de aangifte spreekt verbalisant [verbalisant 1] met getuige [getuige] , die meerdere camera’s rondom zijn woning had hangen:
Op 23 mei 2021 omstreeks 13:00 uur was ik ter plaatse op de [adres 2] te [plaats] . Ik ben naar de buurman gegaan op de [adres 3] te [plaats] . Ik sprak daar met de bewoner [getuige] . Deze bewoner gaf mij te kennen dat hij meerdere camera's rondom zijn woning had hangen. Hierop was in het kort het volgende te zien:
23 mei 2021 omstreeks 2:25 uur lopen er twee personen op straat ter hoogte van het adres [adres 1] te [plaats] . Twee personen in het donker gekleed staan dicht bij een witte kleine auto. De bewoner van [adres 3] verklaart dat deze witte auto gebruikt wordt door bewoners van [adres 1] te [plaats] . [4]
Later nam [getuige] contact met mij op en meldde dat de auto weer terug was. Dit was 23 mei 2021 omstreeks 14:00 uur. Ik ben toen met [verbalisant 2] teruggereden naar de [locatie 1] , waar het voertuig weer was geparkeerd volgens de getuige. Ik zag dat het een witte Citroen C1 betrof met het Nederlands kenteken [kenteken] .
Ik zag dat de Citroën voorzien van het kenteken [kenteken] , op naam gesteld is van [A] , geboren [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] . Uit de politiesystemen bleek dat [verdachte] gebruiker is van de genoemde Citroën C1. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van getuige [getuige] beschreven:
02:07: Vanuit de richting [locatie 2] lage nummers komt een witte auto aangereden. Dit blijkt later een Citroën C1 te zijn voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken] . De Citroën wordt geparkeerd op de [locatie 2] te [plaats] , in het parkeervak ter hoogte van perceel [nummer 1] . Uit de Citroën stappen 2 personen. [6]
02:10: Vanuit de richting [locatie 3] komen de twee personen gelopen richting de [locatie 2] .
02:11: Beide personen staan bij de voordeur van de [adres 2] te [plaats] . En rommelen aan de voordeur. [7]
02:14: De twee personen lopen via de [locatie 1] en gaan de steeg in achter de woningen van de [locatie 2] perceelnummers [nummer 1] / [nummer 2] / [nummer 3] te [plaats] .
02:24: De persoon in beeld loopt naar de voordeur van de [adres 2] te [plaats] .
02:25: Deze persoon hurkt en zit voor het slot van de voordeur. Er wordt veel aan de deur gerommeld.
02:30: De eerste persoon heeft de voordeur geopend van de [adres 2] te [plaats] en gaat de woning naar binnen. [8]
02:32: De personen lopen naar de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] .
02:37: De twee personen komen uit de steeg en lopen naar de voorzijde van de [locatie 2] te [plaats] . De personen zijn opgesplitst en 1 persoon stapt in de Citroën.
03:16: De Citroën word voor de steeg geparkeerd. Dit is de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] . De twee personen stappen uit en lopen de steeg in.
03:19: De personen komen de steeg weer uit achter de [locatie 2] te [plaats] .
03:20: De personen lopen naar de voordeur van de [locatie 2] (
de rechtbank begrijpt: [adres 2]te [plaats] en beginnen aan de voordeur te rommelen.
03:21: De voordeur van de [locatie 2] (
de rechtbank begrijpt: [adres 2]te [plaats] gaat open en de personen gaan naar binnen. [9]
03:32: Een persoon verlaat de woning [adres 2] te [plaats] en gaat rennend richting [locatie 3] / [locatie 2] . De persoon welke weg rende vanaf de [adres 2] te [plaats] rent de steeg in achter de [locatie 2] .
03:34: Een persoon komt terug uit de steeg en gaat rennend naar de [locatie 3] .
03:35: De eerste persoon komt weer terug gelopen en gaat de woning [adres 2] te [plaats] weer in. De tweede persoon is de woning (nog) niet uit geweest. Het lijkt alsof de persoon welke heen en weer gerend is een steekwagen of een hondje bij zich heeft. Deze wordt op de grond gezet bij de voordeur van de [adres 2] te [plaats] .
03:36: Er word een groot voorwerp naar buiten gekanteld bij de voordeur. Deze wordt op een steekwagen/hondje gezet. Dit is de kluis, welke later blijkt weggenomen te zijn uit
de [adres 2] te [plaats] . Het is zichtbaar dat deze kluis een groot gewicht heeft.
