ECLI:NL:RBMNE:2022:217

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1803
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering en ingangsdatum bijstandsverlening zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum over de ingangsdatum van een bijstandsuitkering. Eiser, die dakloos was geworden na de ontruiming van zijn woning, had op 10 augustus 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar stelde dat de uitkering met terugwerkende kracht vanaf 18 juni 2020 moest ingaan. De rechtbank oordeelde dat de melding voor bijstandsaanvraag op 10 augustus 2020 als de relevante datum moest worden beschouwd, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich eerder had gemeld voor bijstand. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. Eiser had weliswaar contact opgenomen met de daklozenopvang op 17 juni 2020, maar dit voldeed niet als een melding voor bijstandsaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats ] , eiser

(gemachtigde: mr. W.Y. Hofstra),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: E. Diepenbroek).

Procesverloop

Bij besluit van 25 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 10 augustus 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2021 via Skype. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontving tot 18 juni 2020 een bijstandsuitkering van de gemeente Gooise Meren. Sinds 18 juni 2020 is eiser dakloos, nadat zijn woning in [plaats ] was ontruimd. Op 10 augustus 2020 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het Sociaal Plein van verweerder en aangegeven dat hij een bijstandsuitkering wil aanvragen. Op 12 augustus 2020 heeft hij een bijstandsuitkering aangevraagd. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij 18 juni 2020 als ingangsdatum van de uitkering wenst.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser eerst op
10 augustus 2020 telefonisch contact met verweerder heeft opgenomen voor het indienen van een bijstandsaanvraag. Dit contact is daarom aangemerkt als de meldingsdatum en daarmee de ingangsdatum voor de uitkering. Van bijzondere omstandigheden om bijstand te verstrekken vóór deze meldingsdatum is niet gebleken.
3. Eiser is het niet eens met de beslissing van verweerder. Hij voert aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden die de ingangsdatum van 18 juni 2020 rechtvaardigen. Hij heeft zich op 17 juni 2020 gemeld bij de daklozenopvang De Cocon van verweerder (hierna: De Cocon) en heeft toen aan de bewaker gevraagd of hij daar terecht kon voor opvang. Eiser betoogt dat hij hiermee voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij een bijstandsuitkering nodig heeft. Hij kwam er pas op 10 augustus 2020 achter kwam hij met ingang van 18 juni 2020 geen uitkering meer van de gemeente Gooise Meren ontving. Toen heeft hij zich (opnieuw) gemeld bij verweerder voor het aanvragen van een bijstandsuitkering.
4.1.
Uit artikel 44 van de Pw volgt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.2.
Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] dat er in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in het geval van eiser geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan hem vanaf 18 juni 2020 een bijstandsuitkering moet worden verleend. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij zich op 17 juni 2020 al bij verweerder heeft gemeld voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. Anders dan eiser heeft betoogd, brengt de enkele omstandigheid dat hij op 17 juni 2020 bij De Cocon zou hebben gemeld voor opvang niet met zich mee dat hij zich daarmee heeft gemeld voor een bijstandsuitkering. Uit wat eiser verder heeft aangevoerd, waaronder de stelling dat hij de brief van de gemeente Gooise Meren (van 22 juni 2020) waarin zijn uitkering werd beëindigd per 18 juni 2020 pas veel later heeft ontvangen omdat deze brief was gestuurd naar het adres waar eiser als gevolg van zijn ontruiming niet meer verbleef, volgt niet dat het voor hem niet mogelijk was om zich eerder dan op 10 augustus 2020 te melden voor het doen van een aanvraag.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld in de uitspraak van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:377.