ECLI:NL:RBMNE:2022:1841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
21/3750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking WOZ en bezwaar tegen informatiebeschikking

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking die was genomen op 8 april 2021, nadat hij niet had gereageerd op een verzoek om informatie over de toestand van zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat de informatiebeschikking terecht was gegeven. De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij had voldaan aan de informatieverplichting en dat de heffingsambtenaar op juiste wijze had gehandeld door een informatiebeschikking te nemen. De rechtbank geeft de eiser nog een termijn van zes weken om alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2022 en de rechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3750

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: A. Oosters)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: I.K. Beek).

Procesverloop

Op 23 februari 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de door verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking vastgestelde waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021.
In het kader van de afhandeling van het bezwaar heeft verweerder bij brief van 26 februari 2021 op grond van artikel 47, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) eiser verzocht inlichtingen te verstrekken over de toestand van de woning middels het invullen van een Inlichtingen Formulier Secondaire Kenmerken (IFSO). In deze brief heeft verweerder erop gewezen dat, indien het formulier niet binnen de gestelde tijd wordt geretourneerd, er een informatiebeschikking wordt genomen. Daarbij is vermeld dat dit inhoudt dat er een omgekeerde en verzwaarde bewijslast van kracht is inzake de gevraagde gegevens.
Vanwege het uitblijven van de gevraagde inlichtingen heeft verweerder op 8 april 2021 een informatiebeschikking genomen op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr.
In de uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de informatiebeschikking ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 maart 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A. Oosters. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde I.K. Beek.

Overwegingen

1. Eiser heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. Met het (herziene) taxatierapport van 24 maart 2021, ontvangen op 26 maart 2021 en respectievelijk van 9 april 2021, ontvangen op 12 april 2021, is voldaan aan het informatieverzoek van verweerder. Ten onrechte is er op de hoorzitting geen verduidelijking gevraagd op de verstrekte informatie in het taxatierapport. Er is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het onderzoeksbeginsel. Eiser acht het laakbaar dat het door hem overgelegde taxatierapport in het geheel niet wordt bekeken. Van enige proportionaliteit is geen sprake, omdat het detailniveau van de vragen geen recht doet aan de gevolgen van de beschikking.
2. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2020 [1] zijn de door eiser naar voren gebrachte gronden besproken en is geoordeeld dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. De rechtbank kan zich met deze uitspraak van het Gerechtshof verenigen en neemt de overwegingen uit die uitspraak over. Op 24 september 2021 [2] heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Door eiser zijn geen andere punten aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank vindt verder van belang dat verweerder in eerste instantie bij brief van 26 februari 2020 via de informele weg om informatie heeft verzocht en pas een informatiebeschikking heeft genomen, nadat door eiser niet op dit verzoek is gereageerd. Verder vindt de rechtbank dat verweerder niet behoefde te onderkennen dat het door eiser toegezonden (herziene) taxatierapport (gedeeltelijk) een antwoord was op de gegeven informatiebeschikking. Immers op geen enkele manier wordt in het taxatierapport of het begeleidend schrijven gerefereerd aan het verzoek om informatie over de toestand van de woning. Uit de geluidsopname van de hoorzitting leidt de rechtbank af dat eiser zegt dat in het taxatierapport de verzochte informatie staat. Van de zijde van verweerder is daarop alsnog inhoudelijk gekeken naar het taxatierapport en is geantwoord dat in het taxatierapport niet alle vragen zijn beantwoord. Ter zitting heeft verweerder nog opgemerkt dat het tweede herziene taxatierapport bij onderdeel “H” weer meer informatie bevat dan het eerste taxatierapport, maar dat nog steeds niet op alle vragen is geantwoord. De rechtbank stelt vast dat die conclusie juist is. De beroepsgronden slagen niet.
3. De rechtbank zal eiser nog een termijn van zes weken geven om alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat eiser binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dagtekening van deze uitspraak, de in de informatiebeschikking gestelde vragen dient te beantwoorden en de daarin verzochte informatie dient te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.