03:37: Er wordt een wit laken over de kluis heen gelegd. Hierna gaan beide personen met de kluis op een steekwagen/hondje, lopend richting [locatie 3] . [10]
03:39: De personen komen in beeld met de kluis op het steekwagen/hondje. De personen lopen met de kluis naar de steeg achter de [locatie 2] . Om 03:40:46 lopen de personen met de kluis de steeg in.
04:42: De personen komen de voordeur uit van de woning van de [adres 1] te [plaats] . De personen lopen via de [locatie 2] naar de [locatie 1] en stappen in de Citroën. De Citroën rijdt weg.
13:31: De Citroën komt weer teruggereden. De Citroën wordt achteruit geparkeerd naar de steeg achter de [locatie 2] . Er stappen 2 personen uit, welke direct de steeg in lopen.
14:17: Op beelden is te zien dat een persoon in de Citroën stapt. De auto word naar achteren gereden de stoep op, zo dicht mogelijk tegen de steeg, achter de [locatie 2] te [plaats] .
14:30: Na meerdere malen heen en weer lopen tussen de Citroën en de steeg achter de [locatie 2] te [plaats] , komen de verdachten nu terug bij de Citroën. De verdachten hebben een steekwagen/hondje meegenomen naar de Citroën. Hierop staat de kluis welke om 3:36 uur is weggenomen bij [11] de woning van de [adres 2] te [plaats] . De kluis is qua grootte en kleur sterk gelijkend. Vervolgens is om 14:30 uur te zien dat de kluis in de Citroën getild wordt. Het is duidelijk zichtbaar dat het een zwaar voorwerp is. De Citroën komt namelijk lager op de vering te staan en bij het inladen beweegt de Citroën duidelijk naar voren en naar beneden.
14:32: Na enige moeite lukt het de verdachten de kofferklep te sluiten en stappen beide verdachten in de Citroën. Om 14:32 rijdt de Citroën weg.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben contact met getuige [getuige] en achtervolgende de witte Citroën C1:
Op 23 mei 2021 omstreeks 14:40 uur vernamen wij van getuige [getuige] dat de Citroën C1 wegreed. Dit was de Citroën C1 met kenteken [kenteken] . De getuige verklaarde dat hij dezelfde personen in de Citroën had zien stappen als welke de afgelopen nacht
daarook gebruik
vanhadden gemaakt. Dit waren volgens de getuige de bewoners van de woning aan de [adres 1] te [plaats] . De getuige verklaarde tevens dat de Citroën C1 zojuist was ingeladen met een zwaar/groot voorwerp in een witte big bag.
Op 23 mei 2021 omstreeks 14:51 uur reden wij over de [locatie 4] te [plaats] . Wij zagen dat een witte Citroën C1 ons tegemoet reed. Wij zagen dat dit voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] . Wij hebben hierop ons dienstvoertuig gekeerd en zijn achter de Citroën aangereden. [12] Wij zagen, nadat de Citroën C1 abrupt gestopt was, de bestuurder en de bijrijder uit de auto springen. Wij zagen dat deze op de vlucht sloegen. [13]
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was tijdens de achtervolging van de Citroën C1 de bijrijder van het politievoertuig. Hierdoor had ik de tijd en rust om goed zicht te houden op de Citroën C1 en de bijrijder en bestuurder. Nadat de Citroën C1 abrupt gestopt was en de bestuurder en de bijrijder uit de auto sprongen, heb ik de gezichten van de bestuurder en bijrijder goed kunnen zien. Ik heb van [verdachte] een foto gezien in de politiesystemen. Na de zoekslag naar de bestuurder van de Citroën C1 heb ik nogmaals de foto bekeken van [verdachte] om deze te kunnen vergelijken met de bestuurder welke uit de Citroën was gesprongen
.Na het zien van de foto van [verdachte] herkende ik deze meteen als de bestuurder van de Citroën C1
.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , was achtergebleven bij de Citroën C1. In het middenconsole lagen twee telefoons. [14]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 9 juli 2021 deed ik een onderzoek naar de eigenaar van twee telefoons welke in beslag waren genomen naar aanleiding van een achtervolging. Ik zag dat de eerste telefoon een IPhone 7, roze van kleur, betrof. Na onderzoek zag ik de volgende dingen:
  • Een gesprek tussen de eigenaar van de IPhone 7 en iemand genaamd '' [B] ''. [B] noemt de eigenaar van de telefoon [verdachte] . Tevens stuurt [B] de eigenaar van de IPhone 7 een foto van een bankpas welke op naam staat van [B] . [B] is de vader van [verdachte] .
