ECLI:NL:RBMNE:2022:1698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
8976052 \ AT VERZ 21-53
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling loon vereffenaar in nalatenschap volgens Recofa-richtlijnen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het loon van de vereffenaar, ingediend door [verzoekster] B.V. De vereffenaar had verzocht om een loon van € 50.354,44 inclusief BTW, gebaseerd op de Recofa-richtlijnen. De kantonrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de tijdsregistratie van de werkzaamheden die door verschillende medewerkers van [verzoekster] B.V. zijn verricht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door verzoekster opgevoerde ervaringsfactoren voor de medewerkers niet in lijn zijn met de Recofa-richtlijnen en heeft de aanvraag voor een hogere beloning afgewezen. De kantonrechter heeft het loon van de vereffenaar uiteindelijk vastgesteld op € 23.197,96 exclusief BTW, en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 8976052 \ AT VERZ 21-53
Beschikking d.d. 11 februari 2022
Inzake het verzoek van
[verzoekster] B.V.,
correspondentieadres: Postbus [postbusnummer] , [postcode] [plaatsnaam 1] ,
verzoekster.
Verzoekster heeft het verzoek gedaan in haar hoedanigheid van door de rechtbank benoemde vereffenaar in de nalatenschap van:
[A] ,geboren te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedatum] 1937, overleden te [plaatsnaam 2] op [overlijdensdatum] 2018, laatst gewoond hebbende te [plaatsnaam 3] , verder te noemen: erflaatster.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift ex artikel 4:206 lid 3 BW, ter griffie ingekomen op 11 januari 2021;
  • de brief, ter griffie ingekomen op 15 april 2021;
  • de brief met bijlagen, ter griffie ingekomen op 3 mei 2021, als reactie op de voornemensbrief van de griffier van 12 april 2021;
  • de brief met bijlagen, ter griffie ingekomen op 28 oktober 2021.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter (Skype-)zitting van 21 oktober 2021. Daarbij zijn
mr. [B] en mevrouw [C] namens [verzoekster] B.V. verschenen.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Verzoekster vraagt de kantonrechter om ex artikel 4:206 lid 3 BW het loon van de vereffenaar vast te stellen op € 50.354,44 inclusief BTW, bestaande uit:
- honorarium excl. BTW € 39.318,53;
- PM afwikkeling 4 uur met uitdeling € 876,00;
conform richtlijnen faillissementen
- 4% kantoorkosten over salaris excl. BTW € 1.572,74
- BTW 21% € 8.587,17
2.2.
Ter onderbouwing van het verzoek is een tijdsregistratie overgelegd, waaruit blijkt welke betrokken medewerkers welke werkzaamheden hebben verricht en tegen welke ervaringsfactor. Uit het verzoek en de overgelegde stukken blijkt dat er namens [verzoekster] B.V. vier personen hebben gewerkt aan deze vereffening, te weten:
  • de heer mr. [B] ;
  • mevrouw [C] ;
  • de heer mr. [D] ;
  • de heer [E] .
Daarbij hanteert verzoekster voor mr. [B] een ervaringsfactor van 1,4 en voor [E] een ervaringsfactor van 0,4 conform de Recofa-richtlijnen. Ten aanzien van mevrouw [C] en mr. [D] vraagt verzoekster om de ervaringsfactor 1,1 toe te passen, dat wil zeggen gelijk te stellen met advocaten die tussen drie en vijf jaar werkzaam zijn, omdat mevrouw [C] sinds 2013 werkzaam is als WSNP bewindvoerder en faillissementsmedewerker en zij sinds 2015 eveneens benoemd wordt tot curator in faillissementen van natuurlijke personen. Mr. [D] heeft vanaf 2012 gewerkt als toegevoegd gerechtsdeurwaarder en is sinds 2019 werkzaam als advocaat.
2.3.
