ECLI:NL:RBMNE:2022:1573

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
529314/529309/519665
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in zaken van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaken betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland afgewezen, omdat het in stand houden van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing een grotere bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen zou vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn, maar dat de houding van de ouders en de onmogelijkheid tot samenwerking met de GI de uitvoering van de ondertoezichtstelling belemmeren. De rechtbank heeft ook de rol van de bijzondere curator in deze zaak besproken en besloten haar te ontslaan van haar functie, nu de verzoeken van de GI zijn afgewezen. De rechtbank hoopt dat de ouders in de toekomst hulp zullen zoeken en dat systeemtherapie kan bijdragen aan de verbetering van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
- C/16/529314 / JE RK 21-2020 (verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] )
- C/16/529309 JE RK 21-2019 (verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] )
- C/16/519665 JE RK 21-581 (vervanging gecertificeerde instelling)
Datum uitspraak: 29 maart 2022

Beschikking van de meervoudige kamer

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland,

locatie [locatie] , hierna te noemen: de GI,
betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ;
en betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2008 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden in alle zaken aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: de ouders.
De rechtbank merkt daarnaast in de zaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] ook als belanghebbenden aan:

De heer [A] en mevrouw [B] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Het procesverloop
In de zaak over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] met zaaknummers C/16/529314 / JE RK 21-2020 en C/16/529309 JE RK 21-2019
In de zaken over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank eerder op 11 november 2021 een beschikking gegeven. Voor het procesverloop tot 11 november 2021 verwijst de rechtbank naar de hiervoor genoemde beschikking. De rechtbank heeft toen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] verlengd tot 1 april 2022 en de beslissing op de verzoeken voor het overige aangehouden in afwachting van de huidige stand van zaken. Daarnaast heeft de rechtbank bij diezelfde beschikking een bijzondere curator benoemd voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om te onderzoeken wat in het belang is van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
Nadien heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- de brief van het LET (Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming) JB van 25 februari 2022;
- het verslag van de bijzondere curator van 10 maart 2022.
In de zaak over de vervanging van de gecertificeerde instelling met zaaknummer C/16/519665 JE RK 21-581
In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 april 2021 het verzoek van de ouders om
voorvervanging van de gecertificeerde instelling pro forma aangehouden. Voor het verloop van de procedure tot aan 1 april 2021 verwijst de rechtbank naar deze eerdere beschikking.
Nadien heeft de rechtbank de brief van het Leger des Heils ontvangen van 28 maart 2022.
De mening van de kinderen
De rechtbank heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. [minderjarige 2 (voornaam)] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening te geven. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft op 28 maart met de voorzitter van de meervoudige kamer gesproken. Haar vriend was hier ook bij aanwezig.
Voortzetting mondelinge behandeling
Op 29 maart 2022 is de behandeling van bovengenoemde zaken mondeling voortgezet door de meervoudige kamer van deze rechtbank:
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de heer [C] en mevrouw [D] , namens het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (hierna: de GI);
- de heer [E] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- mevrouw [F] , bijzondere curator.
De vader is ook opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar kon niet aanwezig zijn. Ook is er niemand van het Leger des Heils verschenen.
De rechtbank heeft aan de pleegouders van [minderjarige 1 (voornaam)] laten weten dat zij ook als belanghebbende worden aangemerkt ten aanzien van het gedeelte dat gaat over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en dat zij, indien zij dat willen, ook aanwezig mogen zijn tijdens de zitting. De pleegouders hebben er echter voor gekozen om niet naar de zitting te komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1 (voornaam)] verblijft in een pleeggezin.
[minderjarige 2 (voornaam)] verblijft bij zijn ouders.

De verzoeken van de GI

De GI handhaaft de verzoeken om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 30 december 2022 alsmede het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] te verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 30 juni 2022. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI licht toe dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De zorgen die in het begin speelden zijn nog steeds aanwezig. De situatie is niet veranderd. Er is nog steeds weinig zicht op [minderjarige 2 (voornaam)] en de ouders geven geen blijk van inzicht in hun aandeel in de problematiek rond [minderjarige 1 (voornaam)] en geven haar de schuld van de problemen. De thuissituatie is daardoor niet veranderd. Ook [minderjarige 1 (voornaam)] is niet veranderd en houdt zich nog altijd niet aan de afspraken. Sinds de vorige zitting is er evenmin een verandering in de houding of medewerking van de ouders waargenomen. De ouders frustreren iedere aanpak en zijn op geen enkele manier bereid om hun medewerking te verlenen aan het inzetten van, in de ogen van de GI noodzakelijke, hulpverlening in de vorm van systeemtherapie. [minderjarige 1 (voornaam)] weerhoudt zich ook van het contact met de hulpverleners. Door de houding van de ouders is er een impasse ontstaan waardoor de GI geen uitvoering kan geven aan de ondertoezichtstelling. De ouders maken het de GI onmogelijk om te voldoen aan de taak zoals die door de rechtbank aan haar is opgelegd. Mochten de maatregelen niet worden verlengd, dan hoopt de GI dat de ouders aan de bel zullen trekken wanneer er hulp nodig is en dat zij de noodzakelijke hulp in het vrijwillig kader zullen accepteren.