  • Een gesprek tussen de eigenaar van de IPhone 7 en iemand genaamd '' [C] ''. [C] noemt de eigenaar van de telefoon [verdachte] . [C] stuurt een foto naar de eigenaar van IPhone 7 waarin staat dat zij iets heeft besteld. Hierbij is een foto te zien dat iemand genaamd [C] de bestelling heeft geplaats. De moeder van [verdachte] is [C] .
  • Een gesprek tussen de eigenaar van de iPhone 7 en iemand genaamd '' [D] '', hierna genoemd: [D] . Het telefoonnummer van [D] is: [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is bij de politie geregistreerd bij [A] . Het is mij ambtshalve bekent dat [A] , de vriendin is van [verdachte] .
  • Diverse foto's op de IPhone 7 waarop ik [verdachte] herken.
  • Diverse accounts welke gekoppeld waren aan het email adres: [emailadres 1]
Uit de bovenstaande punten maakte ik op dat de IPhone 7, gebruikt werd door [verdachte] .
Ik zag dat de tweede telefoon een IPhone 5S betrof.
Wel zag ik dat er een account van Snapchat aan gekoppeld was waarbij het volgend mailadres was opgegeven: [emailadres 2] . [15]
Verdachte het volgende tegenover de politie verklaard:
V: Heb je een e-mail adres?
A: [emailadres 2] [16]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat twee personen in de nacht van 22 op 23 mei 2021 inbreken in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en vanuit die woning een kluis met inhoud wegnemen. De vraag die voorligt is of wettig en overtuigend kan worden bewezen of verdachte één van deze twee personen is geweest. Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
Uit de beschrijving van de camerabeelden maakt de rechtbank op dat twee personen met de kluis op een steekwagen de steeg achter de woning van verdachte inlopen en gebruik maken van een witte auto. Uit de verklaring van getuige [getuige] , een buurman van aangever en woonachtig nabij de woning van verdachte (de [adres 1] te [plaats] ), en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , blijkt dat deze auto de witte Citroën C1 betreft met kenteken [kenteken] . Een auto die volgens getuige [getuige] gebruikt wordt door bewoners van de [adres 1] te [plaats] . Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt voorts dat de kluis de dag erna, om 14:30 uur, door twee personen in dezelfde witte Citroën C1 wordt geladen. Vervolgens stappen de twee personen in en rijden zij met de Citroën C1 weg. De verbalisanten krijgen 21 minuten na het wegrijden van de Citroën C1 de auto in het vizier. Na een achtervolging komt de auto tot stilstand en blijkt dat de kluis zich niet meer in de auto bevindt. In de auto worden wel twee telefoons aangetroffen, die worden toeschreven aan verdachte. Daarnaast wordt de bestuurder herkend als verdachte.
De rechtbank is op basis van het bovenstaande ervan overtuigd dat verdachte de bestuurder was van bovengenoemde Citroën C1 waar de gestolen kluis in werd vervoerd. Het vervoeren van de kluis in de Citroën C1 gebeurde ongeveer 12 uur nadat de kluis was gestolen. Verdachte is aldus kort na de diefstal aangetroffen onder omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het gestolen goed een zware kluis met inhoud betreft, die moeilijk verplaatsbaar is, terwijl de straat van de woning van verdachte grenst aan de straat van de woning waar de kluis is gestolen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte. [17] Verdachte heeft zich echter bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich ten aanzien van belangrijke punten op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring afgelegd die de belastende redengevende feiten en omstandigheden kan ontzenuwen. De rechtbank betrekt dit alles ook bij de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen en beantwoordt die vraag bevestigend nu reeds uit de beschreven camerabeelden blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met ten minste één andere persoon.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden in samenhang met elkaar bezien, kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte één van de twee personen is geweest die in de nacht van 23 mei 2021 hebben ingebroken in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en vanuit die woning een kluis met inhoud hebben weggenomen.
Te bespreken verweer: gebruik camerabeelden getuige [getuige]
De verdediging heeft bepleit dat de camerabeelden, afkomstig van de camera’s van getuige [getuige] , een door een particulier in strijd met de wet verkregen bewijsmiddel betreft. Het gebruik van de camera’s door getuige [getuige] is een privacy-schending en strijdig met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) alsmede de privacywet, aldus de raadsman. De verdediging heeft dit vervolgens vertaald naar een schending van de beginselen van een goede procesorde indien de rechtbank de beschrijving van deze camerabeelden als bewijsmiddel gebruikt.
