ECLI:NL:RBMNE:2022:1387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
C/16/532257 / FO RK 21-1338
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing en wijziging zorgregeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de moeder en de vader van twee minderjarige kinderen. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaatsnaam 1] en om hen in te schrijven in de gemeente aldaar, alsook om de zorgregeling te wijzigen. De vader was het niet eens met de verhuizing en verzocht de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen gezag uitoefenen over de kinderen en dat de moeder toestemming van de vader nodig heeft voor de verhuizing. De rechtbank heeft de noodzaak van de verhuizing door de moeder als voldoende onderbouwd beschouwd, onder andere vanwege de beperkte woonruimte van de moeder en de wens om samen te wonen met haar nieuwe partner. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de huidige zorgregeling.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing goed voorbereid is en dat de voordelen voor de kinderen opwegen tegen de nadelen. De zorgregeling is gewijzigd, zodat de kinderen drie weekends per vier weken bij de vader verblijven. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader tot proceskostenveroordeling afgewezen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de moeder met de kinderen kan verhuizen in de zomervakantie van 2022. De ouders zijn aangespoord om in gesprek te blijven over de opvoeding van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/532257 / FO RK 21-1338
Verhuizing
Beschikking van 7 april 2022
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T. de Jong,
tegen
[verweerder] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. van der Salm.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 20 december 2021;
  • het verweerschrift van de vader met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken);
  • het verweerschrift van de moeder op de zelfstandige verzoeken van de vader.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 10 maart 2022. Daarbij waren aanwezig: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad. Zij hebben van [2003] tot [2020] samengewoond.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [2010] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [2012] in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
In het ouderschapsplan van 1 november 2020 hebben de ouders – voor zover hier relevant – de volgende afspraken gemaakt:
  • [minderjarige 2 (voornaam)] zal bij de vader ingeschreven staan en [minderjarige 1 (voornaam)] bij de moeder;
  • de kinderen verblijven iedere week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de vader en van woensdag uit school tot vrijdag (tot het avondeten) bij de moeder. De weekends worden verdeeld, in het ene weekend zijn de kinderen van vrijdag (vanaf het avondeten) tot maandag naar school bij de vader en in het andere weekend bij de moeder;
  • tijdens de vakanties en feestdagen loopt de reguliere zorgregeling door, tenzij een van de ouders met de kinderen op vakantie gaat of wanneer er twee feestdagen achter elkaar vallen, dan worden deze verdeeld;
  • de ouders hebben de intentie om bij elkaar in de buurt te blijven wonen. De kinderen zullen de huidige basisschool niet verlaten om reden van verhuizing en ook de middelbare school zal in deze huidige regio gekozen worden.
2.5.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] staan ingeschreven op het adres van de moeder.
2.6.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven feitelijk eens per twee weken van zaterdag 17.00 uur tot dinsdag 14.00 uur bij de vader en in de andere week op vrijdag uit school tot 18.30 uur.
2.7.
De moeder vraagt de rechtbank om vervangende toestemming om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar [plaatsnaam 1] te verhuizen. Verder verzoekt de moeder om vervangende toestemming om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in te schrijven in de gemeente [.] en op een school in de omgeving van [plaatsnaam 1] . Daarnaast verzoekt de moeder om een zorgregeling vast te leggen waarbij de kinderen drie weekends per maand van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven en de helft van de vakanties en feestdagen. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de moeder verduidelijkt dat bedoeld is drie weekends per vier weken. De rechtbank vat het verzoek aldus op.
2.8.
