ECLI:NL:RBMNE:2022:2151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
16-268781-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen seksueel misbruik van stiefdochter

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen seksueel misbruiken van zijn stiefdochter, die ten tijde van het misbruik tussen de 6 en 9 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende meerdere jaren, van 10 december 2001 tot en met 11 oktober 2005, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat zij zich niet alle details kon herinneren. De rechtbank heeft ook steunbewijs gevonden in de getuigenverklaring van een kerkgenoot en de schuldbekentenis van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen tot een bedrag van € 3.378,79. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële en immateriële schade is erkend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-268781-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1956] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 januari 2022 en 24 mei 2022.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 24 mei 2022 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van de standpunten van verdachte en mr. M. Veldman, advocaat te Utrecht, alsmede van mevr. [F] van slachtofferhulp namens de benadeelde partij [slachtoffer] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair in de periode van 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 in [plaatsnaam] handelingen bij zijn stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [1995] heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen;
subsidiair in de periode van 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 in [plaatsnaam] ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , geboren op [1995] heeft gepleegd;
meer subsidiair in de periode van 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 in [plaatsnaam] ontuchtige handelingen bij zijn stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [1995] , heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van alle tenlastegelegde feiten. Uit de aangifte blijkt geen moment van seksueel binnendringen, waardoor verdachte voor het primaire feit moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van ontucht ontbreekt wettig en overtuigend bewijs. Ze voert daartoe aan dat, gelet op de geschiedenis, het feit dat aangeefster evident getraumatiseerd is door de uithuisplaatsingen en de beschuldigingen van haar zus [A (voornaam)] richting verdachte, niet kan worden vastgesteld of wat zij in de aangifte vertelt haar eigen verhaal is of dat zij dit verhaal heeft overgenomen van haar zus [A (voornaam)] . Aangeefster kent geen details en weet slechts drie incidenten te beschrijven die vaag en ongeloofwaardig zijn. Met de zin uit de brief “jij bent slachtoffer van mijn daden” heeft verdachte gedoeld op het feit dat hij in het gezin kwam, waarna uiteindelijk alle kinderen uit huis zijn geplaatst, hetgeen traumatiserend voor iedereen is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer]heeft op 18 april 2018 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard:
Ik ben geboren op [1995] . Toen mijn ouders zijn gescheiden ben ik in het huis van [verdachte (voornaam)] [de rechtbank begrijpt: verdachte] gaan wonen. Dat was in 2002/2003. Ik was 6 of 7. De namen van mijn zussen zijn van oud naar jong: [A (voornaam)] , [B (voornaam)] en [C (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] woonde in [plaatsnaam] . [2] Ik ben naar een andere school gegaan in [plaatsnaam] . Dat ging goed. Toen is het misbruik begonnen en dat heeft geduurd in de tijd dat ik daar woonde. Ik weet nog dat er politie voor de deur stond in verband met [A (voornaam)] . Ik kan me herinneren dat ik dacht dat ze kwamen omdat het met mij gebeurde. Dat was niet zo. Op 11 oktober 2005 zijn we uit huis geplaatst. [3]
Ik weet nog drie momenten van het seksueel misbruik. Het eerste moment is op de bank 's avonds in de huiskamer. [verdachte (voornaam)] zat met zijn rug rechtop tegen de zijleuning en zijn benen lagen plat op de bank. Ik zat op dezelfde manier als hij met mijn kont en benen op hem. Ik zat met mijn rug tegen zijn buik aan. Er lag een fleecedeken over ons heen. Ik weet nog dat hij me met zijn vingers betast heeft aan mijn vagina. Hij wreef van boven naar beneden. [4] Hij heeft de grote schaamlippen, kleine schaamlippen en clitoris aangeraakt. Het was echt huid op huid, dus onder de kleding. Ik denk dat ik rond de 8 jaar was.