De rechtbank stelt voorop dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) het gebruik van bewijsmateriaal dat is verkregen met een ongeoorloofde inbreuk op een verdragsrecht, in strijd acht met het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Echter, niet met elke inbreuk moet hetzelfde worden omgegaan. De genuanceerde benadering van het EHRM brengt mee dat na de vaststelling dat bewijsmateriaal op een met het verdrag strijdige wijze is verkregen, nog afzonderlijk moet worden beoordeeld of het gebruik van dat materiaal voor het bewijs strijdig is met het recht op een eerlijk proces. De meest bepalende factor voor de mate waarin ruimte bestaat om onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal te gebruiken, is de aard van het verdragsrecht waarop bij de bewijsgaring inbreuk is gemaakt (‘the nature of the violation’). In deze zaak moet worden beoordeeld of de bewijsgaring door de politie in strijd is met de door artikel 8 EVRM beschermde persoonlijke levenssfeer. Ook is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een eerlijk proces als geheel een belangrijke toetssteen of de procedurele rechten van de verdediging zijn gerespecteerd. Derhalve speelt de vraag of de verdediging kon opkomen tegen het gebruik van dat specifieke bewijsmateriaal, dan wel of er sprake is van compensatie van het eventuele gebrek in de bewijsgaring.
De rechtbank acht voorts het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020 [18] van belang, waarin wordt opgemerkt dat in het strafproces centraal staat dat de rechter, met inachtneming van de regels van een eerlijk proces, zoveel mogelijk een inhoudelijk oordeel velt over de beschuldiging die jegens de verdachte wordt geuit en zo recht spreekt in de concrete zaak. Op de strafrechter rust niet de taak en verantwoordelijkheid de rechtmatigheid en de integriteit van het optreden van politie en justitie als geheel te bewaken, laat staan het rechtmatig handelen van individuele burgers. De strafrechter is daartoe ook niet in staat.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdediging in de gelegenheid was om de inhoud van de camerabeelden, zoals weergegeven bij proces-verbaal, te toetsen, overweegt de rechtbank dat dat het geval was. De verdediging heeft immers zelf de camerabeelden kunnen bekijken en had ook de gelegenheid om hieromtrent getuigen, in het bijzonder buurman [getuige] , te (doen) horen als getuige. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat - wat er ook zij van de vraag of het handelen van getuige [getuige] , een burger die niet heeft gehandeld onder het gezag van het openbaar ministerie, onrechtmatig was - het desbetreffende bewijsmateriaal door de politie rechtmatig is verkregen. Voor zover al sprake zou zijn van een schending van enige privacy-bepaling door de buurman [getuige] , zal de rechtbank in deze zaak daaraan geen rechtsgevolg verbinden. Immers, het is niet zozeer verdachte als wel alle personen die door de camera van [getuige] zijn waargenomen, die door de eventuele niet-naleving van het privacy-voorschrift zijn getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de beschrijving van de camerabeelden afkomstig van de camera’s van getuige [getuige] , mag worden gebruikt als bewijsmiddel en dat dit niet leidt tot een schending van de beginselen van een goede procesorde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 mei 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander uit een woning
een kluis, inhoudende
- meerdere paspoorten en
- meerdere documenten (testamenten/diploma's/oorkondes) en
- meerdere (gouden/zilveren) sieraden (met stenen/half edelstenen/bloedkoraal) en
- één doosje met zilveren beugel en
- een parelsnoer en
- een hoeveelheid contant geld en
- een doosje met vakjes, inhoudende zilveren voorwerpen en
- een gouden tientje en
- een doosje met een hoeveelheid guldens en
- een doosje met een hoeveelheid buitenlands geld,

die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte jong is en na jaren begeleid te zijn geweest op een belangrijk punt in zijn leven staat. Voorts is de reclassering positief over verdachte. Verdachte heeft werk en gaat in september van dit jaar starten met een nieuwe opleiding. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht een taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak en daarbij een kluis met persoonlijke spullen, waaronder sieraden, paspoorten en testamenten, weggenomen. Het slachtoffer is de kluis met haar dierbare, persoonlijke spullen kwijt en zal onder meer haar (familie-)sieraden niet meer terug krijgen en ook niet meer door kunnen geven aan haar kind(eren). Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Woninginbraken veroorzaken niet alleen bij de bewoners schade en onrust, maar ook voor de omwonenden en de maatschappij in het algemeen. Daarnaast veroorzaakt een inbraak in een woning een inbreuk op het gevoel van veiligheid en privacy. De ervaring leert dat mensen zich nog lange tijd, nadat er in hun woning is ingebroken, thuis onveilig voelen. Daarnaast rekent de rechtbank verdachte zijn volhardende ontkenning aan. De rechtbank neemt voorts in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en geen inzicht heeft getoond in de kwalijkheid daarvan.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat op dit ernstige feit niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn strafblad van 1 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 29 maart 2022, opgemaakt door [E] , reclasseringswerker. In dat rapport wordt onder meer geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft een MBO-studie niveau 2 afgerond en heeft zich goed ontwikkeld. Verder wordt bij een bewezenverklaring geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, nu verdachte duidelijk heeft aangegeven niet akkoord te gaan met bemoeienis van de reclassering.
