In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 8 april 2022, werd het verzoek van de besloten vennootschap [verzoekster] B.V. om een afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) af te kondigen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zouden zijn bij de afkondiging van een afkoelingsperiode. De rechtbank constateerde dat [verzoekster] in de afgelopen jaren geen positief operationeel resultaat had geboekt en dat de schuldenlast was toegenomen tot € 912.363,--. De rechtbank wees erop dat de mogelijkheid van een faillissement niet alleen de waarde van de onderneming zou aantasten, maar ook de belangen van de schuldeisers zou schaden. De rechtbank concludeerde dat er geen realistisch perspectief was voor een akkoord buiten faillissement en dat de afkoelingsperiode niet in het belang van de schuldeisers zou zijn. De beslissing werd genomen na een behandeling van het verzoekschrift op 25 maart 2022, waarbij de betrokken partijen waren gehoord. De rechtbank benadrukte dat de afkoelingsperiode alleen kan worden toegewezen als summierlijk blijkt dat dit noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming, wat in dit geval niet was aangetoond.