ECLI:NL:RBMNE:2022:1315
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA vervolguitkering en medisch onderzoek in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet WIA. Eiser, een 53-jarige man die sinds 2 januari 2017 arbeidsongeschikt is, ontving vanaf 31 december 2018 een loongerelateerde uitkering. Het UWV had in een eerder besluit van 7 oktober 2020 vastgesteld dat eiser recht had op een vervolguitkering, maar na een voornemen tot wijziging op 17 augustus 2021 werd dit besluit herroepen en werd de arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 76,47%. Eiser ging tegen dit besluit in beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV niet verplicht was om bepaalde vragen aan een verzekeringsarts voor te leggen, omdat er geen gewijzigde medische omstandigheden waren.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat het UWV terecht had besloten op basis van de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML). Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.