ECLI:NL:RBMNE:2022:1324
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluiten Sociale Verzekeringsbank inzake vrijwillige verzekering AOW en Anw
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser had op 24 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en/of de Algemene nabestaandenwet (Anw), welke aanvraag op 2 april 2021 door de verweerder werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 12 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van bezwaargronden. Eiser ging hiertegen in beroep, maar de verweerder trok het eerdere besluit in en verklaarde het bezwaar ongegrond op 20 december 2021.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser, op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege mede gericht was tegen het nieuwe besluit. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om aanvullende gronden in te dienen, maar reageerde hier niet op. Tijdens de zitting op 18 maart 2022, die via MS Teams plaatsvond, erkende de gemachtigde van eiser dat er geen gronden waren ingediend tegen het bestreden besluit 2. De rechtbank verklaarde het beroep tegen beide besluiten niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang had en geen beroepsgronden had ingediend.
De rechtbank droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.