ECLI:NL:RBMNE:2022:1500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
16.315153.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 december 2020 in Muiden een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een te hoge snelheid en kwam in botsing met een fietser en haar dochter, waardoor beiden zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een rijontzegging van 3 jaren opgelegd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook dat zijn gedrag een aanmerkelijke mate van schuld vertoonde. De slachtoffers, een moeder en haar dochter, hebben blijvend letsel opgelopen, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Politie Midden-Nederland, toegewezen voor materiële schade van € 61,13.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.315153.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 12 december 2020 te Muiden, als bestuurder van een motorrijtuig, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, althans zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij onder invloed van alcohol was, en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
subsidiair
op 12 december 2020 te Muiden, als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd.
feit 2
op 12 december 2020 te Muiden, als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in
zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b
van de Wegenverkeerswet 1994, 2,24 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
feit 3
hij op 12 december 2020 te Naarden, opzettelijk en wederrechtelijk een cel heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig dan wel onoplettend rijgedrag van verdachte. Verdachte dient van het bestandsdeel roekeloos (partieel) te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het letsel van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] is sprake van zwaar lichamelijk letsel, aldus de officier van justitie. De officier van justitie acht voorts het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (partieel) vrijspraak bepleit van de schuldgradaties roekeloos, althans zeer onvoorzichtig dan wel onoplettend rijden. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het letsel bij [slachtoffer 2] niet dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en 2 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12 december 2020 waren wij ter plaatse bij het ongeval op de [straatnaam] te [plaatsnaam 1] . Wij zagen een grijs voertuig, gekentekend [kenteken] dat met de neus in de tegenoverstelde rijrichting in de berm stond. Wij zagen dat de voorzijde van dit voertuig beschadigd was. De bestuurder bleek te zijn [verdachte] , geboren te Sovjet-Unie op [1963] . Wij zagen verderop twee personen liggen. Dit bleek later moeder en dochter te zijn. Wij zagen dat beide personen zwaar gewond waren. Wij zagen dat achter de moeder een zwaar beschadigde fiets in de berm lag. [verdachte] was onvast ter been. De man viel tijdens ons gesprek bijna voorover. Ik hoorde dat de man moeilijk uit zijn woorden kwam. Ik hoorde dat de man met een dubbele tongval sprak. Ik, [verbalisant 2] , heb op zaterdag 12 december 2020 te 11:36 uur, de verdachte bevolen mee te werken aan een voorlopige ademtest middels een Dräger. De verdachte voldeed hieraan. Na de test gaf de Dräger een F/G indicatie aan. [2]
Na het ongeval is door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] een verkeersongevalsanalyse gemaakt. Van deze analyse is door hen een
proces-verbaalopgemaakt. Hierin hebben zij onder meer het volgende gerelateerd:
Ingevolge artikel 62 jo. bord A1 van bijlage 1 (zone) van het RVV 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid voor weggebruikers 30 km/h. [3] Gezien het feit dat de fiets uitsluitend aanrijdschade had aan de linker achterzijde (achtervork), is het vrijwel zeker dat de bestuurster van de fiets nog naar rechts heeft gestuurd direct voorafgaand aan het ongeval. Wij zagen namelijk geen aanrijdschade aan de (linker) voorzijde tot aan de trapas. Na het doortrekken van de rijlijnen vanuit de grasberm zagen wij dat de auto aan de uiterst linkerzijde van de rijbaan heeft gereden op het moment van de botsing. [4]