In artikel 4:206 lid 3 BW is bepaald dat een door de rechter benoemde vereffenaar recht heeft op het loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. Voor de vaststelling van het loon van de vereffenaar sluit de kantonrechter aan bij de regeling voor faillissementscuratoren, de zogenaamde Recofa-richtlijnen. Op basis van deze richtlijnen wordt het uurtarief van de vereffenaar en de aan zijn kantoor verbonden medewerkers bepaald aan de hand van het basisuurtarief in het jaar van de tijdbesteding en de ervaringsfactor van de vereffenaar of van de kantoorgenoot van de vereffenaar. In artikel 6.4 van de Recofa-richtlijnen is een tabel opgenomen aan de hand waarvan de ervaringsfactoren vastgesteld kunnen worden.
2.4.
De kantonrechter kan verzoekster, gelet op de door haar overgelegde tijdsregistratie en de door haar gegeven verdere toelichting in de stukken en tijdens de behandeling ter zitting, volgen in de opgegeven uren en het door haar gehanteerd uurtarief alsmede de ervaringsfactoren van mr. [B] en [E] . Deze behoeven daarom hierna geen verdere bespreking. Verzoekster vraagt de kantonrechter evenwel af te wijken van de reguliere toepassing van de ervaringsfactoren conform de Recofa-richtlijnen voor mevrouw [C] en mr. [D] . Daarom zal hierna worden ingegaan op de onderbouwing van verzoekster voor de door haar bepleite afwijking.
2.5.
Allereerst stelt verzoekster zich op het standpunt dat de toepassing van een lagere ervaringsfactor dan zij heeft opgevoerd voor mevrouw [C] en mr. [D] , geen recht doet aan hun kennis en ervaring.
Ook stelt verzoekster dat de toepassing van een lagere ervaringsfactor geen recht zou doen aan de ondernemingsstructuur van [verzoekster] B.V. Dit onderbouwt zij als volgt. Omdat een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid tot vereffenaar kan worden benoemd, leidt dit tot een onmiskenbaar, wezenlijk verschil met de benoeming van een curator in een faillissement. Waar deze laatste ten allen tijde een natuurlijk persoon betreft, kan in de vereffening van een nalatenschap een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid optreden als vereffenaar. Zulks leidt tot de mogelijkheid om tot een andere inzet van medewerkers te komen dan in een faillissement, zonder daarbij af te doen aan de kwaliteit en benodigde expertise in de vereffening. In deze zal de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid vertegenwoordigd moeten worden door haar medewerkers, die afhankelijk van hun specifieke kennis en ervaring worden ingezet op de voorkomende werkzaamheden gedurende de vereffening. De bedrijfsstructuur van [verzoekster] B.V. is er op gericht om daarbij gelet op de inhoud en zwaarte van de te verrichte werkzaamheden niet de kantoorgenoot te werk stellen met de hoogste ervaringsfactor. Evenwel zal zij de medewerker te werk stellen die over voldoende ervaring en kennis beschikt om de verantwoordelijkheid van die werkzaamheden te kunnen dragen. Gelet op de aard en inhoud van die werkzaamheden dient daar naar mening van verzoekster een evenredige en passende beloning tegenover te staan. De keerzijde zou zijn dat deze werkzaamheden, juist gelet op hun aard en inhoud, in alle andere gevallen door de kantoorgenoot met de hoogste ervaringsfactor verricht worden, hetgeen de schuldeisers en erfgenamen niet ten goede komt nu zulks leidt tot een verzwaring van de vereffeningskosten, aldus verzoekster.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat artikel 6.4 van de Recofa-richtlijnen een vergoedingssystematiek kent waarbij voor de ervaringsfactor van de curator of zijn kantoorgenoot wordt aangeknoopt bij de ervaring in praktijkjaren vanaf de datum van de (eerste) beëdiging en wel conform de tabel in 6.4.b. Voor de medewerkers die geen advocaat zijn, is de factor gelet op artikel 6.4.d. afhankelijk van hun relevante ervaring in combinatie met de opleiding waarbij vervolgens een driedeling wordt gemaakt naar gelang het aantal jaren ervaring. Mr [D] is sinds 2019 werkzaam als advocaat. Voor hem is dan volgens de tabel van 6.4.b de factor 0,8 van toepassing. Mw. [C] is geen advocaat. Zij is werkzaam vanaf 2013 in de insolventiepraktijk waardoor voor haar volgens de tabel van 6.4.d factor 0,5 geldt.
