ECLI:NL:RBMNE:2022:1600

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/5203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Ziektewet-uitkering wegens benadelingshandeling

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om haar Ziektewet-uitkering niet uit te betalen. Eiseres, werkzaam als gastvrouw/receptioniste, heeft zich in oktober 2019 ziekgemeld, maar heeft in december 2019 haar nieuwe contract niet getekend, wat door het Uwv werd geïnterpreteerd als ontslag. Eiseres heeft een aanvraag voor een ZW-uitkering ingediend, maar het Uwv heeft deze afgewezen op basis van het feit dat zij geen verweer heeft gevoerd tegen de beëindiging van haar dienstverband. De rechtbank heeft de zaak op 7 april 2022 behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een benadelingshandeling, omdat eiseres haar recht op loon heeft prijsgegeven zonder deugdelijke grond. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet kan worden vrijgesteld van verwijtbaarheid, ondanks haar moeilijke persoonlijke omstandigheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5203

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: W.B. Kelderman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: L.A. Vromans).

Inleiding

Eiseres was als gastvrouw/receptioniste werkzaam bij werkgever [werkgever] voor 19 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [werkgever] werd in 2019 overgenomen door [bedrijf] , waardoor eiseres sinds 6 juli 2019 bij [bedrijf] in dienst was. In september bleek dat de echtgenoot van eiseres ernstig ziek was. Begin oktober heeft eiseres zich ziekgemeld en op 21 oktober 2019 is zij weer gaan werken. Eiseres heeft een nieuw contract aangeboden gekregen met [bedrijf] per 1 januari 2020, maar dit heeft zij niet aanvaard.
Op 5 maart 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres heeft aangegeven dat ze op 21 oktober 2019 weer aan het werk is gegaan, maar dat zij eigenlijk nog ziek was.
Het Uwv heeft 21 oktober 2019 aangemerkt als eerste ziektedag. Het Uwv heeft [bedrijf] verzocht om de ziekmelding van eiseres in behandeling te nemen, omdat zij eigenrisicodrager is voor de ZW. Omdat de werkgever de ziekmelding niet accepteerde heeft eiseres gedurende het eerste jaar geen ziekengeld ontvangen.
Bij besluit van 21 december 2020 heeft het Uwv in het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling bepaald dat eiseres met ingang van 8 december 2020 weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk.
Omdat bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling is gebleken dat de werkgever de ziekmelding niet in behandeling heeft genomen heeft het Uwv de aanvraag om een ZW-uitkering alsnog zelf beoordeeld. Bij besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. Omdat er geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is beëindigd is niet vast te stellen of eiseres recht heeft op een ZW-uitkering.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit 1 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 juli 2021 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv het primaire besluit 1 ingetrokken en bepaald dat eiseres recht heeft op een ZW-uitkering, maar dat deze niet wordt uitbetaald omdat zij tijdens haar ziekte ontslag heeft genomen.
Eiseres heeft aangegeven zich niet met het primaire besluit 2 te kunnen verenigen en haar bezwaar te handhaven.
Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door de moeder van eiseres. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
1. In geschil is de vraag of verweerder terecht heeft bepaald dat de ZW-uitkering van eiseres niet aan haar wordt uitbetaald, omdat er sprake is van een benadelingshandeling. Dit geschil beperkt zich tot het eerste ziektejaar van eiseres, van 21 oktober 2019 tot 8 december 2020. Voor de periode daarna geldt de beoordeling uit het besluit van 21 december 2020, waartegen eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend.
De standpunten van partijen
2. Eiseres voert aan dat zij geen ontslag tijdens ziekte heeft genomen, zodat er geen sprake is van een benadelingshandeling. Door een samenloop van omstandigheden is de situatie ontstaan dat eiseres ziek uit dienst is gegaan. Eiseres voert verder aan dat haar niets valt te verwijten. De echtgenoot van eiseres bleek terminaal ziek te zijn en ook de situatie op haar werk was gewijzigd door de overname van werkgever en een andere invulling van haar werkzaamheden. Dit was meer dan eiseres aankon. Eiseres kan niet goed voor zichzelf opkomen en vertoont ook zorgmijdend gedrag. Het niet toekennen van de ZW-uitkering voelt als een verwijt. Eiseres voert verder aan dat de beslissing van het Uwv om geen ZW-uitkering uit te betalen in strijd is met de brief van 25 juni 2020 waarin staat dat eventuele bedragen bij de werkgever worden verhaald.
3. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van een benadelingshandeling. Eiseres heeft zich op 21 oktober 2019 ziekgemeld en vervolgens heeft zij per 31 december 2019 ontslag genomen door het niet tekenen van de nieuwe arbeidsvoorwaarden. Eiseres had een contract voor onbepaalde tijd bij [werkgever] , maar er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt hoe de situatie was die heeft geleid tot het einde van het dienstverband. Het Uwv gaat op basis van de beëindiging van het dienstverband in de polisadministratie, het beëindigen van de loonbetalingen aan eiseres en de verklaringen van eiseres dat haar dienstverband is beëindigd omdat zij haar nieuwe contract niet heeft getekend er vanuit dat eiseres zelf ontslag heeft genomen. Het Uwv stelt zich verder op het standpunt dat er in de brief van 25 juni 2020 geen toezegging jegens eiseres is gedaan. Hierin wordt slechts aan [bedrijf] gevraagd om de ziekmelding in behandeling te nemen.
Het wettelijke kader
4. Artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW bepaalt, voor zover hier van belang, dat het UWV het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend weigert, indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen. Op grond van artikel 45, zevende lid, van de ZW wordt onder benadeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, mede verstaan de situatie dat de verzekerde zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking in de periode, bedoeld in artikel 29, eerste lid.
5. Artikel 45, tweede lid, van de ZW bepaalt dat een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
6. Op grond van artikel 45, vierde lid, van de ZW kan verweerder afzien van het opleggen van een maatregel als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in dit soort zaken, is sprake van een benadelingshandeling in de zin van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW in situaties waarin een werknemer zijn recht op loon prijsgeeft op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico al is ingetreden. Daarmee komt immers een einde gekomen aan de loondoorbetalingsverplichting van een werkgever, ter vervanging waarvan dan ziekengeld wordt gevraagd. Zodoende doet een werknemer in die situatie onnodig een beroep op de ZW. [1]
De beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank overweegt dat onduidelijk is gebleven hoe een en ander precies is verlopen rondom de beëindiging van het vaste dienstverband van eiseres bij [bedrijf] . Het is in ieder geval wel duidelijk dat zij een nieuw aangeboden contract niet heeft getekend, terwijl uit de polisadministratie blijkt dat het bestaande contract vervolgens is beëindigd. Verder moet worden vastgesteld dat eiseres hiermee heeft ingestemd, of toch in ieder geval dat zij tegen de beëindiging geen verweer heeft gevoerd. Er is dus sprake van een benadelingshandeling. Het Uwv heeft daarom terecht aan eiseres een maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelt verder dat niet gezegd kan worden dat eiseres geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin eiseres ten tijde van het beëindigen van haar dienstverband verkeerde, blijkt uit het medisch onderzoeksverslag van een arts van het Uwv van 29 juli 2021 dat eiseres op het moment van beëindiging van haar dienstverband niet aan een ernstige psychische stoornis leed en dat zij in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. Eiseres heeft dit oordeel van de arts niet met medische stukken bestreden. Daarom is niet gebleken dat het voor eiseres niet mogelijk was om zich tegen haar ontslag te verweren. Daarbij heeft eiseres tijdens het spreekuur op 17 december 2020 aan de arts van het Uwv meegedeeld dat zij haar nieuwe contract niet heeft ondertekend, omdat zij haar werk niet meer leuk vond. Het Uwv heeft ook in het licht hiervan geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van de maatregel af te zien vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid. De rechtbank oordeelt verder dat niet is gebleken dat er sprake is van dringende redenen om van het opleggen van de maatregel af te zien.
9. Voor zover eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft gedaan oordeelt de rechtbank dat deze beroepsgrond niet kan slagen. In de brief van 25 juni 2020 staat geen uitdrukkelijke toezegging dat aan eiseres een ZW zal worden uitbetaald. Zoals verweerder ook heeft aangegeven is in deze brief slechts aan de werkgever van eiseres gevraagd om de ziekmelding in behandeling te nemen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van12 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2036.