Herinnering twee is in mijn eigen bed. Ik weet dat het meerdere keren is gebeurd, want ik weet dat ik vaak ’s avonds naar bed ging en dat ik er op lag te wachten. De situatie die ik me kan herinneren is dat ik in bed lag en dat hij naast me kwam liggen als zeg maar lepeltje-lepeltje. Hij doet hetzelfde als wat hij doet op de bank, dus wrijven over mijn schaamstreek. Wat ik dan dus wel voel is dat ik zijn penis voel tegen mijn billen en dat ik voel dat hij zijn penis legt tegen mijn schaamstreek en dat hij daarmee wrijft. Het is dan ook weer huid op huid. Ik lag op mijn linkerzij. Hij lag tegen de schuine wand aan en ik lag voor hem. Hij lag dus achter mij. Het gebeurde vaker, op gegeven moment wist ik dat als ik ’s avonds in bed lag en dat hij dan kwam. Ik weet overigens niet of hij elke avond kwam, maar ik herinner me dat ik vaak lag te wachten. [5] Op een gegeven moment verandert onze houding en lig ik op mijn rug en is hij boven op mij. Hij ligt of zit half boven me en wrijft zelf met zijn penis over mijn vagina. Hij pakt zelf zijn penis vast en wrijft dan met zijn penis over mijn vagina heen.
Ik heb mijn handen ergens naast me en niet bij mijn schaamstreek of zijn penis. Ik weet dat de penis stijf was.
Het derde moment is in de slaapkamer waar ook het tweede moment plaatsvond. Ik zie dat [verdachte (voornaam)] bij [C (voornaam)] in bed ligt onder de dekens. [6] Ze liggen lepeltje-lepeltje. [verdachte (voornaam)] ligt achter [C (voornaam)] . In deze situatie hoorde ik zacht gekreun van [verdachte (voornaam)] .
Ik weet dat [C (voornaam)] ongeveer dezelfde brief heeft ontvangen van [verdachte (voornaam)] als ik. Dit is een excuusbrief betreffende zijn daden. Ik heb jullie de brief overhandigd. Wat deze daden zijn bij [C (voornaam)] weet ik dus niet. Ik weet alleen dat ik de situatie zoals hierboven omschreven heb gezien. [7]
De brief is van ongeveer 5 jaar geleden. We kregen de brief van een vrouw uit de kerk genaamd [D (voornaam)] . Ze gaf deze brieven namens [verdachte (voornaam)] . [B (voornaam)] , [C (voornaam)] , [A (voornaam)] en ikzelf hebben die brief gehad. [8]
De brief
"Dag [slachtoffer (voornaam)]
Met deze brief wil ik je vertellen erg veel verdriet en spijt heb voor wat ik je heb aangedaan al deze jaren. Ook jij bent slachtoffer van mijn daden.
Vandaag ga ik zelf aangifte hiervan doen.
Mama en [.] weten alles. (.....)
Veel pijn en verdriet heb ik je aangedaan. Nu zal ik lijden en ik wil dat ook. Evenals dat ik eerlijk wil zijn.