De bestuurders hadden elkaar op normale wijze kunnen passeren indien de bestuurder van voertuig 1 rechts op de rijbaan had gereden. Op basis van de bandensporen kan tevens gesteld worden dat de bestuurder van voertuig 1 niet heeft afgeremd na de botsing en aan de linkerzijde van de weg in een grasberm terecht is gekomen. [5]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor slachtoffervan 17 januari 2021 heeft [slachtoffer 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik dacht dat de auto veel te hard en te veel op mijn weghelft reed. Ik ben afgestapt en heb naar hem geschreeuwd. Ik probeerde nog verder naar rechts te gaan, maar dit kon niet. Ik zag dat de bestuurder van de auto recht op mij en mijn dochter afreed. Het was een verschrikkelijke harde klap. Mijn linkerarm en -been zijn niet meer te gebruiken. Het is ook afwachten hoe dat in de toekomst zal herstellen. Ik heb een hele zware hersenschudding gehad en ben daardoor veel geheugen kwijt. Ik lig inmiddels al zes weken in het [..] in [plaatsnaam 2] . Ik lig hier volgens de artsen nog zeker een maand. Ik moet nog twee keer worden geopereerd aan mijn onderbeen. Er zit een inwendige bloeding in mijn bovenbeen. De linkerbeen van mijn dochter zit nu nog volledig in het gips. Haar sleutelbeen herstelt langzaam. [6]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 24 december 2020 zei [slachtoffer 1] tegen mij dat ze nog zeker drie weken in het ziekenhuis moet blijven en dat ze inmiddels zeven keer is geopereerd aan haar linkerbeen. [7]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigevan 12 december 2020 heeft [B] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik liep op 12 december 2020 onder de [.] te [plaatsnaam 1] en zag ik dat ik werd ingehaald door een vrouw op een fiets met een meisje achterop. Ik zag dat de vrouw een heel rustig normaal tempo fietste. Zij reed niet slingerend over het fietspad. Toen zij mij passeerde zag ik dat zij direct weer naar de rechterzijde van de weg reed. Zij reed rechts de bocht in. Op dat moment zag ik ook een zilvergrijze personenauto, vanuit de richting Weesp, aan komen rijden. De auto viel mij op omdat hij gigantisch hard reed. Hij kon naar mijn idee onmogelijk de bocht halen naar rechts voor hem. Als ik zijn snelheid zou moeten schatten dan schat ik zijn snelheid op ongeveer 100 kilometer per uur. Het leek mij dat hij er geen erg in had dat er een bocht aankwam, of hij wilde de bocht niet maken. Ik zag dat hij meer aan de linkerzijde van de weg reed dan aan de rechterzijde. Toen hij de bocht naderde minderde hij zijn snelheid niet. Ik heb ook niet gezien of gehoord dat de bestuurder remde. Ik zag dat de fietsende vrouw met het kind achterop, de auto ook in de gaten kreeg en nog verder naar rechts probeerde uit te wijken. Op dat moment zag ik dat de auto met de voorzijde de fietsster aan de voorzijde raakte. Toen zag ik dat de vrouw over de auto heenvloog en gelanceerd werd. Het kind dat achterop zat werd ook gelanceerd en ging ongeveer 10 meter door de lucht. Ik merkte dat de vrouw er ernstig aan toe was omdat ze er heel onnatuurlijk bij lag. De vrouw was heel beperkt aanspreekbaar. Ik kreeg de indruk dat de bestuurder beschonken was, omdat hij een verdwaasde blik had en hij niet goed reageerde op de vragen die hem door anderen werden gesteld. Hij deed voorkomen alsof hij niet wist wat er aan de hand was. Hij zwalkte ook een beetje en ging op een gegeven moment in het gras zitten. [8]
[B] is volgens het daarvan opgemaakt
proces-verbaal van verhoor getuigegehoord bij de rechter-commissaris en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik wandel en rij vaak op de [straatnaam] . Het is een stuk waar auto’s ongeveer 50 kilometer per uur rijden. Hij reed naar mijn schatting twee keer zo snel als dat daar gebruikelijk was. [9]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een rapport ‘Alcohol in het verkeer’ van het Labor Mönchengladbach van 6 januari 2021, opgemaakt door [A] , apotheker en forensisch toxicoloog, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Op 16 december 2020 is ontvangen een bloedmonster, voorzien van Sin-nummer TABI2135NL, afkomstig van [verdachte] , geboren op [1963] .
Het resultaat van het onderzoek in het bloed van [verdachte] :
2,24 milligram ethanol per milliliter bloed. [10]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam van 14 december 2020, opgemaakt door [C] , forensisch arts, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] werd in comateuze toestand opgenomen, waarna zij voor operatie ging van onderbeen. Er was sprake van een subdurale bloeding rechts (bloeding tussen
hersenen en schedeldak). Crush-letsel van linker enkel en onderbeen, waarbij sprake is van een complexe breuk van enkel en onderbeen met fors letsel van spieren en overig onderhuids weefsel ter plaatse. Een bloeding in de spieren van de voorzijde van het linker bovenbeen. Een bloeding/onderhuidse bloeduitstorting links in de schaamstreek. Een breuk met ontwrichting van de linker elleboog. Een breuk van het linker 5e middenhandsbeentje (aan pinkzijde). [11]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van 15 januari 2021, opgemaakt door [D] , traumachirurg [plaatsnaam 2] [ziekenhuis] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Ernstig gewonde patiënte [slachtoffer 1] : ernstig schedelhersenletsel, ernstige elleboogbreuk, uitgebreide bloeding in het linkerbovenbeen, schouder uit de kom, zeer ernstige onderbeenbreuk (bijna geamputeerd). Er zal zeker sprake zijn van blijvend letsel. Er is nog een reële kans dat patiënte haar onderbeen verliest. Ook aan het bovenbeen zal zij nog operaties moeten ondergaan. [12]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een in het strafdossier gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Op mijn bovenbeen rechts de ‘oogstplek’, waar huid is weg geschaafd om te gebruiken om de vreselijke wond op mijn scheenbeen af te dekken. Ontsierende, felrode, rechte banen over mijn hele bovenbeen. De spier in mijn schouder, die is gebruikt om de enkel af te dekken, waarvan het bot bloot lag. Deze spier ging verloren, en daarmee 20% van de kracht in mijn rug. De littekens op mijn handen, het rafelige litteken op mijn pols. En natuurlijk, het lege stuk onderaan mijn knie, waar eerst mijn linker onderbeen nog zat. Dit komt niet meer goed. [13]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam van 14 december 2020, opgemaakt door [C] , forensisch arts, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] (geboortedatum [2010] ) weet zelf niet veel van de toedracht. Zij herinnert zich dat ze op de straat of toen ze in de berm lag bijkwam. Dit past bij bewustzijnsverlies door een hersenschudding. Er werd een breuk van het linker midden onderbeen vastgesteld (zowel scheenbeen als kuitbeen), waarbij de botfragmenten aan de enkelzijde naar voren en midden waren verschoven. Dat kon onder lokale verdoving worden teruggezet op de gipskamer, waarna een gips werd aangelegd van lies tot knie. Verder was er sprake van een botbreuk van het rechter sleutelbeen. Tenslotte werd er hoofdletsel vastgesteld: een schaafwond, in combinatie met bewustzijnsverlies. Er is dus sprake van een hersenschudding. [14]
Een
schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van 12 januari 2021, opgemaakt door [E] , arts, met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 2] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Waargenomen letsel: linker onderbeenbreuk (in het gips) en een linker sleutelbeenbreuk. Geschatte duur van genezing: 2 tot 3 maanden. [15]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloosheid in de zin van de wegenverkeerswet, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Schuld
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte was ten tijde van het ongeval zwaar onder invloed van alcohol. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat het alcoholgehalte van verdachte ruim viermaal hoger was dan de toegestane hoeveelheid. Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank de uitkomst van het bloedonderzoek bruikbaar voor het bewijs. Dat zal hieronder bij feit 2 nader worden toegelicht.
Op enig moment reed verdachte aan de [straatnaam] richting een bocht. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit deed met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was. Zo heeft getuige [B] verklaard dat verdachte zo hard reed dat hij onmogelijk de bocht kon halen. Daarnaast heeft ook het slachtoffer [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte veel te hard reed. Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt bovendien dat verdachte niet heeft afgeremd. [slachtoffer 1] en [B] hebben verder verklaard dat verdachte op de linker weghelft reed en dat [slachtoffer 1] nog meer naar rechts probeerde uit te wijken. Dit blijkt ook uit de resultaten van de verkeersongevalsanalyse. Daaruit blijkt bovendien dat de bestuurders elkaar op normale wijze hadden kunnen passeren als verdachte gewoon rechts op de rijbaan had gereden. Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met fietsster [slachtoffer 1] die met haar dochter [slachtoffer 2] achterop verdachte tegemoet fietste, waarbij [slachtoffer 1] en haar dochter fors letsel hebben opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ernstig tekort is geschoten in de voorzichtigheid die van een bestuurder van een motorvoertuig mag worden verwacht. Verdachte had na het nuttigen van een grote hoeveelheid alcohol hoe dan ook nimmer achter het stuur mogen plaatsnemen en gaan rijden. Maar bovendien heeft hij, waarschijnlijk als gevolg van de alcohol, onvoldoende rechts gehouden, te hard gereden voor de verkeerssituatie ter plaatse en heeft hij nagelaten vaart te verminderen waar dat wel had gemoeten.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld.
