ECLI:NL:RBMNE:2022:1871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
9786865 MV EXPL 22-49
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en was op 1 april 2022 uit dienst getreden. De werkgever beroept zich op een non-concurrentiebeding dat in de arbeidsovereenkomst was opgenomen, en vordert dat de werknemer gedurende een jaar na het einde van de dienstbetrekking geen werkzaamheden verricht voor een concurrerende onderneming. De werknemer vordert in conventie schorsing van dit non-concurrentiebeding, omdat zij een aanbod heeft gekregen van een andere werkgever, [naam onderneming], en zij hierdoor in haar mogelijkheden wordt beperkt. De kantonrechter oordeelt dat het non-concurrentiebeding niet voldoet aan de vereisten die de wet stelt voor dergelijke bedingen in tijdelijke arbeidsovereenkomsten. De rechter stelt vast dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. De kantonrechter schorst daarom het non-concurrentiebeding tot de beslissing in de bodemprocedure en wijst de vorderingen van de werkgever in reconventie af. Tevens wordt de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9786865 MV EXPL 22-49 RD/960
Kort geding vonnis van 13 mei 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.M.M. Pater,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. P.Th. Mantel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met 7 producties, van 12 april 2022;
  • de akte overlegging producties, tevens houdende eis in reconventie, met 9 producties;
1.2.
De op 20 april 2022 door [gedaagde] toegezonden producties 10 tot en met 13 zijn niet toegelaten, omdat deze zonder deugdelijke reden te laat zijn ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 21 april 2022. [eiseres] is verschenen met mr. Pater. Namens [gedaagde] zijn mevrouw [A] (leidinggevende van [eiseres] ) en mevrouw mr. [B] (bedrijfsjurist) verschenen met mr. Mantel. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. [gedaagde] heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnotitie.
1.4.
Partijen hebben geprobeerd om in onderling overleg een regeling te treffen. Dat is niet gelukt.
1.5.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar op 15 oktober 2020 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van [gedaagde] in de functie van salesmanager. De dienstbetrekking is bij arbeidsovereenkomst van 20 juli 2021 (hierna: de arbeidsovereenkomst) door [gedaagde] verlengd tot 15 oktober 2022.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 7 het navolgende non-concurrentiebeding (hierna: het non-concurrentiebeding) opgenomen:

1. Werknemer krijgt uit hoofde van zijn functie toegang tot en/of kennis van concurrentiegevoelige
informatie. Werkgever heeft zwaarwegende bedrijfsbelangen om te voorkomen dat Werknemer
met deze concurrentiegevoelige informatie concurrerende activiteiten kan gaan verrichten en
hierdoor oneerlijke concurrentie kan ontstaan, maar in ieder geval de belangen van Werkgever
kunnen worden geschaad. Bij concurrentiegevoelige informatie waar Werknemer uit hoofde van
zijn functie (mogelijk) toegang tot krijgt en/of (mogelijk) kennis van krijgt moet in dit verband onder
andere worden gedacht aan: gedetailleerde kennis van kostprijsopbouw en/of winstmarges en/of
marktbewerkingsplannen en/of de wijze waarop deze tot stand komen en/of prijsafspraken met
klanten en/of de wijze waarop deze tot stand komen en/of offertetrajecten en/of de wijze van
acquireren van Werkgever. Ook krijgt Werknemer uit hoofde van zijn functie toegang tot het klant
en/of prospectbestand van Werkgever. Daarnaast onderhoudt Werknemer uit hoofde van zijn
functie veelal contacten met klanten en prospects van Werkgever. Het is voor Werkgever dan ook
noodzakelijk om ter bescherming van zijn zwaarwegende bedrijfsbelangen de in dit artikel
opgenomen bepalingen met Werknemer overeen te komen.
2. Het is Werknemer niet toegestaan zonder toestemming van Werkgever gedurende de
dienstbetrekking alsmede binnen een tijdvak van één jaar na het einde daarvan in enigerlei vorm
direct dan wel indirect zaken te doen met en/of activiteiten te ontplooien ten behoeve van een zaak
gelijk, gelijksoortig of verwant aan de activiteiten en/of onderneming(en) van Werkgever dan wel de
vennootschap(pen) die onder de handelsnaam dan wel merknaam [gedaagde] BV handelen, althans de vennootschap(pen) waar Werknemer binnen concernverband uit hoofde van zijn functie tewerk wordt gesteld en/of werkzaamheden voor (heeft) verricht.