[verdachte (voornaam)] " [9]
Getuige [getuige]heeft op 23 oktober 2020 bij de politie onder meer het volgende verklaard:
Ik ben voorganger van de [....] kerk. Wat ik weet van [E (voornaam)] , de vrouw van [verdachte (voornaam)] , dat ze voordat ze gingen trouwen, dat [verdachte (voornaam)] een soort vaderfiguur voor de kinderen is geweest. Waarbij hij over de scheef is gegaan op seksueel gebied. Vervolgens is dat een zaak geworden. Die zaak heeft jaren geleden gespeeld en voor wat ik weet is hij vrijgesproken, omdat hij altijd zijn onschuld heeft beklemtoont. In 2013, ik heb het opgezocht in mijn emailverkeer, toen kwam hij in een keer met een schuldbekentenis. Toen heb ik gezegd, je moet dat aangeven, aangifte doen. Hij vertelde dat hij [A (voornaam)] [de rechtbank begrijpt: [A (voornaam)] ] 's nachts had aangeraakt. En had gedoucht en dat het daar ook fout was gegaan. Dus het betasten op een immorele manier. Dat heeft hij ook gedaan bij [C (voornaam)] , dat is een ander kind.. Die heeft hij immoreel aangeraakt. Bij [A (voornaam)] heeft hij 's nachts lopen likken, tussen haar benen. Hij vertelde dat zij er het meest bewust bij was. De anderen waren meer aan het slapen of dat soort dingen. [10] Toen heeft hij [A (voornaam)] ook een brief geschreven. Ik weet dit uit gesprekken met [verdachte (voornaam)] . Hij zei dat hij in 2013 bij de politie was geweest en dat hij had verwacht dat er toen al gevolgen zou zijn. Hij zei ook dat hij open stond voor de consequenties, omdat hij daarom ook een schuldbekentenis had gedaan. [11]
Verdachteheeft op 28 september 2021 bij de politie onder meer het volgende verklaard:
Ik heb als zodanig ook de kinderen geaccepteerd en me opgesteld als een soort vader. De intentie was om te zorgen voor de kinderen, dat staat voorop, maar er zijn ook momenten geweest dat je [de rechtbank begrijpt: ik] anders naar de kinderen keek dan de bedoeling was. Als je dat zegt, dat het dan aan banden wordt gelegd of dat dat wordt gecorrigeerd, dan zou het gauw klaar zijn. En nogmaals, in mijn optiek heb ik niet echt veel meer gedaan, als ik de biologische vader was geweest, dan zou het een heel ander verhaal geweest zijn.
Bewijsoverwegingen
Het rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Allereerst dient de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te worden beoordeeld. De rechtbank overweegt dat de verklaring die [slachtoffer (voornaam)] bij de politie heeft afgelegd inhoudelijk gedetailleerd en consistent is. Hoewel aangeefster zich niet alles meer kan herinneren, en dat ook meermalen heeft aangegeven, geeft ze een concrete beschrijving over de verschillende momenten die zij zich wel herinnert, te weten dat verdachte bij haar was, op de bank in de woonkamer en op de slaapkamer en dat hij lepeltje lepeltje kwam liggen. Hij heeft zowel met zijn hand/vingers als met zijn penis aan haar gezeten, waarbij ook haar grote en kleine schaamlippen en clitoris meermalen zijn aangeraakt.
Gelet op de wijze waarop de verklaring van aangeefster tot stand is gekomen en de aanzienlijke mate van consistentie op hoofdlijnen en details is de rechtbank van oordeel dat geen reden bestaat om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer.
Steunbewijs
Vervolgens moet worden beoordeeld of het dossier voldoende steunbewijs bevat ten aanzien van de seksuele handelingen door verdachte. Volgens vaste rechtspraak kan in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het vermeende slachtoffer van een zedenmisdrijf voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde opleveren. De rechtbank is van oordeel dat het dossier genoeg steunbewijs biedt voor de lezing van de aangeefster. De verklaring van aangeefster vindt steun in de getuigenverklaring van de heer [getuige] , de (excuus)brief van verdachte en zijn eigen verklaring afgelegd bij de politie. Getuige [getuige] verklaart niet over (kennis van) het misbruik van [slachtoffer (voornaam)] , maar wel over dat verdachte een vaderfiguur was die bij de kinderen binnen het gezin over de schreef is gegaan op seksueel gebied. Getuige [getuige] verklaart over de schuldbekentenis van verdachte ten aanzien van de andere kinderen, onder andere [A (voornaam)] en [C (voornaam)] en dat verdachte [A (voornaam)] een brief daarover heeft geschreven. Ook [slachtoffer (voornaam)] heeft een brief van verdachte ontvangen. Door de verdediging wordt niet betwist dat de brief uit het dossier afkomstig is van verdachte. [slachtoffer (voornaam)] geeft aan dat de inhoud soortgelijk is aan de inhoud van de brief van [C (voornaam)] . Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de brief gericht aan aangeefster, gelet op de inhoud van het gehele dossier, maar op één manier uitgelegd kan worden, namelijk dat verdachte met het schrijven van deze brief met de woorden dat hij spijt heeft voor wat hij haar heeft aangedaan al die jaren, dat zij ook slachtoffer is van zijn daden en dat hij
hiervanaangifte gaat doen, spijt heeft betuigd tegenover [slachtoffer (voornaam)] voor het plegen van seksuele handelingen.