Aard van het letsel
De Hoge Raad is in zijn overzichtsarrest van 3 juli 2018 ingegaan op de vraag wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Wetboek van Strafrecht. In dit arrest heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen: ‘als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. [16]
Ten aanzien van moeder [slachtoffer 1] staat buiten kijf dat zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zij heeft in comateuze toestand en met diverse breuken langere tijd in het ziekenhuis gelegen. Uiteindelijk moest haar onderbeen geamputeerd worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat het letsel van dochter [slachtoffer 2] niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt dat uit de letselrapportage en de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer 2] een gebroken onderbeen, een gebroken sleutelbeen en een hersenschudding had. [slachtoffer 2] heeft een medische ingreep moeten ondergaan, waarbij enkele botfragmenten in haar onderbeen werden teruggezet. Gelet op deze combinatie van letsel, te weten meerdere breuken en een hersenschudding, en het feit dat het een slachtoffer betrof van slechts tien jaren jong, oordeelt de rechtbank dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Overigens constateert de rechtbank dat in de tenlastelegging het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is omgewisseld. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving en zal de tenlastelegging in die zin verbeterd lezen.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld sprake is van een schending van een strikte waarborg, nu het bloed van verdachte niet ‘zonder uitstel’ is verzonden naar het laboratorium. Gelet hierop kan het bloedonderzoek niet worden gebezigd voor het bewijs en dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 2, aldus de raadsman.
Voor de vraag of sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, is onder meer van belang dat het voorschrift dat het bloedmonster ‘zo spoedig mogelijk’ bij het laboratorium wordt bezorgd, volgens recente rechtspraak van de Hoge Raad tot het stelsel van strikte waarborgen behoort. Hoeveel dagen na afname van het bloed is aan te merken als ‘zo spoedig mogelijk’ hangt af van de omstandigheden van het geval. In de onderhavige zaak zijn de bloedmonsters na vier dagen bij het laboratorium aangekomen. Bij deze tijdsduur kan nog niet worden gesteld dat er een kritische grens is overschreden. De rechtbank weegt hierin mee dat de politie m.i.v. 1 januari 2019 bloed direct na de afname bewaard in een vriezer bij -20 °C en dat het bloed m.i.v. 1 maart 2019 vanaf de politie naar het laboratorium wordt getransporteerd in een vriezer bij -20 °C.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en acht zij ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [verbalisant 3] namens Politie Midden-Nederland, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12 december 2020 zat een arrestant ingesloten in een cel in een politiebureau te [plaatsnaam 4] . De arrestant betrof [verdachte] , geboren op [1963] te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie). Ik hoorde de operationeel commandant zeggen dat:
- de arrestant belde omdat hij moest plassen;
- hij tegen de arrestant zei dat hij iemand zou sturen;
- de arrestant na ongeveer twee minuten nogmaals belde omdat hij moest plassen;
- hij tegen de arrestant zei dat hij dit zou regelen;
- hij maximaal vier minuten na het laatste contact met de arrestant het verzoek
deed aan mij om de arrestant te laten plassen.
En 15 seconden later stond hij op de grond te plassen.
De arrestant moest dus weten dat er iemand zou komen om hem naar het toilet te
brengen. [17]
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Verdachte had zijn penis uit zijn broek gehaald en hield deze met zijn handen vast. Er kwam een lichtgele, transparante vloeistof uit zijn penis, kennelijk urine. Ik zag dat hij op de grond van zijn ophoudcel aan het urineren was. Ik zag dat hij probeerde te mikken op het afvoerputje. [18]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het onbruikbaar maken van de politiecel, dan wel verdachte een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand toekomt.
De rechtbank is van oordeel dat door op het afvoerputje te plassen, verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de politiecel onbruikbaar zouden gemaakt. Gelet hierop is op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet. Voorts was er geen sprake van een noodtoestand. Tussen het moment dat verdachte voor het eerst aangaf dat hij moest plassen en het moment dat verdachte daadwerkelijk in de cel aan het plassen was zat in totaal ruim zes minuten. Deze tijdspanne acht de rechtbank niet dusdanig lang dat verdachte geen andere mogelijkheid had dan in de politiecel te plassen.