De kantonrechter ziet niet in waarom de werkervaring van mr [D] op een deurwaarderskantoor zou moeten leiden tot een afwijking van het aan de beëdiging gekoppelde criterium van tabel 6.4.b. De richtlijnen beogen landelijke eenduidigheid. Het doorbreken van die richtlijnen in verband met werkervaring vóór de beëdiging als advocaat zou leiden tot de noodzaak van teveel individuele waardering en daarmee tot ondergraving van het doel van de richtlijnen. Evenmin valt in te zien dat het niveau van de werkzaamheden van een medewerker in een vereffeningsprocedure zodanig verschilt van het niveau van de werkzaamheden van een faillissementsmedewerker, dat met de toepassing van de Recofa-tabel geen recht wordt gedaan aan de ervaring en kennis van mevrouw [C] . De werkervaring van deze betrokken medewerkers ziet bovendien niet op vereffening van nalatenschappen, zodat ook dit niet kan leiden tot een hogere ervaringsfactor.
2.7.
Uit de stellingen van verzoekster blijkt dat zij haar kantoororganisatie dusdanig heeft ingericht dat de medewerkers met de hoogste ervaringsfactor alleen worden ingeschakeld als dat nodig is. Deze werkwijze wordt door de kantonrechter onderschreven. Deze aanpak strookt immers met het bepaalde in artikel 6.4.g van de Recofa-richtlijnen.
Evenals in een faillissement mag van een vereffenaar worden verwacht dat deze de werkzaamheden in een vereffening, met inachtneming van de moeilijkheidsgraad daarvan, zodanig over zichzelf, kantoorgenoten en medewerkers verdeelt dat deze werkzaamheden tegen het laagst mogelijke uurtarief worden verricht. Het is aan de vereffenaar om de kantoororganisatie dienovereenkomstig in te richten. Zou hiervan worden afgeweken door al het werk te laten uitvoeren door de medewerker met het hoogste tarief, zoals verzoekster lijkt te suggereren als toekomstige aanpak, dan leidt dat inderdaad tot onnodig hogere
(belonings-) kosten met als risico voor verzoekster dat deze beloning niet zal worden gehonoreerd door de kantonrechter c.q. erfgenamen.
2.8.
De kantonrechter merkt nog op dat zij steun vindt voor haar overwegingen in de beslissing van de kantonrechter te Rotterdam van 29 november 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:11689).
2.9.
Gelet op al het voorgaande zal de kantonrechter het loon als volgt vaststellen:
Mr. [B]
- werkzaamheden vanaf 8 februari 2019: 12 uren en 36 minuten
- uurtarief conform de Recofa richtlijnen: 1,4 x € 219,00 =
€ 3.863,16 excl. BTW
€ 3.863,16 excl. BTW
Mr. [D]
- werkzaamheden vanaf 8 februari 2019 1 uur en 30 minuten
- uurtarief conform de Recofa richtlijnen: 0,8 x € 219,00 =
€ 262,80 excl. BTW
€ 262,80 excl. BTW
Mw. [C]
- werkzaamheden vanaf 8 februari 2019 135 uren en 8 minuten
- uurtarief conform de Recofa richtlijnen: 0,5 x € 219,00 =
€ 14.797,06 excl. BTW
€ 14.797,06 excl. BTW
[E]
- werkzaamheden vanaf 8 februari 2019 29 uren
- uurtarief conform de Recofa richtlijnen: 0,4 x € 219,00 =
€ 2.540,40 excl. BTW
€ 2.540,40 excl. BTW
Totaal salaris € 21.463,42 excl. BTW
Afwikkelingswerkzaamheden (begroot)
- conform de Recofa-richtlijnen: 4 uren x € 219,00 =
€ 876,00 excl. BTW
€ 876,00 excl. BTW
Kantoorkosten
- kantoorkosten 4% over salaris, totaal
€ 858,54 excl. BTW
€ 858,54 excl. BTW
Totaal € 23.197,96 excl. BTW
€ 28.069,53 incl. BTW

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt het loon van de vereffenaar vast op een bedrag van € 23.197,96 exclusief BTW;
3.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..