Binnendringen
Ten aanzien van het met de vingers binnendringen van de vagina overweegt de rechtbank dat uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (bijv. ECLI:NL:HR:2010:BK6910) volgt dat het openen van de grote en kleine schaamlippen seksueel binnendringen kan opleveren. Ook het wrijven tussen de schaamlippen kan gekwalificeerd worden als het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit wrijven tussen de schaamlippen en het aanraken van de clitoris levert daarmee binnendringen in de zin van artikel 244 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is, op grond van bovenstaande bewijsoverwegingen, van oordeel dat het primaire feit dat ten laste is gelegd, bewezen kan worden.
Periode
Nu aangeefster heeft verklaard dat zij in 2002/2003 en vanaf het moment dat zij 6 of 7 jaar was bij verdachte is gaan wonen en dat het misbruik daar plaatsvond, zal de rechtbank het seksueel misbruik bewezen verklaren vanaf op 10 december 2001, de dag waarop aangeefster 6 jaar werd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
in de periode gelegen tussen 10 december 2001 tot en met 11 oktober 2005 te [plaatsnaam] meermalen met zijn stiefkind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [1995] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het(telkens)
- stoppen/houden van zijn verdachtes hand/vinger(s) in/op de (grote- en kleine-) schaamlippen en de clitoris en de vagina van die [slachtoffer] en
- met de hand/vinger(s) en het geslachtsdeel van verdachte, wrijven over en betasten/aanraken van de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit betrekking heeft op een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin; meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
- oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] , te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen per overtreding van de maatregel met een maximum van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, bepleit de raadsvrouw dat een gevangenisstraf geen toegevoegde waarde heeft en dat het desastreus zou zijn voor het leven van verdachte. Verdachte is verder gegaan met zijn leven. De maatregel inhoudende een contactverbod is niet nodig, verdachte bezoekt de kerk op andere momenten dan wanneer aangeefster (en haar zussen) daar is en hij zorgt er voor dat hij niet tegelijk met hen op een camping zit. Verdachte vermijdt al 20 jaar elk contact.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft binnen een periode van meerdere jaren zijn stiefdochter, [slachtoffer (voornaam)] , seksueel misbruikt en heeft hierdoor ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. [slachtoffer (voornaam)] was slechts tussen de 6 en 9 jaar oud en verdachte heeft het vertrouwen dat zij in hem mocht hebben ernstig geschaad. Het misbruik vond onder andere plaats in de slaapkamer waar zij sliep. Dit is bij uitstek een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik de psychische en lichamelijke gevolgen daarvan vaak nog lange tijd met zich mee dragen. [slachtoffer (voornaam)] heeft daadwerkelijk psychische klachten gekregen als gevolg van het handelen van verdachte, zij is hiervoor onder behandeling geweest en heeft EDMR en gesprekstherapieën gevolgd. Daarnaast heeft zij een behandeling gevolgd gericht op identiteit en zelfbeeld en heeft ze tot op heden nog last van de psychische gevolgen. Verdachte heeft op zitting niet of nauwelijks antwoord willen geven op de aan hem gestelde vragen en zodoende geen verantwoordelijkheid genomen voor of inzicht gegeven in zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële
documentatie van 22 december 2021 waaruit volgt dat verdachte in 2007 is veroordeeld
voor ontucht, gepleegd in de periode van 10 september 1990 tot en met 31 december 1994,
ter zake waarvan een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd
van 2 jaren is opgelegd. Dat betekent dat artikel 63 Sr. van toepassing is.