Het advies van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft verschillende gesprekken gevoerd met alle gezinsleden in verschillende samenstellingen. Deze gesprekken zijn prettig verlopen en de gezinsleden werkten mee. Daarnaast heeft de bijzondere curator gesproken met de GI.
Naar aanleiding van de gesprekken adviseert de bijzondere curator de rechtbank om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] niet te verlengen.
Waarom geen verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] ?
Volgens de bijzondere curator ervaart [minderjarige 2 (voornaam)] alleen maar weerstand tegen de ondertoezichtstelling. Door het gebrek aan samenwerking tussen de ouders en de GI is er geen zicht op [minderjarige 2 (voornaam)] . Wil er een uitvoerbare ondertoezichtstelling komen dan zou [minderjarige 2 (voornaam)] uit huis geplaatst moeten worden. De bijzondere curator heeft echter geen signalen van [minderjarige 2 (voornaam)] of de ouders ontvangen die een machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigen. Aangezien er op deze manier geen uitvoering aan de ondertoezichtstelling kan worden gegeven, adviseert de bijzondere curator de rechtbank om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] op te heffen.
Waarom geen verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] ?
De bijzondere curator heeft gezien dat [minderjarige 1 (voornaam)] graag naar huis wil en dat de ouders ook willen dat zij naar huis komt. Zij ziet onvoldoende signalen dat het niet veilig zou zijn voor [minderjarige 1 (voornaam)] om weer naar huis te gaan. De bijzondere curator ziet ook dat er geen sprake zal zijn van een samenwerking tussen de ouders en de GI. Het in stand houden van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing is volgens de bijzondere curator schadelijker en bedreigender voor de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] dan de opheffing daarvan, ondanks de zorgen die er nog zijn. De uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] in het pleeggezin heeft niet gezorgd voor een verandering. [minderjarige 1 (voornaam)] zal zich mogelijk alleen maar meer gaan afzetten tegen de pleegouders.
Systeemtherapie en een vertrouwenspersoon
De bijzondere curator schrijft in haar verslag dat zij alle gezinsleden gunt dat zij op vrijwillige basis in het kader van systeemtherapie zullen gaan werken aan de balans in het gezin. Daarbij denkt zij dat het belangrijk is dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] een vertrouwenspersoon krijgen.

De standpunten van de belanghebbenden

Het standpunt van [minderjarige 1 (voornaam)]
heeft nog steeds de wens om weer terug naar haar ouders te gaan en staat dus achter het advies van de bijzondere curator.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft ter zitting toegelicht dat zij blij is met het verslag van de bijzondere curator en dat zij helemaal achter het rapport staat. Uit het verslag blijkt volgens haar dat de ouders al die tijd gelijk hebben gehad. Zij vindt dat er niets aan de hand is en dat [minderjarige 1 (voornaam)] weer gewoon thuis kan komen wonen. De ouders hebben destijds zelf een zorgvraag voorgelegd in verband met de zorgen over de schoolgang van [minderjarige 1 (voornaam)] . Dat is daarna uit de hand gelopen en ze hebben nooit de hulp ervaren die ze zochten voor [minderjarige 1 (voornaam)] . De moeder wil graag dat [minderjarige 1 (voornaam)] weer naar huis komt en dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wordt beëindigd.
Over de samenwerking met de GI zegt de moeder dat de ouders hebben geprobeerd zo goed mogelijk met de GI samen te werken, maar dat de GI het onmogelijk heeft gemaakt voor hen.
Het standpunt van de Raad
De Raad heeft ter zitting toegelicht dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] volgens haar geen zin heeft. In deze situatie zal verlenging van de maatregelen volgens de Raad alleen maar zorgen voor meer frustratie en leiden tot een machtsstrijd tussen de betrokken volwassenen. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn daar niet mee geholpen. Mogelijk kan de hulp die nodig is in het vrijwillig kader worden voortgezet en kan de bijzondere curator daarbij ondersteunen.

Het verzoek van de ouders

Naast het verzoek van de GI ligt het verzoek van de ouders voor vervanging van de huidige GI naar de gecertificeerde instelling het Leger des Heils of een andere gecertificeerde instelling voor. Ter zitting heeft de moeder toegelicht dat dit een oud verzoek is en dit niet meer speelt.

De beoordeling

De verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)]
De rechtbank wijst het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen af. Op grond van de overgelegde stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank immers van oordeel dat het in stand houden van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zorgt voor een grotere bedreiging in hun ontwikkeling dan door deze niet te verlengen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Het verloop
[minderjarige 1 (voornaam)] is op 20 oktober 2020 voorlopig onder toezicht gesteld, nadat zij aan een klasgenoot had verteld dat zij veel problemen had thuis en dat zij ook werd geslagen door haar vader. De mentor van [minderjarige 1 (voornaam)] heeft bevestigd dat [minderjarige 1 (voornaam)] het thuis moeilijk had. [minderjarige 1 (voornaam)] zou niet voldoen aan de verwachtingen van haar ouders en er was al jaren lang een negatief patroon in de relatie tussen de ouders en [minderjarige 1 (voornaam)] . De ouders wilden graag dat de situatie thuis zou veranderen, maar zij waren onmachtig om een verandering in te zetten. De ouders waren van plan om [minderjarige 1 (voornaam)] naar een kostschool in [.] te sturen, maar dat wilde [minderjarige 1 (voornaam)] niet. Vervolgens zijn [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij de beschikkingen van 31 december 2020 en 20 januari 2021 onder toezicht gesteld en is [minderjarige 1 (voornaam)] uit huis geplaatst. De kinderrechter concludeerde toen net zoals de Raad, dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in hun ontwikkeling werden bedreigd, met name op sociaal emotioneel gebied. De ouders sloten onvoldoende aan bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Het handelen van de ouders maakte dat er voor de kinderen een (emotioneel) onveilige en onstabiele opvoedingsomgeving was. De kinderrechter bemerkte dat de ouders te weinig reflectie toonden op hun eigen aandeel en dat de problemen die speelden niet alleen opgelost konden worden door hulpverlening specifiek voor [minderjarige 1 (voornaam)] . De ouders legden de verantwoordelijkheid voor de problemen volledig bij de kinderen en gaven geen blijk van inzicht in de impact dat hun handelen op de kinderen heeft. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] zijn daarna steeds verlengd omdat de zorgen bleven bestaan.
De zorgen zijn nog steeds aanwezig
De zorgen die er waren sinds de eerste (voorlopige) ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de daarop volgende verlengingen zijn nog steeds aanwezig. De rechtbank maakt zich nog steeds zorgen over de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen, vooral op het gebied van hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De houding van de ouders is ongewijzigd en een samenwerking tussen de ouders en de GI komt niet tot stand. De ouders hebben nog steeds geen inzicht in hun aandeel in de problematiek en leggen de schuld van de problemen rondom [minderjarige 1 (voornaam)] nog steeds bij haar neer. De ouders sluiten onvoldoende aan bij de ontwikkelingsbehoefte van de kinderen en de situatie thuis is niet veranderd. Er is nog steeds sprake van een (emotioneel) onveilige en onstabiele opvoedingsomgeving bij de ouders.
Uitvoering van de ondertoezichtstelling is onmogelijk
Een ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel. Bij een ondertoezichtstelling houden de ouders het gezag over hun kinderen, maar het gezag wordt wel beperkt. Een gezinsvoogd biedt de ouders ondersteuning en organiseert hulp bij de verzorging en opvoeding. De beperking van het gezag betekent dat de ouders zich niet vrijblijvend kunnen opstellen tegenover de hulpverlening. Zij moeten de aanwijzingen van de GI volgen. Het doel van de ondertoezichtstelling is toezicht houden op de minderjarige kinderen en om aan de ouders hulp te bieden teneinde hen in staat te stellen zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen weer (volledig) te dragen.
De houding van de ouders zorgt er in dit geval echter voor dat de GI de ondertoezichtstelling niet kan uitvoeren. De ouders gaan namelijk elke vorm van samenwerking uit de weg en de vader heeft de GI zelfs bedreigd. Ook [minderjarige 1 (voornaam)] gaat het contact met de GI uit de weg onder invloed van haar ouders. Door deze houding kan de GI haar taak als toezichthouder en het bieden van hulp niet uitvoeren. Dat is heel kwalijk, omdat dit er voor zorgt dat de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] niet kan worden weggenomen. De bijzondere curator onderkent ook het probleem van de patstelling die is ontstaan. Dat ziet de rechtbank ook. Op dit moment draait het vooral om de strijd die de ouders aangaan met de GI, wat een samenwerking voor de GI onmogelijk maakt en waardoor de noodzakelijke hulp niet van de grond komt.
