4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 26 februari 2017 aangifte gedaan en daarin onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op 25 februari samen met mijn tweelingbroer [slachtoffer 1] gaan stappen in Soest. (…) Toen wij vlak bij ons huis waren ongeveer ter hoogte van [naam] aan de [straat] te [woonplaats] hoorde ik daar toen glas gerinkel vanuit de richting van het clubhuis van de [naam] . Vlot daarna zag ik dat er een groepje jongens vanaf het terrein van de [naam] kwamen gelopen. Ik meen dat ik ongeveer acht jongens van het terrein heb zien komen. (…) Ik zag dat het groepje jongens meteen om ons heen kwam staan. (…) Ik zag vervolgens dat een van de jongens de fiets van mijn broer pakte en met deze fiets weg liep. (…) In een keer liep de hele groep jongens weg bij ons. Ik zag op dat moment dat er een taxi geparkeerd stond op de parkeerplaats voor bij de [naam] aan de [straat] . Ik besloot samen met [slachtoffer 1] om met de taxi achter de groep jongen aan te gaan.(…) Ter hoogte van de [straat] nummer [nummer] haalden wij de jongens in en zijn toen uit de taxi gestapt. Ik heb toen tegen de groep jongens gezegd waar is de fiets wij willen de fiets terug hebben. Ik hoorde dat er meteen agressief werd gereageerd door de groep jongens. (…) Ik zag dat er door verschillende jongens bakstenen en ander spullen werden gegooid..
[slachtoffer 2] is op 27 februari 2017 aanvullend gehoord. In dit verhoor heeft [slachtoffer 2] onder meer het volgende verklaard:
Ik zag dat de jongens op enig moment met voorwerpen naar ons begonnen te gooien. Ik zag dat zij stenen en takken naar ons gooiden. Hierop kwamen zij met z'n allen op ons af rennen. [slachtoffer 1] en ik wilden eigenlijk weg lopen van hen. Ik zag dat [slachtoffer 1] viel zonder dat er iemand bij hem in de buurt was. Ik vermoed dat er iets tegen zijn hoofd aan is gekomen. [slachtoffer 1] was toen bewusteloos op straat. Ik zag dat de jongens op hem en mij af liepen en dat zij [slachtoffer 1] bewust in het gezicht hebben staan trappen. Ik zag dat er op [slachtoffer 1] 2 a 3 man stond in te trappen en dat ik ook door 2 a 3 man werd aangevallen.(…) Ik zag en voelde dat ik klappen en trappen kreeg van meerdere kanten. Ik zag dat mijn broer op de grond viel. (…) Ik zag dat er hierna twee jongens bij hem stonden en dat en van de jongens bewust tegen zijn hoofd aan trapte. Ook de andere jongen trapte mijn broer. Ik heb hierop mijn belagers van mij afgeduwd en ben naar mijn broer gerend. Ik zag en voelde dat ook ik nog steeds werd aangevallen en voelde dat ik tegen mijn achterhoofd werd geslagen. Ik voelde dat ik werd getrapt tegen mijn benen. (…) Ik zag dat de groep wegrende in de richting van de Den Bliecklaan te Soest. Ik zag dat mijn broer buiten bewust zijn was. Ik zag dat zijn gezicht helemaal onder het bloed zat en dat zijn oog helemaal dik was. Ik zag dat hij diverse verwondingen in zijn gezicht had en niet aanspreekbaar was. Als gevolg van de mishandeling heb ik het navolgende letsel opgelopen:* Ik heb een gat in mijn hoofd. Deze is gelijmd in het Meander ziekenhuis te Amersfoort.* Ik heb een zeer been. Mijn kuit is wat dik en beurs.
Uit een geneeskundige verklaring van 26 februari 2017 betreffende [slachtoffer 2] lijkt onder meer het volgende:
Betreft: [slachtoffer 2] . Lichamelijk onderzoek. Aangezicht: Op het achterhoofd links een laceratie wondje van ongeveer 2cm, oppervlakkig.