Verdachte heeft niet willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsadvies.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte verwerpelijk is en acht daarom in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de aard, de ernst en de duur van het bewezenverklaarde meegewogen. De rechtbank neemt de omstandigheid dat [slachtoffer (voornaam)] zijn stiefkind was als een strafverzwarende omstandigheid in aanmerking. Bovendien heeft verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen over zijn handelen. Hoewel verdachte geen formele recidive heeft ten aanzien van zedenfeiten, is hij, gelet op de veroordeling in 2007 voor ontucht dat had plaatsgevonden in de periode 1990-1994, doorgegaan met het misbruiken van een (ander) (stief)kind. Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat op basis van de verklaring van aangeefster weliswaar kan worden vastgesteld dat het misbruik vaker heeft plaatsgevonden, maar dat niet concreet is komen vast te staan hoe vaak en frequent dit heeft plaatsgevonden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat er geen contactverbod in de zin van een vrijheidsbeperkende maatregel (38v Sr), zoals door aangeefster verzocht, aan verdachte kan worden opgelegd. Onvoldoende is vast komen te staan dat verdachte zich belastend richting aangeefster gedraagt en dat de maatregel daarom nodig is ter bescherming van aangeefster of om strafbare feiten te voorkomen. Dat aangeefster geen contact wenst, is zeer begrijpelijk maar (juridisch) onvoldoende grond voor het opleggen van deze maatregel. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte doordrongen is van het feit dat hij geen contact met aangeefster moet opnemen, nu zij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat niet te willen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.238,79. Dit bedrag bestaat uit € 2.238,79 materiele schade en € 12.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bewezenverklaarde feit.
Voornoemde benadeelde partij vordert vermeerdering van de gevorderde bedragen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de materiële kosten van de benadeelde partij, betreffende het eigen risico, toe te wijzen. De kosten voor de woonruimte is een onevenredige belasting van het strafgeding en de officier van justitie verzoekt de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten niet ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie verzoekt de immateriële kosten te matigen en refereert zich wat deze kosten betreft aan het oordeel van de rechtbank en vordert voorts de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair bepleit de raadsvrouw dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding is, gelet op het ontbreken, dan wel het onduidelijk zijn van het causale verband, nu aangeefster evident getraumatiseerd en behandeld is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
Eigen risico
Vast staat dat benadeelde partij ten gevolge van het incident psychische klachten heeft opgelopen, waarvoor zij bij een psycholoog van [instelling] in behandeling is geweest in het jaar 2016 (bijlage 2, 4, 5, 6, 7). Bijlage 14 geeft een overzicht van de zorgkosten in de periode 2 mei 2016 tot en met 6 mei 2016. Hieruit blijkt dat het eigen risico van € 378,39 op dat moment in het jaar 2016 nog niet verbruikt was. Naar het oordeel van de rechtbank is in dat licht voldoende gebleken dat de benadeelde partij de schade van het eigen risico over 2016 rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het bedrag van € 378,39. Nu niet duidelijk is geworden op welk moment [slachtoffer (voornaam)] de factuur heeft betaald, gaat de rechtbank uit dat dit binnen 60 dagen na de behandeldatum heeft plaatsgevonden, te weten op 3 juli 2016.