De straf
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van
zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte had al twee maanden detentie boven zijn hoofd hangen ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit. Dit heeft hem niet ervan weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Telefoontoestel (G2825319)
  • Telefoontoestel, kleur: roze (G2825320)
  • Rechter handschoen, kleur: zwart (G2825322)
  • Linker handschoen, kleur: zwart (G2825323)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de goederen terug te geven aan de rechthebbende(n).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de beslissing over de in beslag genomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal, nu niet is gebleken dat het strafbare feit met deze voorwerpen is begaan, teruggave gelasten aan degene die redelijkerwijs als de rechthebbende kan worden aangemerkt, van de volgende voorwerpen:
  • Telefoontoestel (G2825319)
  • Telefoontoestel, kleur: roze (G2825320)
  • Rechter handschoen, kleur: zwart (G2825322)
  • Linker handschoen, kleur: zwart (G2825323)

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij vonnis, met parketnummer 16/225462-19, van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland van 27 december 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring de proeftijd met een jaar te verlengen en daarbij de voorwaarden te wijzigen zodat de begeleiding komt te vervallen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de stukken bevindt zich de op 10 maart 2022 ontvangen vordering van de officier van justitie, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 27 december 2019 van de rechtbank Midden-Nederland. Bij dit vonnis is verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met het bevel dat een deel van deze straf, te weten twee maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten. Verdachte was gewaarschuwd en wist dat het voorwaardelijk opgelegde strafdeel boven zijn hoofd hing op het moment dat hij zich schuldig maakte aan de woninginbraak. De rechtbank zal, in plaats van het ten uitvoer leggen van de jeugddetentie, tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden bepalen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/225462-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 27 december 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden;
- bepaalt dat de ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden
vervangen door een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt:
 Telefoontoestel (G2825319)
 Telefoontoestel, kleur: roze (G2825320)
 Rechter handschoen, kleur: zwart (G2825322)
 Linker handschoen, kleur: zwart (G2825323).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
De voorzitter en de jongste rechter zijn verhinderd het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning)
- een kluis (inhoudende;) en/of
- één of meerdere paspoorten en/of
- één of meerdere documenten (testamenten/diploma's/oorkondes) en/of
- één of meerdere (gouden/zilveren) sieraden (met stenen/half edelstenen/bloedkoraal) en/of
- één of meerdere doosjes (met zilveren beugel) en/of
- een parelsnoer en/of
- een hoeveelheid contant geld en/of
- een doosje met vakjes inhoudende zilveren voorwerpen en/of
- een gouden tientje en/of
- een doosje met een hoeveelheid guldens en/of
- een doosje met een hoeveelheid buitenlands geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een kluis (inhoudende;) en/of
- één of meerdere paspoorten en/of
- één of meerdere documenten (testamenten/diploma's/oorkondes) en/of
- één of meerdere (gouden/zilveren) sieraden (met stenen/half edelstenen/bloedkoraal) en/of
- één of meerdere doosjes (met zilveren beugel) en/of
- een parelsnoer en/of
- een hoeveelheid contant geld en/of
- een doosje met vakjes inhoudende zilveren voorwerpen en/of
- een gouden tientje en/of
- een doosje met een hoeveelheid guldens en/of
- een doosje met een hoeveelheid buitenlands geld, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 augustus 2021, genummerd PL0900-2021159186, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 138. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] , p. 46.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] , p. 47.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 68.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 69.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 79.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 80.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 81.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 82.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 83.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 84.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 70.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 71.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 72.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 76.
16.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 9.
17.Zie Hoge Raad 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022, r.o. 2.3.2-2.3.3: