In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 een beschikking gegeven inzake het verzoek van een vereffenaar om het loon vast te stellen voor zijn werkzaamheden in de nalatenschap van een overleden persoon. De vereffenaar, verbonden aan een besloten vennootschap, verzocht om een loon van € 12.100,07 inclusief btw voor de periode van 27 augustus 2019 tot en met 11 februari 2021. De kantonrechter heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de Recofa-richtlijnen, die als uitgangspunt hebben dat loonkosten zo laag mogelijk gehouden moeten worden in het belang van de crediteuren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar en zijn medewerkers niet gelijk behandeld kunnen worden, omdat er aanzienlijke verschillen zijn in ervaring en kennis. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden van de vereffenaar niet zodanig zijn dat dit een verhoging van de ervaringsfactor rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de loonkosten vastgesteld op basis van de Recofa-richtlijnen en heeft het loon van de vereffenaar uiteindelijk vastgesteld op € 8.437,64 inclusief btw. Het verzoek om een hoger loon werd afgewezen, omdat de kantonrechter onvoldoende aanleiding zag om van de richtlijnen af te wijken.
De beschikking is gegeven door de kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de kantonrechter de argumenten van de vereffenaar en zijn medewerkers zorgvuldig heeft gewogen. De beslissing benadrukt het belang van het volgen van richtlijnen in erfrechtelijke zaken en de noodzaak om loonkosten te beheersen.