Aangever [slachtoffer 1] is op 27 februari 2017 aanvullend gehoord door de politie. Bij dit verhoor heeft [slachtoffer 1] onder meer het volgende verklaard:
Toen de taxi bij de groep was aangekomen riepen wij tegen de chauffeur dat hij de
taxi moest stoppen. Daar zijn wij uitgestapt en zijn naar de groep toe gelopen. Ik riep tegen de groep:" Waar is mijn fiets". Op dat moment keerden de gehele groep tegen ons beiden. Ik zag dat de jongens in de groep een dreigende gevechtshouding aannamen. Ik hoorde mensen roep: "Kom dan". Ik zag toen een paar jongens uit de groep een hofje inrennen en dat zij even later terugkwamen met stenen in hun handen. Ik zag dat zij die stenen naar mij en mijn broer toegooiden. Ik zag dat dit met grote kracht gebeurde.
Ik voelde een steen tegen mijn linker bovenbeen aankomen. Toen een steen tegen mijn linker zij en later tegen mijn hoofd. Toen ben ik waarschijnlijk buiten bewustzijn geraakt. Ik weet niets meer daarna.
Uit geneeskundige verklaringen van 26 februari 2017 betreffende [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
26-02-2017 Tijd: 08:44
Aangezicht: meerdere schaafwonden en zwellingen o.a. linker oog, orbita rechts, neus fors gezwollen en meerdere zwellingen links op het voorhoofd. (…)
Mond: mist voortand en snijtand rechts (…)
Extermiteiten: linker onderarm schaafwonden (…)
Conclusie: Contusie aangezicht na mishandeling.(…)
26-02-2017 Tijd: 13:44
Bij de rontgenbespreking de volgende ochtend werd op de CT-cerebrum toch een klein subdurale bloeding links temporaal gezien.
In een proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2017 is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik vroeg aan [slachtoffer 2] wat er was gebeurd. Wij hoorden [slachtoffer 2] zeggen: "Wij zijn in elkaar geslagen. Ze hebben ons geslagen met een ijzerstaaf".(…) Wij zagen op het wegdek een afgebroken keu en een geknikte ijzeren staaf. (…) Wij zagen dat de staaf bij 40 centimeter geknikt was. Tevens zagen wij een ijzeren stuk van 20 centimeter welk geheel afgebroken was.
[verbalisant] , een verbalisant die getuige is geweest van het feit, heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2017 onder meer het volgende gerelateerd:
In de nacht van 25 op 26 januari 2016 hoorde ik rond 3:50 uur veel geschreeuw vanaf de [straat] . (…) Vanaf het zolderraam had ik zicht op de [straat] en de groep jongens. Ik zag dat er een groep jongens ter hoogte van onze achtertuin aan het schreeuwen waren. Ik kon niet verstaan wat er geroepen werd. Ik zag dat de groep uit ongeveer 8-10 jongens bestond. (…) Ik zag dat de jongens elkaar onderling aan het duwen waren en hoorde dat een van de jongens heel hard 'Kom dan' riep. (…) Ik zag dat ten minste 1 van de jongens met een grote steen of iets soortgelijks, gooide. Er werd door ten minste drie jongens hard uitgehaald met de stokken, waarbij zij doelgericht op de andere jongens insloegen. Ik zag dat een van de jongens plat op zijn buik op de grond viel en daar helemaal stil bleef liggen. Ik zag dat tenminste 1 jongen, de jongen die op de grond lag, nog een klap met de stok gaf. De jongen die op de grond lag gaf geen reactie. Ik zag dat twee jongens zich bleven bewegen richting de jongen die op de grond lag en dat er slaande bewegingen werden gemaakt. Ik zag dat er een andere jongen met een wat langere jas voor de jongen die op de grond lag ging staan, hij hield hierbij een hand op zijn hoofd. Op dat moment renden de andere jongens weg.(…) De afgelopen maanden lagen er bij de achtertuin van nummer [nummer] een aantal grote stenen en een ijzeren, roestige holle staaf. Deze staaf was recht van vorm en was ongeveer 40-50/cm lang. Deze lagen bij de zwarte schutting van de genoemde achtertuin. Zondagochtend zag ik dat de stenen en een ijzeren pijp er niet meer lagen.
Getuige [getuige 1] , taxichauffeur, heeft in een verhoor van 26 februari 2017 onder meer het volgende verklaard:
Bij de [straat] stonden twee jongens. (…) Tegen mij werd gezegd dat ik moest gaan rijden in de richting van die groep jongens. Bij de achterste jongen van de groep moest ik stoppen. Onderweg hoorde ik dat een van die twee jongens zei dat die groep een fiets van hun hadden gestolen.(…) Ik zag dat die twee naar de achterste jongen toeliepen. (…) Ik zag gelijk dat een groot gedeelte van die groep op die twee jongens af doken. Ik zag dat er geslagen en geschopt werd.