De vader is het hier niet mee eens. Hij vindt dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken of dat haar verzoeken moeten worden afgewezen. De vader verzoekt de rechtbank zelfstandig om, indien de moeder toch besluit om te verhuizen, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen drie weekends per vier weken van vrijdag tot zondag bij de moeder zullen verblijven, waarbij de moeder de kinderen zal halen en brengen. Verder verzoekt de vader om de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing toewijzen. Dat betekent dat zij met de kinderen naar [plaatsnaam 1] mag verhuizen. Verder zal de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verlenen om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in te schrijven in de gemeente [.] en op een school in de omgeving van [plaatsnaam 1] . Daarnaast zal de rechtbank de zorgregeling wijzigen en beslissen dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] drie weekends per vier weken bij de vader verblijven. Het verzoek van de vader tot proceskostenveroordeling zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De verhuizing
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] met zich brengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] toestemming van de vader nodig heeft.
3.3.
Bij haar beslissing neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat iedere ouder in beginsel het recht heeft om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op de manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan kan de ouder die met de kinderen wil verhuizen aan de rechtbank vervangende toestemming voor die verhuizing vragen. De rechtbank brengt dan alle omstandigheden in kaart en maakt dan een belangenafweging. Het belang van de kinderen staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. Omstandigheden die volgens de rechtspraak van de Hoge Raad [1] een rol kunnen spelen zijn:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht;
  • de voorstellen die zijn gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
  • hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
  • hoe vaak er contact plaatsvindt tussen de kinderen en de niet verhuizende ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en in hoeverre zij zijn gewend aan hun omgeving of juist aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.4.
De rechtbank vindt dat de moeder de noodzaak om te gaan verhuizen met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voldoende heeft onderbouwd. De moeder wil gaan samenwonen met haar nieuwe partner op een plek die passend is voor hen. De moeder en haar partner hebben een kinderwens. De huidige woning van de moeder is te klein om daarin samen te gaan wonen. Het appartement van de moeder is namelijk ongeveer zestig vierkante meter groot en heeft twee slaapkamers. Anders dan de vader vindt de rechtbank dat de moeder voldoende heeft onderbouwd dat deze woning te klein zal zijn voor een samengesteld gezin met twee kinderen rond de puberleeftijd en mogelijk een baby. Mede om die reden wil de moeder graag bij haar partner intrekken in zijn gezinswoning in [plaatsnaam 1] . De moeder heeft onbetwist gesteld dat het voor de partner van de moeder financieel niet mogelijk is om naar de woonplaats van de moeder te verhuizen. Dit omdat hij met de opbrengst uit de verkoop van zijn huis geen soortgelijke woning in de omgeving van Utrecht kan bekostigen. Voor de moeder zelf is het financieel niet mogelijk om al dan niet samen met haar partner een grotere woning te kopen of te huren in de omgeving van [woonplaats 1] . De moeder is namelijk financieel nog verbonden aan het boerenbedrijf dat voorheen door partijen gezamenlijk werd gevoerd en nu alleen door de vader. De moeder is nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor een aan het bedrijf verbonden lening ter hoogte van € 180.000,-. Het is tot nu toe niet mogelijk geweest om de moeder te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Er is ook nog geen zicht op wanneer dit wel kan gebeuren. Dit omdat de onderneming de afgelopen vijf jaren geen winst heeft gegenereerd en dit de eerste jaren ook niet valt te verwachten, zoals de vader tijdens de zitting heeft verteld. Dit maakt het voor de moeder onmogelijk om zelf een hypothecaire lening te verkrijgen. En daardoor kan zij, alleen of samen met haar partner, geen eigen woning bekostigen. De rechtbank vindt dat niet van de moeder verlangd kan worden dat zij nog jarenlang, totdat ze uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen kan worden, in haar huidige woning blijft wonen en daardoor niet kan samenwonen met haar partner. Dit maakt dat de moeder de komende jaren in feite klem zit als zij in de omgeving van de woonplaats van de vader moet blijven wonen. Daarom vindt de rechtbank dat de moeder de noodzaak om te verhuizen voldoende heeft onderbouwd.
3.5.
