In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een urgentie voor woonruimte op medische gronden had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat als verweerder optrad. Eiser had een urgentieverklaring aangevraagd vanwege zijn medische situatie, waarbij hij gediagnostiseerd was met niet aangeboren hersenletsel (NAH) en een sterke prikkelgevoeligheid. De urgentie was toegekend voor appartementen vanaf de eerste verdieping in de regio Utrecht, maar eiser was het niet eens met het toegewezen zoekprofiel.
In het primaire besluit van 7 juli 2021 werd de urgentie verleend, maar in het bestreden besluit van 24 november 2021 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat de medisch adviseur niet de juiste informatie had betrokken en dat er een aangepast zoekprofiel geadviseerd had moeten worden. De rechtbank heeft de zaak op 12 mei 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat het medisch advies van Oreon, dat de basis vormde voor de toekenning van de urgentie, zorgvuldig was en dat de medisch adviseur alle relevante informatie had meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de urgentie op de juiste wijze was verleend en dat er geen aanleiding was om van het standaard zoekprofiel af te wijken. Eiser had inmiddels een woning geaccepteerd, waardoor de urgentie was gebruikt, maar de rechtbank vond het belangrijk om het beroep inhoudelijk te beoordelen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.