Verdachte heeft in een politieverhoor van 27 februari 2017 onder meer het volgende verklaard:
V: Wat was de samenstelling van de groep op het feest ?A: Deze hele groep die hier in Houten nu zit(de rechtbank begrijpt: de aangehouden medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en de eveneens aangehouden [getuige 2] )
.
V: Wat was de samenstelling groep bij die vechtpartij ?A: Diezelfde 5 personen, ik was daar ook bij.
Verdachte heeft in een politieverhoor van 26 februari 2017 onder meer het volgende verklaard:
Ik ging op hun af. (…) Het was onze groep. Ik was voorop en die andere 4 achter mij.
Getuige [getuige 2] heeft in een politieverhoor van 26 februari 2017 onder meer het volgende verklaard:
Ik had een feest geregeld van een vriend. Dit was in Soest bij een softbal / handbalclub. Ik was samen met mijn vrienden die hier(de rechtbank begrijpt: het politiebureau)
nu ook zitten, dit zijn [verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte)
, [medeverdachte 3](de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] )
, [medeverdachte 2](de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] )
, [medeverdachte 1](de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )
. (…) Die jongens kwamen aan met de auto. [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn terug gaan vechten.(…) Ik zag mensen met voorwerpen in hun handen. Ik hoorde hen schreeuwen. Ik zag hen vechten en heb ook iemand op de grond zien liggen.
In een proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2017 is onder meer het volgende gerelateerd:
Nadat [getuige 2] in ons voertuig stapte hoorde wij hem het volgende verklaren:
Dat hij met vrienden in Soest was geweest. (…)
Dat er een auto bij hen stopte.
Dat er meerdere jongens uit de auto stapten en gingen vechten met zijn vrienden.
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
De rechtbank acht de verklaringen van aangevers betrouwbaar. Deze verklaringen zijn in lijn met elkaar en vinden op meerdere punten steun in het dossier. Daarbij is van belang dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat er bij aangevers letsel is geconstateerd dat past bij de geweldshandelingen die door hen in hun verklaringen zijn beschreven. Ook bieden de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [verbalisant] en [getuige 1] op belangrijke punten steun aan de verklaringen van aangevers. Onder meer de geweldshandelingen die [verbalisant] beschrijft zijn overeenstemmend met de geweldshandelingen die aangevers beschrijven. Getuige [getuige 1] heeft in zijn verklaring bevestigd dat het aangevers waren die door leden van de groep werden aangevallen, nadat zij de taxi verlieten. Ook het feit dat er op en nabij de plaats delict een fiets en een ijzeren staaf zijn aangetroffen biedt steun aan de verklaringen van aangevers. Tegenover de betrouwbare verklaringen van aangevers staan de uiteenlopende en wisselende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, die elkaar op belangrijke punten tegenspreken en ook (in ieder geval op de cruciale punten) geen ondersteuning vinden in het dossier.
De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling van de tenlastelegging uit van de gang van zaken zoals deze door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is geschetst. Aan de verklaringen van verdachte, de medeverdachten en getuige [getuige 2] , voor zover deze afwijken van de verklaringen van aangevers, hecht de rechtbank geen geloof.
Openlijke geweldpleging
Juridisch kader
Van het openlijk in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan openlijk gepleegd geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld moet worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Nadat [slachtoffer 1] was bestolen van een fiets is hij samen met zijn broer [slachtoffer 2] in de taxi van getuige [getuige 1] gestapt om verhaal te halen bij de groep die voor de diefstal verantwoordelijk was. Uit het dossier blijkt dat aangevers alvorens in de taxi te stappen nog biljartkeuen hebben gehaald.
De taxi is gestopt bij een groep jongens, waarna aangevers met de biljartkeuen uit de taxi stapten en naar de groep riepen dat zij hun fiets terug wilden. Op dat moment werd er vanuit de groep jongens agressief gereageerd. De groep gooide stenen richting aangevers en heeft hen vervolgens aangevallen door (onder meer en al dan niet met behulp van slagvoorwerpen) te slaan en schoppen tegen de aangevers. [slachtoffer 1] is door het geweld bewusteloos geraakt.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat (alleen) hij en zijn medeverdachten bij de vechtpartij betrokken waren. Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat hij zag dat aangevers aankwamen met de auto en dat hij vervolgens zag dat verdachte en zijn drie medeverdachten met hen gingen vechten. De rechtbank stelt op grond van deze verklaringen vast dat de groep jongens die het in de bewijsmiddelen omschreven openlijke geweld heeft gepleegd, (in ieder geval) bestond uit verdachte en zijn drie medeverdachten.