Hoewel de ouders in het ouderschapsplan hebben afgesproken dat zij de intentie hebben om bij elkaar in de buurt te blijven wonen en dat de kinderen de huidige basisschool niet zullen verlaten “om reden van verhuizing”, ziet de rechtbank hierin geen reden om het verzoek van de moeder af te wijzen. Vast staat namelijk dat de afspraken zoals opgenomen in het ouderschapsplan nooit zijn uitgevoerd. Zo hebben partijen een co-ouderschapsregeling afgesproken, maar die is er tot op heden niet geweest, omdat die voor de vader tot nu toe niet haalbaar was. De kinderen zijn in de praktijk een keer in de twee weken van zaterdag 17.00 uur tot dinsdag 14.00 uur bij de vader, en een keer in de twee weken op vrijdagmiddag. De situatie die de ouders voor ogen hadden bij het tekenen van het ouderschapsplan is dus niet zoals het nu in de praktijk gaat. Dat maakt dat de rechtbank vindt dat de moeder niet onverminderd kan worden gehouden aan de afspraak dat de kinderen de huidige basisschool niet mogen verlaten. De ouders hebben verteld dat de kinderen al een aantal keren zijn verhuisd en dus al eerder van school zijn gewisseld. Door de verhuizing van de moeder naar [plaatsnaam 1] zullen de kinderen opnieuw van school moeten wisselen. De rechtbank begrijpt dat dat ingrijpend en wennen zal zijn voor de kinderen. De moeder heeft verteld dat het vermoedelijk voornamelijk voor [minderjarige 1 (voornaam)] wennen zal zijn. [minderjarige 1 (voornaam)] gedijt goed op de onderwijsvorm van de vrije school. Echter, komend schooljaar is voor [minderjarige 1 (voornaam)] het laatste jaar voordat hij naar de middelbare school gaat. In dat jaar zou hij op een reguliere basisschool kunnen wennen aan de overgang naar de middelbare school en kan hij alvast wennen aan de nieuwe omgeving. Bovendien zit er in de buurt een technasium en dat lijkt een geschikte middelbare school te zijn voor [minderjarige 1 (voornaam)] . Voor [minderjarige 2 (voornaam)] kan het volgens de moeder juist goed zijn om naar een reguliere basisschool te gaan in plaats van naar een vrije school. Daar komt bij dat de moeder heeft verteld dat zij van plan is om pas in de zomer van 2022 te verhuizen, zodat de kinderen niet halverwege het schooljaar naar een nieuwe school hoeven over te stappen. Tijdens de zitting heeft de moeder toegelicht dat zij komende zomer een goed moment voor de verhuizing vindt, omdat [minderjarige 1 (voornaam)] dan nog een jaar de tijd heeft om zijn draai te vinden voor hij de stap naar de middelbare school zal maken, waardoor niet alle veranderingen tegelijk komen. De rechtbank vindt dat de moeder gelet op het voorgaande de verhuizing voldoende heeft voorbereid en doordacht.
3.6.
De rechtbank beseft dat de verhuizing een wijziging van de zorgregeling met zich mee zal brengen. De huidige zorgregeling zal na de verhuizing niet langer haalbaar zijn door de grote afstand tussen de woning van de vader en de school van de kinderen in [plaatsnaam 1] . Die afstand bedraagt namelijk ongeveer vijftig kilometer. De moeder heeft de vader als compensatie hiervoor aangeboden dat de kinderen na de verhuizing naar [plaatsnaam 1] drie weekends per maand bij de vader kunnen verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur. De rechtbank merkt dit aan als voldoende compensatie voor de gevolgen van de verhuizing. Want effectief heeft de vader dan meer tijd met de kinderen dan nu. Daar komt bij dat de moeder ook heeft aangeboden om het halen en brengen van de kinderen van en naar [plaatsnaam 2] vanuit [plaatsnaam 1] en de extra kosten die daarbij komen kijken voor haar rekening te nemen en om af te zien van de in het ouderschapsplan overeengekomen door de vader te betalen bijdrage van € 5,- per kind per extra dag dat ze bij de moeder verblijven.
3.7.
Alles overziende is de rechtbank oordeel dat het belang van de moeder om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het weigeren van de gevraagde vervangende toestemming.