De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 12 december 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Gooise Meren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden,
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
waarvan hij wist dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon
verminderen en
- met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,

te rijden en

- onvoldoende te voldoen aan zijn, verdachtes, verplichting om zoveel mogelijk
rechts te houden, als gesteld in artikel 3 van het reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (personenauto merk Opel Astra) op zodanige wijze
naar links te sturen dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte is terechtgekomen en
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor een op dezelfde rijbaan tegemoetkomende fietser (met passagier),
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde rijbaan
tegemoetkomende fietser (met passagier) te botsen/aan te rijden,
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten
- ten aanzien van [slachtoffer 1] een subdurale bloeding rechts en/of een hersenbloeding en ernstig schedel/hersenletsel en complexe breuken in de linker enkel en in het linker onderbeen (met letsel aan spieren en overig onderhuids weefsel ter plaatse) en een bloeding in de spieren aan de voorzijde van het linker bovenbeen en een bloeding/onderhuidse bloeduitstorting links in de schaamstreek en een breuk met ontwrichting van de linker elleboog en een schouder uit de kom en een breuk in het linker 5e middenhandsbeentje (aan de pinkzijde) en
- ten aanzien van [slachtoffer 2] breuken in het linker onderbeen (in het scheenbeen en in het kuitbeen) en een botbreuk in het rechter sleutelbeen en een hersenschudding,
werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
op 12 december 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Gooise Meren, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Opel Astra), dit voertuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in
zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b
van de Wegenverkeerswet 1994, 2,24 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
feit 3
op 12 december 2020 te [plaatsnaam 4] , gemeente Gooise Meren,
opzettelijk en wederrechtelijk
een cel, die aan
Politie Midden-Nederland toebehoorde,
heeft onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 primair en 2:
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de
schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, onbruikbaar maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een alcoholverbod;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van vier jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft de raadsman verzocht geen langere onvoorwaardelijke rij-ontzegging op te leggen dan de tijd dat het rijbewijs van verdachte is ingenomen. Tot slot heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte is met meer dan viermaal de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed met zijn auto de weg opgegaan en heeft na zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij een moeder en haar dochter zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] volgt wat voor enorme impact het ongeluk op haar leven heeft gehad, nog steeds heeft, en altijd zal blijven hebben. Zij heeft mentale en fysieke littekens opgelopen, en heeft door het ongeluk haar linker onderbeen moeten laten amputeren. Dit verschrikkelijke en onherstelbare gevolg moet voor het slachtoffer buitengewoon zwaar zijn. Voorts heeft ook haar tienjarige dochter zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten meerdere breuken en een hersenschudding. Daarnaast heeft zij haar moeder zwaar gehavend op de weg zien liggen. Dit moet voor haar zeer traumatiserend zijn. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 11 januari 2022;
- een reclasseringsrapport van 25 maart 2022, opgemaakt door [F] , reclasseringswerker.
Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte in 2016 ook al is veroordeeld voor onder meer rijden onder invloed. Hiervoor heeft verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week, een taakstraf van 30 uren en een (deels) onvoorwaardelijke rij-ontzegging opgelegd gekregen. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw met een forse hoeveelheid alcohol achter het stuur te kruipen. De rechtbank acht dit strafverzwarend.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het reclasseringsrapport volgt voorts dat indien er bij verdachte sprake is van hoge stress, verdachte excessief alcohol gaat gebruiken. Gelet hierop en voornoemde veroordeling heeft de reclassering geadviseerd een meldplicht, een ambulante behandeling en een alcoholverbod als bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, en de recidive van verdachte, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich mee brengt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een rij-ontzegging van drie jaren, met aftrek van de duur dat het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden, passend en geboden. Dat betekent dat de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf hoger is dan de duur van het voorarrest. Gelet op de ernst van het feit en het grote leed dat de slachtoffers is aangedaan, is die uitkomst naar het oordeel van de rechtbank onvermijdelijk. Met de straf wordt vergelding van het door verdachte toegedane leed beoogd. Daarnaast dient de straf ter algemene en bijzondere preventie. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling en alcoholverbod en dat aan verdachte opleggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en beëindiging van zijn problematische alcoholgebruik, waardoor strafbare feiten in de toekomst hopelijk achterwege zullen blijven.
