ECLI:NL:RBMNE:2022:1304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/681
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering op grond van toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 21 januari 2013 ziek meldde, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het Uwv. Eiseres was werkzaam als schoonmaakster/kwaliteitsmedewerker en werd per 19 januari 2015 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Na een tweede ziekmelding op 7 december 2016, concludeerde het Uwv in 2018 dat eiseres weer geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres meldde echter in 2020 een toename van haar beperkingen door psychische en fysieke klachten, en het Uwv weigerde haar WIA-uitkering opnieuw toe te kennen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering op basis van de Wet Amber, die stelt dat toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na een eerdere WIA-keuring moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de klachten van eiseres niet voortkwamen uit dezelfde oorzaak als eerder vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordelingen van het Uwv correct waren en dat eiseres niet meer beperkingen had dan eerder vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/681

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Djamal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1.1.
Op 21 januari 2013 meldde eiseres zich ziek. Zij was toen werkzaam als
schoonmaakster/kwaliteitsmedewerker. Per einde wachttijd (19 januari 2015) is eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres wordt geschikt geacht voor een aantal voorbeeldfuncties. Op 5 december 2015 meldde eiseres zich opnieuw ziek. Op
25 januari 2016 werd zij hersteld verklaard.
1.2.
Vervolgens meldde eiseres zich op 7 december 2016 ziek. Met de tweedejaars Ziektewet-beoordeling van 12 juni 2018 heeft verweerder beslist dat eiseres per 31 juli 2018 weer geschikt is voor haar eigen werk.
1.3.
Op 6 januari 2020 heeft eiseres melding gemaakt van een toename van haar beperkingen binnen vijf jaar (24 juni 2019) na afwijzing van haar WIA-aanvraag per
19 januari 2015. Eiseres stelt dat zij toegenomen beperkingen heeft vanaf 24 juni 2019 door psychische klachten. Tevens is zij toegenomen beperkt per 23 december 2019 vanwege fysieke klachten.
1.4.
Met het besluit van 15 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres geen WIA-uitkering krijgt, omdat de mogelijkheden om te werken niet minder zijn geworden.
1.5.
Met het besluit van 25 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Er is volgens het Uwv geen reden om meer beperkingen aan te nemen per 24 juni 2019 dan wel per 23 december 2019. De functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 12 juni 2018 die bij de tweedejaars Ziektewet-beoordeling is opgesteld blijft van toepassing. Dat betekent dat het besluit van 15 september 2020 niet wijzigt.
1.6.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Het Uwv is met bericht vooraf niet verschenen.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of eiseres arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een toename van beperkingen wegens dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na een eerdere WIA-keuring (19 januari 2015). Volgens het Uwv is dit niet het geval. Volgens eiseres is zij inmiddels volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. De rechtbank begrijpt de aanvraag van eiseres als een beroep op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid, de zogeheten Wet Amber. Dit is neergelegd in artikel 55, eerste lid, sub b, aanhef en onder 1, van de Wet WIA. Dit artikel bepaalt dat indien op de eerste dag na afloop van de wachttijd geen recht op een uitkering op grond van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, alsnog recht op die uitkering ontstaat met ingang van de dag dat de verzekerde wel (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt, indien hij op de dag hieraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Op grond van het derde lid van dit artikel kan dit recht niet later ingaan dan vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd.
Is de medische beoordeling juist?
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel. Volgens eiseres heeft zij recht op een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) en is de Wet Amber van toepassing, omdat haar klachten met de jaren zijn verergerd. Haar psychische klachten zijn vanaf 24 juni 2019 toegenomen en haar fysieke klachten per 23 december 2019. Hierdoor is zij energetisch beperkt. Eiseres heeft een verstoorde nachtrust, is vermoeid (onder andere door de medicatie) en heeft een verminderde concentratie. De klachten van eiseres wijzen in de richting van een depressieve stoornis. Daarnaast is sprake van een paniekstoornis met beginnende agorafobie klachten. Ook heeft eiseres een ernstige vorm van angststoornis. Ten aanzien van de fysieke klachten geeft eiseres aan dat zij diabetes, astma, fibromyalgie en familiaire mediterrane fever (FMF) heeft. Als gevolg hiervan heeft zij hevige hoofdpijn, kortademigheid, benauwdheid, energieverlies en pijn. Verder heeft eiseres chronische pijnklachten, met name in haar borst, spieren, schouders, armen, handen, nek en hoofd. Zij kan haar hoofd beperkt bewegen en maximaal 5 tot 10 minuten in dezelfde houding zitten. Eiseres kan geen huishouden en boodschappen doen en stress veroorzaakt bij haar hevige hoofdpijn. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de rapportages van haar huisarts, haar behandelaren van I-Psy, haar fysiotherapeute en haar revalidatiearts. Vanwege deze klachten acht eiseres zichzelf niet in staat om te werken.
5. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat buiten twijfel dient te staan dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak, wil het bepaalde in artikel 55 van de Wet WIA niet van toepassing zijn. Daarbij rust de bewijslast in beginsel op degene die stelt dat er geen causaal verband is. [1] Gelet op deze rechtspraak dient te worden beoordeeld of het Uwv erin is geslaagd om aan te tonen dat buiten twijfel staat dat de psychische en fysieke klachten van eiseres niet voortkomen uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan zij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid.
De fysieke klachten.
6. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 september 2015 blijkt dat eiseres bekend is met fibromyalgie, een chronische pijnstoornis en diabetes mellitus. Als gevolg van deze klachten heeft eiseres nog steeds pijnklachten van gewrichten en spieren. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat deze klachten zijn toegenomen. Dat legt zij als volgt uit. In 2015 werd al gesproken over een mogelijke behandeling van de pijnklachten met een multidisciplinair programma, met onder andere een revalidatiearts en een psychiater. In 2018 lijkt een verklaring lijkt te zijn gevonden voor (een deel van) de pijnklachten, omdat toen de diagnose FMF is gesteld. FMF is een familiaire aandoening, die gepaard gaat met koortsaanvallen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert in zijn rapportage van 21 januari 2021 dat eiseres voor deze aandoening sindsdien medicatie krijgt, waardoor de aandoening beheersbaar is geworden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen en merkt volledigheidshalve op dat deze conclusie overeenstemt met de informatie uit de rapportage van arts L. Berkhout van 12 juni 2018. Eiseres heeft toen bij de arts van het Uwv aangegeven dat zij hiervan een goed effect ervaart, omdat de aanvallen minder frequent voorkomen. Daarnaast heeft eiseres al jaren diabetes mellitus type 2. Weliswaar is die diagnose volgens eiseres niet goed vastgesteld, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt in zijn rapportage van 21 januari 2021 vast dat de huisarts hierover niets heeft vermeld in zijn brief van 27 juli 2020. De rechtbank kan deze conclusies volgen, omdat zij in overeenstemming zijn met de gepresenteerde medische informatie. Verder heeft eiseres astma, waarvoor zij indien nodig medicatie gebruikt. Ook hiervan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat sprake is van een toename van fysieke klachten. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
De psychische klachten.
7. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 september 2015 worden geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor ernstige psychopathologie in engere zin. In de FML van 9 januari 2015 is eiseres enigszins beperkt geacht in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. Zij is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken (1.9.7.). Verder kan zij beperkt een conflict hanteren met agressieve of onredelijke mensen, uitsluitend telefonisch of schriftelijk (2.8.1). en geldt een beperking ten aanzien van beroepsmatig autorijden in verband met bijwerkingen van medicatie (2.12.6.).
8. Bij de hier voorliggende Amber beoordeling concludeert de primaire verzekeringsarts in zijn rapportage van 14 september 2020 dat eiseres na 2015 is gediagnosticeerd met een depressieve diagnose. Destijds zijn beperkingen met betrekking tot persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen in verband met verergering van klachten bij stress. De primaire verzekeringsarts concludeert dat geen sprake is van toename van beperkingen wegens dezelfde ziekteoorzaak.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert in de rapportage van
21 januari 2021 dat in de WIA-rapportage uit 2015 vrijwel dezelfde klachten worden beschreven. De rechtbank overweegt dat in de rapportage van 9 september 2015 van verzekeringsarts bezwaar en beroep Gouw wordt vermeld dat er geen duidelijke aanwijzingen waren voor ernstige psychopathologie in engere zin, terwijl uit de informatie van de behandelaren van I-Psy van eiseres uit 2018 en 2019 duidelijk blijkt dat inmiddels sprake is van angstklachten en een depressieve stoornis. Ook wordt gesproken over een paniekstoornis met beginnende agorafobie klachten. Dat duidt op een toename van de psychische klachten. De rechtbank stelt evenwel vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de informatie van de behandelaren van I-Psy bij zijn beoordeling op 21 januari 2012 wel rekening heeft gehouden. De rechtbank begrijpt het standpunt van deze arts aldus dat er wel een toename wordt aangenomen van de psychische klachten van eiseres uit dezelfde ziekteoorzaak, die ook meer beperkingen met zich meebrengen ten opzichte van de FML van 9 januari 2015. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat er mogelijk angstklachten bij gekomen zijn. Op grond van de huidige klachten acht deze arts geen reden om meer beperkingen aan te nemen per 24 juni 2019 dan wel 23 december 2019 dan in 2018 is gesteld in het kader van de tweedejaars ziektewetbeoordeling. In die FML van 12 juni 2018 zijn aanvullende beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren, naast de beperkingen die in 2015 al zijn aangenomen. Eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, zij kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud (1.9.5) en zij is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico (1.9.9). In de rubriek sociaal functioneren is eiseres aanvullend beperkt geacht ten aanzien van samenwerken met anderen en alleen met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak ( 2.9.1). Verder constateert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het revalidatietraject bij Medinello pas in 2020 wordt geëffectueerd, zodat dit buiten de Amber beoordeling valt, omdat die beoordeling tot 19 januari 2020 loopt.
10. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsarts bezwaar en beroep alle beschikbare medische informatie heeft betrokken bij zijn oordeel en ook eiseres heeft gesproken op een digitale en telefonische hoorzitting op 12 januari 2020. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusies die deze arts heeft gerapporteerd. Eiseres stelt dat zij meer en volledig beperkt moet worden geacht vanwege haar klachten per 24 juni 2019 en 21 december 2019, maar daar heeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor. Dat eiseres mogelijk zelf een andere beleving heeft van haar mogelijkheden maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
11. Op de zitting heeft eiseres gewezen op het ontbreken van een arbeidskundige beoordeling in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de aanvullende beperkingen uit 2018 overgenomen die hebben geleid tot een aangepaste FML ten opzichte van de FML van 9 januari 2015. In dat geval is een arbeidskundige beoordeling aangewezen.
12. De rechtbank overweegt dat beoordeeld moet worden of eiseres met de toegenomen beperkingen, zoals verwoord in de FML van 12 juni 2018, in staat is arbeid te verrichten. De rechtbank wijst erop dat dat die arbeidskundige beoordeling ook is gemaakt. In de rapportage van 30 juli 2018 staat ook vermeld dat er een arbeidskundige herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat eiseres geschikt is geacht voor de functies medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) en productiemedewerker (sbc-code 111180). De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat deze functies ongeschikt zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
13. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:394.