ECLI:NL:RBMNE:2022:202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/564
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als schoonmaakster, zich op 16 september 2013 ziek gemeld en ontvangt sinds 14 september 2015 een uitkering op basis van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Op verzoek van haar ex-werkgever heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 21 juli 2020 vastgesteld dat eiseres 36,81% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat haar WIA-uitkering niet wijzigt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar is op 23 december 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 19 januari 2022 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 22 december 2021 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar medische beperkingen zijn onderschat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapportages van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen en dat het Uwv zich op deze rapportages mocht baseren. Eiseres heeft medische informatie overgelegd, maar deze was niet in de Nederlandse taal en is daarom niet meegenomen in de beoordeling. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het Uwv juist is en dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt kan worden geacht.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres 39,87% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat haar WIA-uitkering niet wijzigt. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw)

Inleiding

1.1.
Op 16 september 2013 meldde eiseres zich ziek. Zij was toen werkzaam als schoonmaakster voor 38 uur per week. Sinds 14 september 2015 ontvangt zij een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
Op 9 april 2020 heeft haar ex-werkgever, [bedrijf] B.V. , aan het Uwv om een herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres verzocht.
1.3.
Met het besluit van 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat
eiseres 36,81% arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat haar WIA-uitkering niet wijzigt, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid binnen dezelfde klasse blijft (35-45%).
1.4.
Eiseres en haar ex-werkgever zijn hiertegen in bezwaar gegaan.
1.5.
Met het besluit van 23 december 2020 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. De arbeidsongeschiktheidsklasse blijft ongewijzigd. Wel heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie van elektrotechnisch medewerker (SBC-code: 267071) verworpen. Op basis daarvan is eiseres 39,87% arbeidsongeschikt. Dat betekent dat de WIA-uitkering ongewijzigd blijft.
1.6.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig, ondersteund door haar zoon, [A] .
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres 39,87% arbeidsongeschikt is op grond waarvan haar WIA-uitkering niet wijzigt. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft namelijk binnen dezelfde klasse (35-45%).