Inschrijving in de gemeente
3.8.
Nu de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar [plaatsnaam 1] zal toewijzen, zal de rechtbank de moeder ook toestemming verlenen om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente [plaatsnaam 1] .
Inschrijving op de school
3.9.
Aangezien de moeder toestemming krijgt om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] , zal de rechtbank ook toestemming geven om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in de omgeving van [plaatsnaam 1] op een school in te schrijven.
Zorgregeling
3.10.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om de zorgregeling te wijzigen toewijzen. De moeder heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen naar drie weekends per vier weken. De vader heeft op de zitting verteld dat hij de kinderen het liefst zoveel mogelijk wil zien binnen de mogelijkheden die er zijn. Omdat de vader geen verzoek heeft gedaan over een wijziging van de zorgregeling voor het geval de moeder toestemming krijgt om te verhuizen met de kinderen, zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen. Met deze wijziging heeft de vader effectief meer tijd met de kinderen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de vader tijd kan vrijmaken voor de kinderen op de momenten dat zij bij hem verblijven. Nu de vader heeft verzocht te beslissen dat de moeder de kinderen zal halen en brengen indien zij naar [plaatsnaam 1] gaat verhuizen en de moeder dit ook heeft aangeboden in haar verzoekschrift, zal de rechtbank dat verzoek van de vader toewijzen.
3.11.
De Raad heeft op de zitting opgemerkt dat het voor kinderen, naarmate ze ouder worden, ook belangrijk is dat zij vrije tijd door kunnen brengen in de plaats waar zij hoofdzakelijk verblijven. Hoe ouder kinderen worden, hoe meer zij een eigen sociale leven ontwikkelen. De rechtbank gaat er van uit dat de ouders hier samen goede afspraken over maken tegen de tijd dat de kinderen ouder worden en hun behoeftes veranderen.
3.12.
De rechtbank hoopt dat de ouders, nu er duidelijkheid is over de verhuizing, bereid zijn om weer met elkaar en een hulpverlener in gesprek te gaan en te bekijken hoe zij hun communicatie en samenwerking kunnen verbeteren. Het zou in het belang van de kinderen zijn als het de ouders zich gaan inzetten om de huidige situatie voor de kinderen zodanig te verbeteren dat de kinderen zo min mogelijk last hebben van de spanningen tussen de ouders.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat moeder met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] mag verhuizen en hen in mag schrijven op school, ook als de vader hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De rechtbank vindt het namelijk belangrijk voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om in de zomervakantie 2022 kunnen verhuizen, zoals de moeder van plan is. Want hierdoor kunnen zij rustig afscheid nemen van hun huidige school en tegelijk met andere leerlingen instromen aan het begin van het nieuwe schooljaar op hun nieuwe school. Dit belang van de kinderen vindt de rechtbank groter dan het belang van de vader om de huidige situatie te laten voortduren totdat de uitslag van een eventuele hogerberoepsprocedure bekend is.
De kosten van deze procedure
3.14.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen nu de moeder in het gelijk wordt gesteld.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] en hen aldaar in te schrijven in de Basisregistratie Personen;
4.2.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in te schrijven op een school in de omgeving [plaatsnaam 1] ;
4.3.
wijzigt de zorgregeling, zoals is opgenomen in het ouderschapsplan van 1 november 2020, en stelt vanaf het moment dat de moeder naar [plaatsnaam 1] is verhuisd de volgende zorgregeling vast:
- [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven drie weekends per vier weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader en de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de moeder de kinderen zal halen en brengen;
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat de ouders ieder hun eigen proceskosten betalen;
4.6.
wijst het overig of anders verzochte af.
Dit is de uitspraak (beschikking) van (kinder)rechters mr. T. Dopheide (voorzitter), mr. G.L.M. Urbanus en mr. N.J.W.G. Simons, tot stand gekomen in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022 door mr. G.L.M. Urbanus.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
SC

Voetnoten

1.HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901.