ECLI:NL:RBMNE:2022:1369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4942
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toestemming voor beveiligingswerkzaamheden op basis van betrouwbaarheidseisen

In deze zaak heeft eiser, een beveiligingsmedewerker, beroep ingesteld tegen de weigering van de korpschef van politie om toestemming te verlenen voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. De korpschef weigerde deze toestemming op basis van de betrouwbaarheidseisen die gelden voor medewerkers in de beveiligingsbranche. Eiser was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor het rijden tijdens een rijontzegging, wat volgens het beleid van de korpschef een indicatie is van onvoldoende betrouwbaarheid. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2022 behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de korpschef terecht de toestemming had geweigerd, omdat eiser binnen vier jaar voor een misdrijf was veroordeeld. De rechtbank vond dat er geen sprake was van onevenredig nadeel voor eiser, ondanks zijn argumenten dat de situatie niet zo ernstig was. De rechtbank benadrukte dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers van groot belang zijn voor de publieke veiligheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4942
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Hamstra).

Procesverloop

Op 1 juli 2021 heeft [beveiligingsservice] de korpschef gevraagd om toestemming te verlenen aan eiser voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. In het besluit van 18 augustus 2021 (primair besluit) heeft de korpschef deze toestemming geweigerd. Eiser is namelijk op 9 maart 2021 veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor het rijden tijdens een rijontzegging op 5 december 2019.
Eiser was het met dit besluit niet eens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De korpschef heeft in het besluit van 7 december 2021 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De korpschef heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef waren daarbij aanwezig.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Oordeel van de rechtbank
1. Er is toestemming van de korpschef nodig voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. [1] Deze toestemming wordt geweigerd als de betrokkene niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het doen van beveiligingswerk. [2] Volgens vaste rechtspraak [3] mogen aan medewerkers in de beveiligingsbranche, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen worden gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat de korpschef als beoordelingsmaatstaf mag hanteren dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven moeten zijn. De korpschef heeft in zijn beleid [4] uiteengezet wanneer hiervan al dan niet sprake is. Zo is iemand volgens het beleid onder meer onvoldoende betrouwbaar als hij of zij in de vier jaar voorafgaand aan het moment van toetsing is veroordeeld voor een misdrijf en daarvoor een geldboete of een taakstraf opgelegd heeft gekregen. In deze zaak staat niet ter discussie dat eiser binnen die vier jaar is veroordeeld voor een misdrijf, namelijk het rijden tijdens een rijontzetting, en dat aan hem daarvoor een taakstraf is opgelegd van 40 uur. Dat betekent dus dat de korpschef heeft mogen concluderen dat eiser onvoldoende betrouwbaar is voor het doen van beveiligingswerk.
2. Het uitgangspunt is dan dat de korpschef de toestemming weigert, tenzij dit tot onevenredig nadeel bij eiser leidt. Volgens de korpschef is er van onevenredig nadeel aan de kant van eiser geen sprake. De rechtbank vindt dat de korpschef hierin gelijk heeft. Anders dan eiser zegt, is er wel sprake van een ernstig feit. Eiser heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf. Hij is eerder veroordeeld en heeft toen een rijontzegging opgelegd gekregen. Vervolgens is hij toch in de auto gestapt. Het standpunt van eiser dat dit niet zo ernstig is, omdat hij weliswaar zonder rijbewijs, maar niet zonder vaardigheid heeft gereden, deelt de rechtbank niet. In tegenstelling tot eiser vindt de rechtbank het feit dat eiser tijdens een rijontzegging heeft gereden niet minder erg, maar juist erger. Daar komt bij dat eiser nu voor het eerst in beroep stelt dat het voor hem toentertijd onduidelijk was dat hij een rijontzegging had. Dit is eerder tijdens de zienswijze- en bezwaarfase niet naar voren gekomen. Sterker nog: uit de stukken lijkt juist te volgen dat eiser wist dat hij een ontzegging had, maar alsnog om hem moverende redenen in de auto is gestapt. Tot slot maakt de omstandigheid dat eiser achteruit is gegaan in inkomen de weigering van de toestemming niet onevenredig. De korpschef heeft terecht overwogen dat deze omstandigheid niet opweegt tegen het algemene belang van een betrouwbare beveiligingszorg.
3. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de korpschef de toestemming terecht heeft geweigerd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van A. de Wit, griffier.
De griffier is verhinderd dit proces-
verbaal te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Volgens artikel 7, eerste en tweede lid, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
2.Volgens artikel 7, vierde lid, Wpbr.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:403) en van 22 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2113).
4.Zie de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019.