ECLI:NL:RBMNE:2022:1437

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
9332731 UC EXPL 21-5021
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot erkenning en tenuitvoerlegging van een Guinees vonnis met schending van hoor en wederhoor

In deze zaak vordert de eisende partij erkenning en tenuitvoerlegging van een in Guinee gewezen verstekvonnis. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld op basis van artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisende partij heeft gesteld dat het Guinese vonnis moet worden erkend, omdat voldaan zou zijn aan de voorwaarden voor erkenning en tenuitvoerlegging. Echter, de kantonrechter heeft vastgesteld dat het vonnis in Guinee tot stand is gekomen zonder dat de gedaagde partij op de juiste wijze was opgeroepen, wat een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhoudt. Dit beginsel is essentieel voor een behoorlijke rechtsgang en de schending ervan leidt tot de conclusie dat het Guinese vonnis niet kan worden erkend in Nederland. De kantonrechter heeft daarom de vorderingen van de eisende partij afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Ramsaroep op 4 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9332731 UC EXPL 21-5021 MdG/51411
Vonnis van 4 mei 2022
inzake
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.J. Coxon,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S. Makhloufi.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de reactie van [gedaagde partij] op de dagvaarding met als titel “Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie”,
  • de akte houdende producties van [gedaagde partij] van 9 september 2021,
  • de akte houdende producties van [gedaagde partij] van 24 september 2021,
  • de akte houdende producties van [eisende partij] van 22 maart 2022,
  • de akte houdende producties van [gedaagde partij] van 28 maart 2022
  • de mondelinge behandeling van 5 april 2022, waarbij [eisende partij] met mr. Coxon en [gedaagde partij] met mr. Makhloufi aanwezig waren. Mw. D.A.H. Schmitz was ook aanwezig in haar hoedanigheid als tolk in de bron- en doeltalen Frans en Nederlands.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Op 5 december 2019 is namens [eisende partij] een dagvaarding voor een procedure in Guinee aan de buurman van [gedaagde partij] in Nederland afgegeven. [1]
2.2.
Op 30 juli 2020 is een vonnis in Guinee gewezen tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] , waarbij [gedaagde partij] bij verstek is veroordeeld. [gedaagde partij] is onder meer veroordeeld tot betaling van 15.000.000 Guinese Frank. Dit vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
I. het Guinese vonnis te erkennen zonder behandeling ten gronde waardoor het vonnis voor executie in Nederland vatbaar zal worden en [gedaagde partij] aldus te veroordelen tot betaling van de geleden schade ad 15.000.000 Guinese Frank, omgerekend € 1.253,01;
II. veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van de executiekosten in Guinee en Nederland, bestaande uit:
- de kosten van gebruikmaking diensten DHL voor 1.632.240 Guinese Frank, omgerekend € 37,04;
- advocaatkosten voor de procedure in Guinee van 20.000.000 Guinese Frank, omgerekend € 1.680,03;
- kosten van vertaling van documenten van 8.400.000 Guinese Frank, omgerekend € 705,61;
- kosten voor de ontruiming door de deurwaarder van 15.000.000 Guinese Frank, omgerekend € 1.260,02;
- belkosten naar Guinee van € 380,-;
- kosten voor een beëdigde vertaling in Nederland van € 392,04;
III. veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
[gedaagde partij] woont in Nederland. Het in Guinee tegen [gedaagde partij] gewezen vonnis komt in Nederland voor erkenning en tenuitvoerlegging aanmerking, omdat voldaan wordt aan de in het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014 (hierna: het Gazprombank-arrest) [2] neergelegde voorwaarden voor erkenning en tenuitvoerlegging op grond van artikel 431, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv); het Guinese vonnis is ook uitvoerbaar geworden.
Daarnaast is [gedaagde partij] de kosten voor de executie van het Guinese vonnis aan [eisende partij] verschuldigd.
3.3.
[gedaagde partij] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde partij] toegelicht dat zij behalve de veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten geen andere vordering(en) heeft bedoeld in te dienen.