De rechtbank acht tevens een rijontzegging van drie jaren op zijn plaats. Gelet op het gevaarlijke verkeersgedrag van verdachte is het wenselijk dat hij gedurende lange tijd niet als bestuurder van een auto aan het verkeer deelneemt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de veroordeling van verdachte en de opgelegde straf, zijn er voldoende ernstige bezwaren en doet de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Wetboek van strafvordering zich niet voor. Gelet op de alcoholproblematiek en de daarmee samenhangende kans op recidive bij verdachte, concludeert de rechtbank dat de aan de voorlopige hechtenis ten grondslag gelegde gronden nog altijd aanwezig zijn. Het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJ

Politie Midden-Nederland heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 61,13. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft de hoogte van het schadebedrag voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 61,13. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 december 2020, tot die van de voldoening.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 61,13, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 december 2020 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14, 14b, 14c, 36f, 55 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij [instelling 1] op het adres [adres 2] te [plaatsnaam 3] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* een ambulante behandeling volgt bij het [instelling 2] ( [instelling 2] ) te [plaatsnaam 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen, hoe vaak en hoe lang, verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van Politie Midden-Nederland toe tot een bedrag van € 61,13 aan materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan Politie Midden-Nederland van het toegewezen bedrag van € 61,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Politie Midden-Nederland aan de Staat € 61,13 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 (twee) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij Politie Midden-Nederland dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Weistra, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en mr. I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 12 december 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet
in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen en/of
- met een hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid ter plaatse te rijden en/of met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,

te rijden en/of

- onvoldoende te voldoen aan zijn, verdachtes, verplichting om zoveel mogelijk
rechts te houden, als gesteld in artikel 3 van het reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en/of
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (personenauto merk Opel Astra) op zodanige wijze
naar links te sturen dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte is terechtgekomen en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor een op dezelfde rijbaan tegemoetkomende fietser (met passagier),
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde rijbaan
tegemoetkomende fietser (met passagier) te botsen/aan te rijden,
waardoor een ander(en) (genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten
- ten aanzien van [slachtoffer 2] een subdurale bloeding rechts en/of een hersenbloeding en/of ernstig schedel/hersenletsel en/of (een) complexe breuk(en) in de linker enkel en/of in het linker onderbeen (met letsel aan spieren en overig onderhuids weefsel ter plaatse) en/of een bloeding in de spieren aan de voorzijde van het linker bovenbeen en/of een bloeding/onderhuidse bloeduitstorting links in de schaamstreek en/of een breuk met ontwrichting van de linker elleboog en/of een schouder uit de kom en/of een breuk in het linker 5e middenhandsbeentje (aan de pinkzijde) en/of
- ten aanzien van [slachtoffer 1] (een) breuk(en) in het linker onderbeen (in het scheenbeen en/of in het kuitbeen) en/of een botbreuk in het rechter sleutelbeen en/of hoofdletsel en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde
wet en/of terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte, de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate
heeft overschreden;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 december 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende op de weg, [straatnaam]
- terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet
in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen en/of
- met een hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid ter plaatse heeft gereden en/of met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,

heeft gereden en/of

- onvoldoende heeft voldaan aan zijn, verdachtes, verplichting om zoveel mogelijk
rechts te houden, als gesteld in artikel 3 van het reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en/of
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (personenauto merk Opel Astra) op zodanige wijze
naar links heeft gestuurd dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte is terechtgekomen en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor een op dezelfde rijbaan tegemoetkomende fietser (met passagier), waardoor hij, verdachte, (vervolgens) tegen voornoemde fietser (met passagier) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde fietser (met passagier), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij, op of omstreeks 12 december 2020 te Muiden, gemeente Gooise Meren, als
bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto merk Opel Astra), dit voertuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in
zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b
van de Wegenverkeerswet 1994, 2,24 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3
hij op of omstreeks 12 december 2020 te Naarden, gemeente Gooise Meren
opzettelijk en wederrechtelijk
een cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
Politie Midden-Nederland toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2020, genummerd 2020405780, 2020403404 en 2020403614, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 121 en 122 t/m 175. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 8 en 9.
3.Pagina 155.
4.Pagina 161 en 162.
5.Pagina 167.
6.Pagina’s 161 en 162.
7.Pagina 128.
8.Pagina’s 20 t/m 22.
9.Een (separaat in het dossier opgenomen) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, pagina 2.
10.Pagina’s 133 en 134.
11.Pagina’s 52 en 53.
12.Een (separaat in het dossier opgenomen) bescheid van het [plaatsnaam 2] [ziekenhuis] .
13.Een (separaat in het dossier opgenomen) schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , pagina 2.
14.Pagina’s 55 en 56.
15.Pagina 132.
16.HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.4.
17.Pagina’s 87 en 88.
18.Pagina 90.