Kosten woonruimte
De benadeelde partij vordert de kosten van de woonruimte voor 5 maanden, omdat ze naar een andere woning is gegaan. Vanwege haar woonsituatie op kamers in 2016, kon zij onvoldoende tot rust komen, door de nachtelijke geluiden van de medebewoners. Op basis van de stukken is de rechtbank van oordeel dat er meer onderbouwing nodig is om aan te nemen dat de benadeelde partij zodanig ernstige psychische klachten had dat zij in de periode van november 2016 tot en met april 2017 in een andere woning heeft moeten wonen. De rechtbank overweegt dat niet voldoende vaststaat dat deze verhuizing een gevolg was van het bewezenverklaarde feit en zo ja, wat de precieze schade is, zodat nadere bewijslevering nodig is, waarvoor in de strafprocedure geen plaats is. De beoordeling van deze schadepost levert daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schadepost niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Immateriële schade
Uit de vordering tot schadevergoeding en de daarbij behorende bijlagen, onder andere bijlagen 2 tot en met 7, is gebleken dat benadeelde partij als gevolg van het misbruik psychische klachten heeft opgelopen. Door de psycholoog wordt gesproken over huilbuien, vermoeidheid, spanning, overal tegenop zien, niets meer willen, een vol hoofd krijgen en niet meer goed kunnen nadenken, inslaap- en doorslaapproblemen, zichzelf minderwaardig en nutteloos voelen en verminderd plezier in dingen beleven. [slachtoffer (voornaam)] ervaart veel stress in allerlei situaties. Zo ziet ze erg op tegen sociale situaties en durft ze haar dingen niet goed te zeggen. Ook spelen er herbelevingen en nachtmerries met betrekking tot de traumatische ervaringen. Voor deze klachten heeft de benadeelde partij al verschillende intensieve behandelingen, zoals EMDR moeten ondergaan. [instelling] heeft als hoofddiagnose een angststoornis vastgesteld, hetgeen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld betreft. Dat maakt dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. Los daarvan is [slachtoffer (voornaam)] gedurende een langere periode seksueel misbruikt door haar stiefvader, terwijl zij nog geen tien jaar oud was. De aard en de ernst van de normschending brengen met zich dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer (voornaam)] immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het bewezenverklaarde feit en stelt de schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,- en zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal het materieel en immaterieel gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 3.378,39 en de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren. Voor zover de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
Benadeelde partij
Materiële schade
- wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 378,39;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Immateriële schade
- wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2005 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 3.378,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 378,39 vanaf 3 juli 2016 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 3.000,- vanaf 11 oktober 2005 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 43 dagen gijzeling;
- bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) met zijn (stief) kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [1995] , die toen de leeftijd van twaalfjaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans éénmaal (telkens)
- stoppen/houden van zijn verdachtes hand/vinger(s) in/op de (grote- en/of kleine-) schaamlippen en/of de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- met de hand/vinger(s) en/of het geslachtsdeel van verdachte, wrijven over en/of betasten/aanraken van de vagina, althans schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] ;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [1995] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal (telkens)
- stoppen/houden van zijn verdachtes hand/vinger(s) in/op de (grote- en/of kleine-) schaamlippen en/of de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- met de hand/vinger(s) en/of het geslachtsdeel van verdachte, wrijven over en/of betasten/aanraken van de vagina, althans schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] ;
( art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2001 tot en met 11 oktober 2005 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland meermalen, althans éénmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige (stief) kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [1995] , te weten het meermalen, althans éénmaal (telkens)
- stoppen/houden van zijn verdachtes hand/vinger(s) in/op de (grote- en/of kleine-) schaamlippen en/of de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- met de hand/vinger(s) en/of het geslachtsdeel van verdachte, wrijven over en/of betasten/aanraken van de vagina, althans schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] ;
( art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2021, genummerd PL2100-2018048607, opgemaakt door politie Eenheid Oost-Brabant, doorgenummerd 1 tot en met 50. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift houdende de aangifte van [slachtoffer] , pagina 12.
3.Een geschrift houdende de aangifte van [slachtoffer] , pagina 13.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 16.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina. 18.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 19.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 20.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 21.
9.Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, te weten de brief die aangeefster als bijlage bij haar aangifte heeft gevoegd, pagina 39.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 33.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 34.