3. Onder zaken doen en/of activiteiten ontplooien als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt daarbij
onder meer verstaan het direct of indirect vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, van een
zaak als in lid 2 van dit artikel genoemd, alsmede het daarin of daarvoor direct of indirect op
enigerlei wijze, al dan niet in dienstbetrekking en al dan niet tegen betaling, werkzaam te zijn of
enig aandeel van welke aard ook te hebben.
4. De reikwijdte van dit artikel is beperkt tot Nederland.
5. Bij iedere overtreding door Werknemer van het bepaalde in dit artikel verbeurt Werknemer ten
behoeve van Werkgever — zulks voor zover nodig uitdrukkelijk in afwijking van artikel 7:650 lid 3, 4
en 5 BW — zonder sommatie of ingebrekestelling een direct opeisbare boete van € 5.000,00 vermeerderd met een bedrag van € 500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
onverminderd het recht van Werkgever om in plaats van deze boete de werkelijk geleden schade
te vorderen.
6. Werkgever blijft bovendien bevoegd om — zo nodig in kort geding — naast de boete nakoming van
het bepaalde in het onderhavige artikel en/of een verbod op onrechtmatige handelingen van
Werknemer te vorderen.
2.3.
[naam onderneming] heeft [eiseres] een arbeidsovereenkomst aangeboden voor de functie van national salesmanager.
2.4.
[eiseres] heeft haar arbeidsovereenkomst met [gedaagde] tegen 1 april 2022 opgezegd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Te bepalen dat het non-concurrentiebeding tussen [eiseres] en [gedaagde] geheel wordt geschorst.
Subsidiair:
Te bepalen dat het non-concurrentiebeding tussen [eiseres] en [gedaagde] gedeeltelijk wordt geschorst, in zoverre dat het [eiseres] vrijstaat om na het einde van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] , werkzaamheden te verrichten voor [naam onderneming] dan wel bij een andere werkgever.
Primair en subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiseres] te verbieden om gedurende een periode van één jaar na het einde van de dienstbetrekking in enigerlei vorm direct dan wel indirect zaken te doen met en/of activiteiten te ontplooien ten behoeve van een zaak gelijk, gelijksoortig of verwant aan de activiteiten en/of onderneming(en) van [gedaagde]
B.V. dan wel de vennootschap(pen) die onder de handelsnaam dan wel merknaam [gedaagde] B.V. handelen, althans de
vennootschappen waar [eiseres] binnen concernverband uit hoofde van haar functie tewerk is gesteld en/of werkzaamheden voor heeft verricht, waaronder in ieder geval valt het op enigerlei wijze werkzaam zijn voor de vennootschappen die deel uitmaken van of gelieerd zijn aan de [naam onderneming] [......] .
II. Te bepalen dat [eiseres] een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per overtreding, vermeerderd met € 500,00 voor iedere dag (een gedeelte van een dag te rekenen als een hele dag) dat [eiseres] in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen.
III. [eiseres] te veroordelen in de (na)kosten van het geding.
3.4.
[eiseres] voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eiseres] heeft een concreet aanbod gekregen van [naam onderneming] om daar in dienst te treden als national salesmanager. Haar arbeidsovereenkomst met [gedaagde] is op 1 april 2022 door opzegging van [eiseres] geëindigd. [gedaagde] houdt [eiseres] aan het non-concurrentiebeding. Gelet hierop is de indiensttreding bij [naam onderneming] on hold gezet en heeft [eiseres] op dit moment geen inkomen. [eiseres] heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Het spoedeisend belang is ook niet weersproken door [gedaagde] .
4.2.
Voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiseres] is gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot vernietiging van het concurrentiebeding over zal gaan.
4.3.
