ECLI:NL:RBMNE:2022:1461
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure over dwangsomvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, een inwoner van Almere, had op 30 november 2020 een naheffingsaanslag van € 66,40 ontvangen, bestaande uit € 1,90 aan kosten voor parkeerbelasting en € 65,50 aan naheffingskosten. Eiser maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd op 7 mei 2021 ongegrond verklaard. Eiser stelde vervolgens dat de dwangsomvergoeding die aan hem was toegekend te laag was vastgesteld, omdat de termijn voor het beslissen op zijn bezwaar met 36 dagen was overschreden in plaats van de door verweerder vastgestelde 35 dagen.
De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser slaagde. Verweerder had erkend dat de dwangsomvergoeding van € 1.127,- niet correct was en dat eiser recht had op een vergoeding van € 1.172,-. De rechtbank vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en stelde de dwangsomvergoeding vast op het juiste bedrag. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over het restant van de dwangsom en het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De rechtbank concludeerde dat de foutieve vaststelling van de dwangsomvergoeding een evidente tel- en rekenfout was, waarvoor een wegingsfactor van 0,25 werd gehanteerd. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.