In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit Polen, en de Belastingdienst/Toeslagen over het kindgebonden budget voor de maanden augustus en september 2020. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst waarin het kindgebonden budget voor 2020 was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser per 7 juli 2020 niet meer als verzekerde in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (Akw) kon worden aangemerkt, wat hem uitsloot van het recht op kindgebonden budget volgens de Wet op het Kindgebonden Budget (Wkgb).
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de eiser kinderbijslag ontving van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), dit niet voldoende was om in aanmerking te komen voor het kindgebonden budget. De wetgeving vereist dat aan meerdere voorwaarden wordt voldaan, waaronder de verzekeringsstatus van de ouder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldeed aan de toepassingsvoorwaarden voor het kindgebonden budget, omdat hij niet langer als 'ouder' kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht geen kindgebonden budget heeft toegekend voor de maanden augustus en september 2020. De uitspraak benadrukt het belang van de verzekeringsstatus en de voorwaarden die aan het recht op kindgebonden budget zijn verbonden.