Dat verdachte over zijn betrokkenheid en die van zijn medeverdachten bij de vechtpartij heeft verklaard als onderdeel van een zelfverdedigingsbetoog doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bruikbaarheid voor het bewijs van deze verklaring. De rechtbank gebruikt de verklaring van verdachte alleen voor zover deze bewijst dat verdachte en zijn medeverdachten de personen zijn die betrokken waren bij de vechtpartij. Verder bezigt de rechtbank de verklaringen van verdachte niet voor het bewijs. Er is dan ook geen sprake van het denatureren van zijn verklaring.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte, door met zijn medeverdachten een vechtpartij te initiëren en daaraan vervolgens deel te nemen, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
Daarmee is het verweer van de verdediging verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Voorwaardelijke getuigenverzoeken
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank het feit bewezen acht, de zaak aan te houden teneinde de verdediging in staat te stellen een drietal getuigen nader te horen. De rechtbank zal de verzoeken hieronder bespreken.
Buurtbewoner
Een buurtbewoner woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] heeft verklaard ten tijde van het feit veel geschreeuw te hebben gehoord, buiten een jongen op straat te hebben zien liggen en een groep (vermoedelijk Turkse of Marokkaanse) jongens te hebben gezien. De rechtbank zal het verzoek om deze buurtbewoner nader te horen afwijzen. Het horen van de buurtbewoner is overbodig, nu de rechtbank ook zonder gebruik van zijn getuigenverklaring het feit wettig en overtuigend bewezen acht.
Meldster [verbalisant] en taxichauffeur [getuige 1]
Getuigen [verbalisant] en [getuige 1] hebben een voor verdachte belastende verklaring afgelegd die door de rechtbank mede redengevend wordt geacht voor het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De verdediging heeft het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuigen nog niet kunnen uitoefenen. Het belang van de verdediging bij het nader horen van deze getuigen moet daarom worden voorondersteld. De rechtbank zal het verzoek hiertoe evenwel afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde deel van de verklaring van getuige [verbalisant] vindt ondersteuning in meerdere onafhankelijke bewijsmiddelen. Het door haar beschreven geweld, de wijze waarop dit plaatsvond en hoe de vechtpartij eindigde komen nagenoeg volledig overeen met de (als betrouwbaar aangemerkte) verklaringen hierover van beide aangevers. Ook de op de plaats delict aangetroffen ijzeren staaf biedt ondersteuning aan de verklaring van [verbalisant] . De getuigenverklaring van [verbalisant] staat dus niet op zichzelf en de bewezenverklaring steunt niet in beslissende mate op haar verklaring.
Het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde deel van de verklaring van getuige [getuige 1] vindt ondersteuning in de verklaringen van aangevers. Zowel [getuige 1] als de aangevers hebben verklaard dat de groep waarvan verdachte deel uitmaakte de vechtpartij initieerde. Ook de overige onderdelen van de verklaring van getuige [getuige 1] vinden steun in de verklaringen van aangevers. De getuigenverklaring van [getuige 1] staat dus niet op zichzelf en de bewezenverklaring steunt niet in beslissende mate op deze verklaring.
In aanvulling op bovenstaande heeft de rechtbank bij de beoordeling van de verzoeken en de te waarborgen eerlijkheid van het proces als geheel ook meegewogen dat de verdediging niet zelf in een eerder stadium kenbaar heeft gemaakt de getuigen nader te willen horen, terwijl daartoe ruim vijf jaren de gelegenheid heeft bestaan. Het OM heeft de verdediging in oktober 2020 om onderzoekswensen gevraagd. Hierop is door de verdediging niet gereageerd.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om de zaak aan te houden teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen getuigen [verbalisant] en [getuige 1] nader te horen. Het strafproces als geheel is met inachtneming van het hiervoor overwogene ook bij afwijzing van het getuigenverzoek in overeenstemming met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.