[eiseres] was werkzaam bij [gedaagde] op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Uitgangspunt is dat een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig is, omdat een werknemer dan ‘dubbel nadeel’ ondervindt. Immers aan de ene kant werkt een dergelijk beding belemmerend bij een overstap naar een andere baan of het starten van een eigen onderneming, terwijl aan de andere kant bij aanvang van de arbeidsovereenkomst vaststaat dat de arbeidsrelatie van korte duur is. Deze hoofdregel lijdt slechts uitzondering als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen (artikel 7:653 lid 1 aanhef en ander a BW). Deze afweging moet voor de werknemer kenbaar zijn. De zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen moeten duidelijk omschreven zijn, zodat het de werknemer duidelijk is waarom deze belangen de werkgever tot een uitzondering op de hoofdregel dwingen. Een enkele algemene omschrijving van het belang van de werkgever is dus onvoldoende. De schriftelijke motivering bij het concurrentiebeding is namelijk hetgeen beoordeeld moet worden. Dat betekent dat de schriftelijke bij het concurrentiebeding opgenomen motivering het door de rechter te beoordelen kader fixeert. Het gaat erom of hetgeen op schrift is gesteld – en dus voor de werknemer kenbaar is – het overeenkomen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan rechtvaardigen.
4.4.
Aan de formele vereisten als hiervoor bedoeld is voldaan, omdat het non-concurrentiebeding tussen partijen schriftelijk is overeengekomen en [eiseres] ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst meerderjarig was. Daarbij is op zichzelf genomen een motivering voor het non-concurrentiebeding opgenomen. Maar de door de wetgever voorgeschreven motivering moet ook inhoudelijk worden getoetst. Daarom moet beoordeeld worden of het non-concurrentiebeding noodzakelijk is “wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen”. In vaste jurisprudentie wordt aangenomen dat dit een zware toets betreft, omdat het uitgangspunt is dat een beding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst ‘niet geldig’ is. In de parlementaire geschiedenis wordt verder aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is (“hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar de concurrent” Kamerstukken 1 2013/14, 33818, C, p. 104) en dat dit per geval “een specifieke afweging en motivering” vergt. Een algemene opsomming van belangen volstaat daarmee in het algemeen niet, omdat dit voor veel werkgevers/ondernemers relevant is en niet duidelijk maakt waarom juist de betrokken werkgever bescherming nodig heeft.
4.5.
Het feit dat [eiseres] in de uitoefening van haar functie gedetailleerde kennis heeft opgedaan van commerciële informatie zoals prijzen en klantspecifieke zaken waar haar nieuwe werkgever profijt van kan hebben, is inherent aan haar vertrek en is een omstandigheid die in zijn algemeenheid voor alle werkgevers in een vrije markteconomie geldt. Zo heeft [gedaagde] zelf ook profijt gehad van de kennis en ervaring die [eiseres] in haar eerdere functies als sales manager bij arbeidsbemiddelingsbureaus heeft opgedaan. Dit betekent echter niet dat het commerciële bedrijfsdebiet wordt aangetast door een overstap van [eiseres] naar [naam onderneming] . Daarvan is pas sprake als een nieuwe werkgever door specifieke kennis of bedrijfsinformatie van [eiseres] opgedaan bij [gedaagde] een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel zou verwerven of kan geven dat die nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad. Kortom, het non-concurrentiebeding moet vermelden welke specifiek door [eiseres] te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en ervaring het betreft, waarmee zij het bedrijfsdebiet van [gedaagde] daadwerkelijk in gevaar kan brengen, zodat het daarop gerichte beding absoluut noodzakelijk is.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat dit niet volgt uit het overeengekomen non-concurrentiebeding. [gedaagde] heeft als schriftelijke motivering een uitvoerige, maar algemene opsomming gegeven van belangen die voor veel andere commerciële bedrijf ook kunnen gelden. Daarbij speelt mee dat het non-concurrentiebeding ook niet op maat is gemaakt. Zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:261) waarin [gedaagde] ook partij was, dat binnen [gedaagde] hetzelfde non-concurrentiebeding ook is gebruikt voor een unit-manager (een hiërarchisch hogere functie dan [eiseres] had) bij [gedaagde] die werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
