Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Roosendaal,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een minderjarige. De moeder verzocht om de vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) die haar opdroeg om de inschrijving van de minderjarige op een bepaalde school te ondertekenen. De GI had eerder toestemming gevraagd aan de rechtbank om de minderjarige in te schrijven, ter vervanging van de toestemming van de moeder, op basis van artikel 1:262b BW. De rechtbank had het verzoek van de moeder afgewezen en de GI toestemming verleend.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank buiten het toepassingsgebied van artikel 1:262b BW was getreden. De Hoge Raad stelde vast dat de GI niet bevoegd was om de moeder schriftelijk op te dragen de inschrijving van de minderjarige te ondertekenen, omdat de GI de weg van artikel 1:265e BW had moeten volgen, die een ruimere rechtsbescherming biedt. De Hoge Raad vernietigde zowel de beschikking van het hof als die van de rechtbank en verklaarde de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen. Dit oordeel benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het uitoefenen van gezag en de rechtsbescherming van ouders in jeugdzaken.