Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de beschikking van 16 februari 2022,
- het ‘herziene verzoekschrift’ van [verzoekster sub 2] c.s. van 21 februari 2022,
- de brief van UWV van 23 februari 2022,
- de brief van mr. Aerts van 24 februari 2022,
- de e-mail van [coöperatieve vereniging] van 28 februari 2022,
- de e-mail van mr. Aerts van 4 maart 2022,
- de zienswijze van Rabobank van 9 maart 2022,
- de spreekaantekeningen van [verzoekster sub 2] c.s., met bijlagen 27 en 28.
- mevrouw [B] , [verzoekster sub 2] c.s.,
- mevrouw drs. [C] , [onderneming 1] ,
- mevrouw mr. J. van den Dolder, voornoemd,
- de heer mr. K.C. Mensink, voornoemd,
- de heer [D] , Rabobank,
- mevrouw [E] , Rabobank,
- mevrouw [F] , Rabobank,
- de heer mr. J.R. van Faassen, voornoemd,
- mevrouw [G] , [belanghebbende 4] ,
- de heer [H] , [belanghebbende 3] B.V.,
- de heer mr. W.L.H. Aerts, voornoemd,
- mevrouw mr. [A] , UWV.
2.De feiten
3.AANKOOP
6.OVERIG
“opbrengst die naar verwachting kan worden gerealiseerd bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement”. Uit de taxatie van [onderneming 3] volgt een onderhandse verkoopwaarde van in totaal ongeveer € 1,3 miljoen en een liquidatiewaarde van ongeveer € 600.000. Blijkens de taxatierapporten heeft [onderneming 3] onder de onderhandse verkoopwaarde verstaan:
“het bedrag dat een zaak, binnen een redelijke termijn en bij vrijwillige onderhandse verkoop, na de beste voorbereiding en aanbieding op de voor de aard van de zaken gebruikelijke wijze en bij gelijkblijvende locatie en gebruik, zal kunnen opbrengen.”Onder liquidatiewaarde heeft [onderneming 3] verstaan:
“het bedrag dat een zaak, binnen een redelijke termijn en bij een gedwongen openbare verkoop, op een door de wet voorgeschreven wijze, na de beste voorbereiding en aanbieding op de voor de aard van de zaken gebruikelijke wijze, zal kunnen opbrengen.”
3.De verzoeken en zienswijzen
- i)
- ii)
- iii)
- iv)
- v)
- vi)
- vii)
- viii)
- ix)
- x)
4.De beoordeling
schuldeisersmet een voorrang die voortvloeit uit pand of hypotheek die de schuldenaar bedrijfsmatige financiering heeft verstrekt de mogelijkheid om een beroep te doen op de cash out-optie. De tekst van de wet maakt geen onderscheid tussen het door zekerheid gedekte gedeelte van de vordering van een financier en het overige (niet-gesecureerde) deel. De Memorie van antwoord maakt ook geen onderscheid tussen het gesecureerde en het niet gesecureerde deel van de vordering. Daarin wordt aangegeven dat “
bedrijfsmatige financiersdie bij faillissement doorgaans aanspraak kunnen maken op vrij grote contante bedragen, niet langer onder de bepaling die is opgenomen in artikel 384, vierde lid, onderdeel c [vallen]” (onderstreping en toevoeging rechtbank). [5] Dat zou betekenen dat Rabobank – omdat zij valt onder de uitzondering van sub d – geen recht heeft op een uitkering in contanten. Deze uitkomst zou aansluiten bij het hierboven besproken doel van de wetgever, namelijk het voorkomen van een onredelijke hold-out positie voor bedrijfsmatige financiers ten opzichte van andere schuldeisers.
5.De beslissing
14 april 2022door het nemen van een akte zich uit te laten over hetgeen is vermeld onder 4.35., waarna het schriftelijk debat tussen partijen in beginsel is geëindigd,