4.7.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat het non-concurrentiebeding als in de arbeidsovereenkomst van [eiseres] geldt voor alle medewerkers die sales werkzaamheden verrichten. Daarbij heeft zij de kanttekening gemaakt dat er twee varianten bestaan van het non-concurrentiebeding, namelijk een regionaal beding en een beding dat op heel Nederland betrekking heeft. In de arbeidsovereenkomst van [eiseres] is voor laatstgenoemd beding gekozen. Hoewel het dus niet gaat om een op maat gemaakt beding dat specifiek voor [eiseres] is opgesteld, heeft [gedaagde] aangevoerd aan dat het beding wel exact aansluit bij de situatie van [eiseres] . Voor de in het non-concurrentiebeding genoemde onderdelen: kostprijsopbouw en winstmarge, marktbewerkingsplannen, prijsafspraken met klanten, offertetrajecten, de wijze van acquireren en het bestand van en het contact met klanten en prospects heeft [gedaagde] daarom nader onderbouwd welke kennis [eiseres] heeft of kan vergaren en hoe [naam onderneming] daar haar voordeel mee zou kunnen doen. Volgens deze onderbouwing zou [eiseres] dat kunnen doen via de rendementsanalyses, de maandelijkse [.] -rapportages, de sales steering, het cross selling overleg, de sales teams meetings, de NPS scores en de gegevens waar zij verder bij [gedaagde] toegang toe had. [gedaagde] heeft toegelicht waarom het concurrentiebeding nodig is en waarom zij in dit geval belang heeft bij handhaving daarvan. De uitzendbranche is, zo stelt [gedaagde] , extreem concurrentiegevoelig. [gedaagde] en [naam onderneming] zijn sterk met elkaar concurrerende bedrijven. Zij richten zich op dezelfde sectoren, waar klanten worden gewonnen op de kleinste details.
4.8.
[eiseres] heeft de gegeven nadere motivering van het non-concurrentiebeding betwist als ook het nut en de noodzaak van het non-concurrentiebeding ten aanzien van haar eventuele indiensttreding bij [naam onderneming] . Daargelaten of de op de mondelinge behandeling gegeven toelichting voldoende specifiek is en voldoende blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwichtige bedrijfsbelangen, had deze toelichting in de schriftelijke motivering in de arbeidsovereenkomst moeten staan. Zoals in r.o. 4.3. overwogen fixeert de schriftelijke motivering het beoordelingskader. Enkel ten overvloede wordt daarom overwogen dat de
gegeven nadere onderbouwing ook niet bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] is besproken. Vast is namelijk komen te staan dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst per
e-mail ter ondertekening aan [eiseres] heeft toegezonden en dat de inhoud van de arbeidsovereenkomst voor ondertekening niet tussen partijen is besproken. De motivering van het non-concurrentiebeding is dus pas achteraf op de mondelinge behandeling voor het eerst gegeven. Dit voorgaande strookt niet met de kenbaarheidseis als bedoeld in r.o. 4.4. De gegeven toelichting kan daarom niet worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of de schriftelijke motivering in de arbeidsovereenkomst van [eiseres] voldoende is.
4.9.
Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht die geldt voor een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hieruit volgt dat voorshands ervan uit wordt gegaan dat een bodemrechter tot vernietiging van het beding over zal gaan. De primair gevraagde schorsing van het non-concurrentiebeding tot beslist is in de bodemprocedure is dan ook toewijsbaar. Aan een beoordeling van de subsidiaire vordering wordt daarom niet toegekomen.
4.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Zij heeft echter niet gesteld dat zij deze kosten heeft gemaakt. De vordering zal op dit punt dan ook afgewezen worden.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 129,89
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
747,00
Totaal € 962,89
De gevorderde nakosten en rente worden als onderstaand toegewezen.
in reconventie
4.12.
Uit de toewijzing van de primaire vordering van [eiseres] volgt dat de reconventionele vordering van [gedaagde] afgewezen wordt.
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] ook in reconventie in de proceskosten veroordeeld. De kosten in reconventie worden echter begroot op nihil, omdat de conventie en reconventie nauw met elkaar verweven zijn.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
schorst het overeengekomen concurrentiebeding tot de beslissing in de bodemprocedure;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 962,89, waarin begrepen € 747,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
-te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten gevallen aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022.