In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de schoolinschrijving van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) om [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in de wijk waar zij woont, in het kader van een ondertoezichtstelling die is uitgesproken vanwege zorgen over haar emotionele ontwikkeling. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden en hebben een co-ouderschapsregeling, maar zijn het niet eens over de schoolkeuze. De vader is tegen de schoolwisseling, omdat hij vreest dat dit de reistijd voor [minderjarige] zal verlengen en zijn betrokkenheid bij haar school zal verminderen. De moeder steunt het verzoek van de GI en wijst op de voordelen van een school in de buurt van hun woonplaats, zoals het bevorderen van de zelfstandigheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de GI gedeeltelijk met het gezag belast om de inschrijving op de nieuwe school te realiseren, waarbij de rechter de analoge toepassing van artikel 1:265e BW heeft gerechtvaardigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze ook bij een eventueel hoger beroep onmiddellijk moet worden uitgevoerd. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [minderjarige] voorop staat en dat de huidige situatie op haar school ongunstig is voor haar ontwikkeling.