4.De beoordeling

4.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Geen eis in reconventie
4.2.
Gelet op de ter zitting door [gedaagde partij] gegeven toelichting op haar gedingstukken en in het bijzonder het door haar gevorderde, stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde partij] geen eis in reconventie heeft ingediend. Zij vordert wel veroordeling van [eisende partij] in haar proceskosten.
Rechtsmacht
4.3.
Er is sprake van een geschil met een internationaal component. De kantonrechter dient daarom te onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen van [eisende partij] kennis te nemen.
4.4.
[eisende partij] vordert erkenning en tenuitvoerlegging van een Guinees verstekvonnis. Tussen Nederland en Guinee geldt geen verdrag waarin de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen is geregeld. De Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Herschikking) is in formeel opzicht uitsluitend van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen afkomstig uit een lidstaat van de Europese Unie. Het Guinese verstekvonnis kan dus niet in Nederland worden erkend en ten uitvoer gelegd op grond van een bepaling in een Nederland bindend verdrag of Europese verordening. Dit brengt mee dat naar het Nederlandse commune internationaal bevoegdheidsrecht moet worden bepaald of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eisende partij] .
4.5.
De vorderingen van [eisende partij] stoelen op artikel 431, tweede lid, van het Rv. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 431, tweede lid, van het Rv in beginsel rechtsmacht schept voor de Nederlandse rechter, nu het de mogelijkheid biedt om de gedingen opnieuw in Nederland te behandelen en af te doen. Dit geldt ongeacht of de Nederlandse rechter aanleiding ziet tot een inhoudelijke herbeoordeling van het geschil dan wel de vraag beoordeelt of aan een beslissing van een buitenlandse rechter gezag toekomt en zich in dat verband beperkt tot een toets aan de vereisten zoals door de Hoge Raad uiteen gezet in het Gazprombankarrest. In zijn algemeenheid geldt hierop als uitzondering het geval waarin de eisende partij met het voorleggen van de desbetreffende vordering op de voet van artikel 431 lid 2 Rv aan de Nederlandse rechter misbruik van procesrecht maakt. Dat daar in dit geval sprake van zou zijn, is evenwel gesteld noch gebleken.
4.6.
Omdat [gedaagde partij] in [woonplaats] woont, is de kantonrechter van de Rechtbank MiddenNederland, locatie Utrecht, bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van [eisende partij] .
Algemene uitgangspunten voor de beoordeling
4.7.
Met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van het Guinese vonnis van 30 juli 2020 en de gevorderde veroordeling van [gedaagde partij] tot datgene waartoe zij in door de Guinese rechter is veroordeeld, geldt het volgende.
Op grond van artikel 431, eerste lid, van het Rv kunnen noch beslissingen die zijn gegeven door de rechter van een vreemde staat, noch buiten Nederland verleden authentieke akten, binnen Nederland ten uitvoer worden gelegd, tenzij deze tenuitvoerlegging haar grondslag vindt in een verdrag of een wettelijke bepaling, een en ander als bedoeld in artikel 985 dan wel artikel 993, leden 1 en 2, van het Rv.
Op grond van artikel 431, tweede lid, van het Rv kan het geding dat ten overstaan van de buitenlandse rechter heeft plaatsgevonden en tot diens beslissing heeft geleid, opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan. Een dergelijke procedure op de voet van artikel 431, tweede lid, van het Rv mondt uit in een uitspraak van de Nederlandse rechter. Indien op de voet van artikel 431, tweede lid, van het Rv het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter aanhangig wordt gemaakt, dient deze te beoordelen of en in hoeverre hij, gelet op de omstandigheden van het hem voorgelegde geval, aan een beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekent. Daarbij dient tot uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien:
  • i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is,
  • ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging,
  • iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
  • iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Strekt de vordering op de voet van artikel 431, tweede lid, van het Rv tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, en is voldaan aan de vier vermelde voorwaarden, dan dient de rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen, en is de vordering in beginsel toewijsbaar. Toewijzing van een vordering op de voet van artikel 43, tweede lid, van het Rv kan voorts afstuiten op de grond dat de voor erkenning vatbare buitenlandse beslissing volgens het recht van het land van herkomst niet, nog niet dan wel niet meer uitvoerbaar is.
4.8.
De kantonrechter stelt vast dat een (nieuwe) inhoudelijke behandeling en beoordeling van de zaak achterwege dient te blijven, nu de vordering van [eisende partij] als vermeld onder 3.1.I. enkel is gestoeld op erkenning en tenuitvoerlegging van het Guinese vonnis van 30 juli 2020 ex artikel 431, tweede lid, van het Rv. De vordering is nadrukkelijk niet, ook niet subsidiair, geënt op een nieuwe inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Is voldaan aan de vereisten voor erkenning?
4.9.
Met in achtneming van het juridisch kader zoals hiervoor onder 4.7. is weergegeven, wordt als volgt overwogen. Beoordeeld dient onder meer te worden of het Guinese vonnis van 30 juli 2020 tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Dienaangaande geldt het volgende. Vast staat dat de dagvaarding voorafgaand aan voornoemd vonnis niet aan [gedaagde partij] die op nummer 164, maar aan een van de bewoners van nummer 166 is afgegeven. Dit blijkt ook uit het door [eisende partij] overgelegde afleverbewijs van DHL. [3] Desondanks is [gedaagde partij] bij verstek veroordeeld.
Deze omstandigheid is een schending van de beginselen van behoorlijk procesrecht, meer in het bijzonder van het beginsel van hoor en wederhoor. Dit beginsel is één van de meest fundamentele vereisten voor een behoorlijk proces en een essentieel onderdeel van de eisen die aan een goede procesorde worden gesteld. Het beginsel van hoor en wederhoor geldt dan ook voor alle typen procedures en aan de schending daarvan wordt een zwaarwegend gewicht toegekend en dit wordt dienovereenkomstig gesanctioneerd. Gelet op voornoemde schending van het beginsel van hoor en wederhoor en het grote belang dat aan dit beginsel wordt toegekend, kan niet worden geoordeeld dat het Guinese vonnis van 30 juli 2020 tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Reeds om die reden is niet voldaan aan de in de jurisprudentie ontwikkelde voorwaarden waaronder een in het buitenland gewezen vonnis in Nederland voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking kan komen ex artikel 431, tweede lid, van het Rv zoals hiervoor weergegeven onder 4.7. Omdat de erkenning en tenuitvoerlegging van het Guinese vonnis van 30 juli 2020 op voornoemde grond reeds afstuit, behoeven de overige voorwaarden en geschilpunten tussen partijen geen (nadere) bespreking en beslissing meer. De hoofdvordering van [eisende partij] als weergegeven onder 3.1.I. wordt afgewezen.
4.10.
De met de erkenning en/of tenuitvoerlegging van het Guinese vonnis van 30 juli 2020 samenhangende nevenvorderingen van [eisende partij] treffen hetzelfde lot en worden afgewezen.
4.11.
Omdat [eisende partij] ongelijk heeft gekregen wordt hij in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en dat hij de proceskosten van [gedaagde partij] aan haar moet betalen. Het door [gedaagde partij] gevorderde bedrag van € 615,00 aan salaris gemachtigde is toewijsbaar, omdat dat bedrag het toepasselijk liquidatietarief niet overschrijdt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de kosten; hij moet de proceskosten van [gedaagde partij] aan haar betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 615,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.

Voetnoten

1.Zie productie 7 van [eisende partij] .
3.Productie 7 van [eisende partij] .