Doordat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] getuige zijn van deze machtsstrijd en hiermee ook worden belast, is de rechtbank net zoals de bijzondere curator van oordeel dat een voortzetting van de huidige situatie alleen maar zorgt voor een grotere bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De rechtbank wijst het verzoek van de GI ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] daarom af.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)]
De rechtbank zal het verzoek van de GI, om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] te verlengen, afwijzen. Op grond van de overgelegde stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank immers van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet in het belang is van [minderjarige 1 (voornaam)] . De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De machtiging tot uithuisplaatsing gaat zijn doel voorbij
Tot uithuisplaatsing wordt slechts overgegaan als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Een uithuisplaatsing kan alleen als de nagestreefde doelen niet bereikt kunnen worden als het kind bij zijn ouders blijft wonen. In verband met het karakter van de ondertoezichtstelling, die bedoeld is om de band tussen de ouders en het kind te versterken, te verbeteren of te herstellen, wordt in het algemeen aangenomen dat van de maatregel enig opbouwend en nuttig gevolg te verwachten moet zijn en de maatregel noodzakelijk moet zijn met het oog op het herstel van de gezinsband en de afweer van de bedreiging van het kind.
Net zoals bij de ondertoezichtstelling is de rechtbank van oordeel dat de zorgen waarom [minderjarige 1 (voornaam)] uit huis is geplaatst nog steeds aanwezig zijn. Door de houding van de ouders kunnen echter ook met een uithuisplaatsing in dit geval niet de nagestreefde doelen worden behaald. Een verlenging van de uithuisplaatsing blijkt geen opbouwend en nuttig gevolg te hebben en blijkt niet geschikt de bedreiging van [minderjarige 1 (voornaam)] af te weren. Het gedrag van [minderjarige 1 (voornaam)] is niet veranderd sinds zij uit huis is geplaatst. [minderjarige 1 (voornaam)] wil graag naar huis en ondermijnt het gezag van de pleegouders. Zij zal zich mogelijk alleen maar meer gaan afzetten tegen de pleegouders. De vriend van [minderjarige 1 (voornaam)] heeft tijdens het kindgesprek ook aangegeven dat [minderjarige 1 (voornaam)] zich steeds minder fijn begin te voelen bij de pleegouders. Daarnaast is de plaatsing bij het pleeggezin onder druk komen te staan door de dreiging van de vader. Gelet op de situatie is de rechtbank het met de bijzondere curator eens dat een verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] schadelijker zal zijn voor haar en haar doel voorbij zal gaan. De rechtbank wijst het verzoek van de GI ten aanzien van de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] daarom af.
Met het oog op de toekomst
De rechtbank wil benadrukken dat het afwijzen van de verzoeken van de GI niet betekent dat de rechtbank geen zorgen meer heeft over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en dat er nog steeds sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank is echter van oordeel dat het geen zin heeft om de maatregelen voort te zetten, omdat hierdoor de strijd tussen de ouders en de GI alleen zal toenemen, wat niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank hoopt dat de ouders in de toekomst hulp zullen zoeken en vragen wanneer dit nodig is. De bijzondere curator heeft ter zitting aangeboden dat de ouders contact met haar mogen zoeken zodat zij hen kan begeleiden. Het advies van de bijzondere curator dat systeemtherapie goed zal zijn voor het gezin, onderschrijft de rechtbank. De rechtbank hoopt dan ook dat de ouders zich in het belang van de kinderen hiervoor in zullen zetten.
Ontslaan bijzondere curator
Nu de rechtbank de verzoeken van de GI over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afwijst, heeft de bijzondere curator niet langer een taak in deze zaken. De rechtbank zal de bijzondere curator daarom ontslaan van haar functie als bijzondere curator over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
De vervanging van de gecertificeerde instelling
Nu de rechtbank de verzoeken van de GI afwijst hebben de ouders geen belang meer bij hun verzoek om de GI te vervangen. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/16/529314 / JE RK 21-2020
wijst het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] te verlengen af;
wijst het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] te verlengen af;
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/16/529309 JE RK 21-2019
wijst het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen af;
ten aanzien van de bijzondere curator
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ;
ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/16/519665 JE RK 21-581
wijst het verzoek van de ouders voor vervanging van de gecertificeerde instelling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.A.C. de Vaan, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. A.M. van der Weide, kinderrechters, in samenwerking met mr. Z.E.W. Fuchs, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 21 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.