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
4. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiseres op de zitting haar beroepsgrond dat een telefonische hoorzitting zou worden ingepland maar dat dit niet is gebeurd, heeft ingetrokken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
5. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep,
J.H. van Mourik, gemotiveerd heeft onderbouwd waarom zij niet bij de hoorzitting met een medewerker van het Uwv aanwezig was. Zij geeft namelijk aan dat er genoeg medische informatie was om tot een herbeoordeling te komen. Verder stelt de rechtbank vast dat een arts van het Uwv, P.A.W. Edgar, op 8 juli 2020 een fysiek spreekuur met eiseres heeft gehouden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waarin is geoordeeld dat in geval de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist (zoals in deze zaak aan de orde is) het slechts doen van dossieronderzoek in de regel niet volstaat, is daarom niet van toepassing. [1]
Verder blijkt uit de rapportage van 23 november 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij de dossiergegevens heeft bestudeerd en informatie uit de behandelend sector (neuroloog, psycholoog, psychiater, huisarts, uroloog en fysiotherapeut) in de heroverweging heeft betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de rapportage geen tegenstrijdigheden en is het voldoende begrijpelijk. De rechtbank concludeert daarom dat de rapportage aan de drie voorwaarden voldoet. Dat betekent dat het Uwv zich bij het bestreden besluit op deze rapportage mocht baseren.
Is de medische beoordeling juist?
6. Eiseres voert aan dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Volgens de primaire verzekeringsarts kon eiseres het 40 minuten durende gesprek volgen, maar eiseres geeft hierover aan dat zij heeft geprobeerd haar aandacht erbij te houden, maar dat zij na afloop moe en op was. Volgens eiseres is zij beperkt ten aanzien van de beoordelingspunten 2.10, 4.4, 4.6, 4.8, 4.10, 4.15 en 5.8 van de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Eiseres brengt naar voren dat zij hartklachten en pijn op de borst heeft en verkrampingen in het linkerdeel van haar lichaam. Verder wordt zij midden in de nacht wakker, zweet veel (ook overdag), is soms ademloos, heeft hoofdpijn, migraine en pijn in haar hele lichaam (armen, handen, vingertoppen, nek en rug). Tegen haar klachten gebruikt eiseres migrafin, sumatriptan, aurobindo, duloxetine, pensa, maguital, petmiga en limbalata. Ter onderbouwing van haar standpunt dat haar medische beperkingen zijn onderschat heeft eiseres medische informatie van een privékliniek in Turkije overgelegd. Daaruit blijkt volgens eiseres dat haar hart voor 30% ongezond is. Verder zit in de lever een cyste van
1,5 cm. Volgens eiseres is dit niet ernstig en komt dit bij veel mensen voor. De rest van de organen zien er goed uit. De baarmoeder en de nieren zijn in orde.
7. Ten aanzien van de door eiseres overgelegde medische informatie uit Turkije overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) processtukken in de Nederlandse taal moeten worden aangeleverd. Ondanks dat de rechtbank eiseres hierop heeft gewezen met de brief van 3 december 2021, heeft eiseres niet uiterlijk op de elfde dag voor de zitting als bedoeld in artikel 8:58 van de Awb een gewaarmerkte vertaling naar het Nederlands van de medische stukken overgelegd. De rechtbank oordeelt daarom dat eiseres haar standpunt ten aanzien van haar hartklachten niet met medische informatie heeft onderbouwd. Het Uwv heeft dit daarom terecht niet bij de beoordeling meegenomen.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat legt zij als volgt uit. In de rapportage van
23 november 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat dat bij eiseres sprake is van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis. Verder benoemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen afkomstig van de behandelend sector. De neuroloog geeft aan dat eiseres vertebromyogene pijnklachten, functionele klachten en mogelijk migraineuze klachten heeft. De fysiotherapeut constateert linkerschouder- en linkerknieproblemen en adviseert eiseres om thuis oefeningen uit te voeren. Verder is eiseres al langere tijd bekend met een gynaecologisch probleem, namelijk verzakkingsklachten en urenincontinentie. Ook gebruikt eiseres een categorie 2 antidepressivum tegen depressieve klachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze informatie in de heroverweging betrokken. Verder is gemotiveerd onderbouwd waarom eiseres niet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden voldoet, waaruit volgt dat zij niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt kan worden geacht. Eiseres is namelijk niet opgenomen in een ziekenhuis of een erkende instelling op grond van de Wet langdurige zorg, zij is niet bedlegerig, er is geen sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle terreinen en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden met langere tijd een verlies van zelfredzaamheid of dat eiseres haar mogelijkheden binnen drie maanden zeer waarschijnlijk zal verliezen. Aangezien de klachten medisch objectiveerbaar moeten zijn, leidt een belaste privé-situatie, gewenning en/of deconditionering niet altijd tot het aannemen van beperkingen in een FML. Ten aanzien van de concentratie van eiseres geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat dit niet past bij de gestelde diagnoses.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze uitleg te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde FML van
8 juli 2020. Uit deze FML blijkt dat voor eiseres specifieke voorwaarden geldt voor het persoonlijk functioneren in arbeid en dat bij haar beperkingen in het sociaal functioneren zijn aangenomen. Verder is eiseres beperkt ten aanzien van zware beschermende middelen en grove trillingsbelasting, dynamische en statische handelingen en houdingen en fysiek zware belasting. Ook is een urenbeperking van 35 uur per week aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hier niet uit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beperkingen van eiseres heeft onderschat. De rechtbank overweegt dat eiseres ten aanzien van beoordelingspunten 4.4, 4.8, 4.10 en 5.8 beperkt is geacht. Van een noodzaak tot het aannemen van een verdergaande beperking is niet gebleken. Verder overweegt de rechtbank dat beoordelingspunt 2.10 ziet op het zelfstandig kunnen reizen per auto, fiets of openbaar vervoer. Het gaat dus niet slechts om de vraag of eiseres per auto kan reizen, hetgeen eiseres naar eigen zeggen niet kan. Verder heeft beoordelingspunt 4.4. betrekking op dynamische handelingen. Hierbij is het niet van belang of eiseres al dan niet computerervaring heeft.
De beroepsgronden slagen niet.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
9. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies niet kan uitoefenen. Daartoe voert eiseres bij de functies van Monteur printplaten en Productiemedewerker industrie aan dat zij pijn heeft in handen en vingertoppen. Bij de functie van Monteur printplaten voert eiseres aan dat zij beperkt is in de Nederlandse taal, geen computerervaring heeft en slecht kan zien.
10. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, N. Buijs, één van de vier functies heeft laten vervallen, namelijk die van elektrotechnisch medewerker (SBC-code: 267071). Er resteren drie functies, namelijk Monteur printplaten (SBC-code: 267051), Wikkelaar (SBC-code: 267053) en Productiemedewerker industrie (SBC-code: 111180). Hiermee wordt nog steeds voldaan aan de minimumeisen van het Schattingsbesluit. Tegen de arbeidsdeskundige grondslag van het besluit heeft eiseres deels beroepsgronden aangevoerd die zien op medische redenen waarom zij de functies niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de signaleringen van het Resultaat functiebeoordeling gemotiveerd heeft toegelicht waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
11. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat zij beperkt is in de Nederlandse taal en geen computerervaring heeft, overweegt de rechtbank dat eiseres op 29 januari 2018 in het kader van de WIA herbeoordeling per 1 december 2017 op gesprek is geweest bij arbeidsdeskundige T. van Zetten. In de rapportage daarvan staat dat de zoon van eiseres het woord namens haar voert, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is.
De rechtbank stelt in deze zaak vast dat uit de rapportage van 17 juli 2020 van de primaire arbeidsdeskundige, M.J.M. Mes, blijkt dat eiseres het basisonderwijs in Turkije heeft afgerond en dat haar beheersing van de Nederlandse taal en computervaardigheden matig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende met deze omstandigheden rekening gehouden. De functie van Monteur printplaten omvat simpele taken waarvoor geen computerervaring is vereist en weinig Nederlandse taalvaardigheden voor nodig zijn. Eiseres moet daarom deze functie kunnen uitoefenen, ook gelet op het feit dat zij in het verleden een Nederlandse taalcursus heeft gevolgd.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie

12. Het Uwv heeft terecht beslist dat eiseres 39,87% arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat de WIA-uitkering van eiseres niet wijzigt, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid binnen dezelfde klasse blijft (35-45%).
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.