ECLI:NL:RBMNE:2022:1671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 625
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende informatie over verblijfplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. De eiser had een aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend op grond van de Participatiewet (Pw), maar deze aanvraag werd op 18 augustus 2021 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond bij besluit van 20 december 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 4 april 2022, die online plaatsvond, is de eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn verblijfplaats in de relevante periode van 5 juli 2021 tot en met 18 augustus 2021. Eiser heeft verschillende verklaringen afgelegd over zijn verblijfplaats, maar deze waren tegenstrijdig en niet onderbouwd met objectieve gegevens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat een bijstandsaanvrager moet aantonen dat hij recht heeft op bijstand door informatie te verstrekken die controleerbaar is. Aangezien de eiser niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht en er geen bewijs was van zijn verblijfplaats, heeft de rechtbank geoordeeld dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: M.K. Riemersma).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2022 via een online verbinding. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser geen duidelijkheid verschaft heeft over zijn verblijfplaats in de te beoordelen periode van 5 juli 2021 tot en met 18 augustus 2021. Daarom heeft verweerder de aanvraag voor bijstand afgewezen.
2. Eiser voert aan dat hij zijn inlichtingenplicht nagekomen is. Hij heeft sluitende verklaringen afgelegd over waar zijn verblijfplaats was. Eiser kan niet met objectieve verifieerbare gegevens onderbouwen dat hij op straat verblijft.
3. De hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep, heeft bepaald dat iemand die een bijstandsuitkering wil, moet laten zien dat hij die bijstandsuitkering nodig heeft. Hij moet onder andere duidelijk maken waar hij woont, eet en slaapt. Hij moet daarvoor informatie geven, die de bijstandverlenende instantie kan controleren op juistheid en volledigheid. Dat geldt ook voor mensen die dakloos zijn. Als de aanvrager niet voldoet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting en het recht op bijstand niet vastgesteld kan worden, is dit een reden om de bijstandsuitkering te weigeren. [1]
4. De rechtbank stelt vast dat eiser meerdere verklaringen heeft gegeven over zijn verblijfplaats. In een e-mail van 16 juli 2021 geeft hij aan geslapen te hebben bij zijn moeder van 5 juli 2021 tot 16 juli 2021. In de hoorzitting op 5 augustus 2021 in een procedure over de eerste aanvraag om bijstand zegt hij tot eind juli 2021 op [adres] in [plaats] , een locatie van het Leger des Heils, verbleven te hebben en vanaf 1 augustus 2021 bij zijn moeder te zijn. In de e-mail van 6 augustus 2021 schrijft eiser dat hij niet meer bij zijn moeder slaapt en dat hij de afgelopen dagen bij vrienden in [plaats] was. In de e-mail van 15 augustus 2021 schrijft hij sinds 1 augustus 2021 niet meer bij zijn moeder te slapen, maar op straat. Deze verklaringen van eiser zijn tegenstrijdig en geven geen duidelijkheid over zijn verblijfplaats. Hij heeft geen bewijs geleverd dat hij bij zijn moeder of vrienden verbleef. Daarnaast heeft hij onvoldoende uitleg gegeven over waar hij zijn persoonlijke spullen, zoals kleding, bewaart en waarom zijn bankafschriften naar het adres van zijn ex gestuurd worden. Verweerder kon op basis van de aangeleverde informatie niet vaststellen waar eiser in de te beoordelen periode verbleven heeft en heeft daarom terecht de aanvraag om bijstand afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de CRvB van 29 september 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2568)