ECLI:NL:RBMNE:2022:1847
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde wegingsfactor in WOZ-zaak met meerdere onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde wegingsfactor voor onroerendezaakbelastingen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. van Abbe, was het niet eens met de wegingsfactor van 1,0 die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was toegepast. Eiser stelde dat een wegingsfactor van 1,5 gerechtvaardigd was, omdat het ging om vier of meer samenhangende zaken. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een Teams-beeldverbinding, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, R. Janmaat, aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 3 november 2021 de waarde van zeven onroerende zaken voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld en dat eiser hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de gehanteerde wegingsfactor van 1,0 juist was, omdat de bezwaargronden voor de zeven WOZ-beschikkingen grotendeels gelijk waren en er geen sprake was van een meer dan gemiddeld complexe bezwaarprocedure. De rechtbank verwees naar richtlijnen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een arrest van de Hoge Raad om haar beslissing te onderbouwen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.