ECLI:NL:RBMNE:2022:1667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/3849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassingsvoorwaarden voor kindgebonden budget in relatie tot kinderbijslag en verzekeringsstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit Polen, en de Belastingdienst/Toeslagen over het kindgebonden budget voor de maanden augustus en september 2020. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst waarin het kindgebonden budget voor 2020 was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser per 7 juli 2020 niet meer als verzekerde in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (Akw) kon worden aangemerkt, wat hem uitsloot van het recht op kindgebonden budget volgens de Wet op het Kindgebonden Budget (Wkgb).

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de eiser kinderbijslag ontving van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), dit niet voldoende was om in aanmerking te komen voor het kindgebonden budget. De wetgeving vereist dat aan meerdere voorwaarden wordt voldaan, waaronder de verzekeringsstatus van de ouder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldeed aan de toepassingsvoorwaarden voor het kindgebonden budget, omdat hij niet langer als 'ouder' kon worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht geen kindgebonden budget heeft toegekend voor de maanden augustus en september 2020. De uitspraak benadrukt het belang van de verzekeringsstatus en de voorwaarden die aan het recht op kindgebonden budget zijn verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3849

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] (Polen), eiser

(gemachtigde: H.J. Poloczek),
en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: J. Scheurwater).

Procesverloop

In het besluit van 22 oktober 2020 heeft verweerder het kindgebonden budget voor 2020 berekend. En vervolgens in het besluit van 10 april 2021 het kindgebonden budget voor 2020 opnieuw berekend.
In het besluit van 5 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard.
Bij besluit van 3 september 2021 heeft verweerder het kindgebonden budget voor 2020 berekend en definitief vastgesteld op € 1.419,00.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 december 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
1. Verweerder heeft eiser voor de maanden augustus en september van het jaar 2020 geen kindgebonden budget toegekend omdat eiser per 7 juli 2020 geen verzekerde meer is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (Akw) en daarmee niet meer als ouder kan worden aangemerkt in de zin van de Wet op het Kindgebonden budget (Wkgb).
2. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder en voert aan dat hij voor de maanden augustus en september van het jaar 2020 kindgebonden budget had moeten ontvangen omdat hij voor deze maanden ook kinderbijslag van de Sociale verzekeringsbank (SVB) heeft gekregen. Eiser wijst hierbij op artikel 2 lid 1 van de Wkgb. In dit artikel staat dat de ouder van een kind voor wie aan die ouder op grond van artikel 18 van de Akw kinderbijslag wordt betaald, aanspraak op een kindgebonden budget heeft.
Oordeel van de rechtbank
3. Vast staat dat eiser vanaf 7 juli 2020 niet meer in Nederland werkt of een loongerelateerde uitkering ontvangt. Ook staat vast dat eiser vanaf die datum niet meer als verzekerde in de zin van de Akw kan worden aangemerkt. Per 16 juli 2020 staat eiser niet meer op een Nederlands woonadres ingeschreven in de Basis Registratie Personen. Zijn partner en kinderen wonen het gehele jaar 2020 in Polen.
4. Aan het wettelijke systeem, zoals dit tot uitdrukking komt in artikel 2, eerste lid, van de Wkgb, ligt de gedachte van de wetgever ten grondslag dat verweerder bij de uitvoering van de Wkgb aansluit bij de gegevens die de SVB registreert bij de vaststelling van het recht op kinderbijslag. [1] Hoewel het ontvangen van kinderbijslag een vereiste is om voor kindgebonden budget in aanmerking te komen, is dat niet het enige vereiste. Gelet op de in artikel 1 van de Wkgb neergelegde definitie, is het kindgebonden budget een inkomensafhankelijke regeling in de zin van artikel 1 van de Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir). Dat betekent dat een aanvraag om kindgebonden budget door verweerder eveneens aan de bepalingen van die wet dient te worden getoetst. [2]
5. In artikel 5 van de Awir is bepaald dat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen alsmede voor de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen, een wijziging in de omstandigheden en van de leeftijd van de belanghebbende, de partner of een medebewoner die zich voordoet na de eerste dag van de maand, in aanmerking wordt genomen vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand.
6. Eiser voldeed vanaf 7 juli 2020 niet meer aan één van de toepassingsvoorwaarden voor het recht op kindgebonden budget, omdat hij niet langer als ‘ouder’ in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wkgb kan worden aangemerkt omdat hij geen verzekerde in de zin van de Akw meer was. Dat eiser tot en met de maand september 2020 wel kinderbijslag en geen kindgebonden budget heeft ontvangen komt, zoals verweerder terecht heeft gesteld, doordat de Wkgb en de Akw een verschillende systematiek hebben. Het recht zoals dat is neergelegd in de Akw bestaat steeds per kalender
kwartaal(zie artikel 11 Akw), terwijl de aanspraak op een kindgebonden budget voor iedere kalender
maandafzonderlijk wordt bepaald.
7. Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er voor de maanden augustus en september van het jaar 2020 geen kindgebonden budget aan eiser is toegekend.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder eiser voor de maanden augustus en september van het jaar 2020 dus terecht geen kindgebonden budget heeft toegekend. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 maart 2022 zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1643.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2514.