ECLI:NL:RBMNE:2022:1312
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering met betrekking tot psychische problematiek
Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een 58-jarige eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die eerder als expeditie medewerker werkte, heeft zich ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet en ontvangt sinds 2018 een uitkering op basis van de Ziektewet. In 2020 is hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2021 heeft de verweerder zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,80% met een resterende verdiencapaciteit van € 2.069,83 per maand. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij het niet eens was met de vastgestelde beperkingen en de wijze waarop zijn arbeidsongeschiktheid is beoordeeld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2022 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde en begeleider. De rechtbank overweegt dat de besluiten van de verzekeringsarts zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de rapportages geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat er onvoldoende contact is geweest met zijn behandelaars. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende informatie heeft verzameld en dat de FML (functionele mogelijkhedenlijst) op basis van actuele medische gegevens is opgesteld.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts. Eiser kan zich niet vinden in de vastgestelde beperkingen, maar de rechtbank stelt dat de deskundigheid van de verzekeringsartsen bepalend is voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.